• No results found

Bron: RIVM

per vierpositie postcodegebied 0 - 100 100 - 150 150 - 200 200 - 250 > 250 RAV-regio's

Figuur 5: Gemiddeld aantal spoedritten per 1.000 inwoners per postcodegebied in de periode 2008-2011.

Aantal spoedritten per 1.000 inwoners

Bron: RIVM

per vierpositie postcodegebied met rijtijd >12 minuten 0 - 100 100 - 150 150 - 200 200 - 250 > 250 RAV-regio's

Figuur 6: Gemiddeld aantal spoedritten per 1.000 inwoners per postcodegebied in de periode 2008-2011 voor de gebieden waarvoor de rijtijd vanaf

Tabel 6: Plaatsen met gemiddeld meer dan 100 spoedritten per jaar met meer dan 12 minuten rijtijd vanaf een standplaats van het referentiekader-2008.

Nr. Plaatsnaam Gemeente Gemiddeld

aantal spoedritten per jaar Rijtijd (minuten) 1 Kerkrade Kerkrade 391 12,5(1) 2 Landgraaf Landgraaf 390 12,3 3 Eelde Tynaarlo 340 12,7 4 Sint-Oedenrode Sint-Oedenrode 291 12,0 5 Schoorl Bergen (NH) 271 12,7 6 Baarle-Nassau Baarle-Nassau 267 15,9 7 Olst Olst-Wijhe 264 13,5 8 Dinxperlo Aalten 250 12,7 9 Puttershoek Binnenmaas 239 12,9 10 Hengelo (Gld) Bronckhorst 232 12,7 11 Millingen aan de Rijn Millingen aan de Rijn 224 14,3 12 Brunssum Brunssum 208 12,5 13 Ossendrecht Woensdrecht 196 12,5 14 Huizen Huizen 183 12,7(1) 15 Vollenhove Steenwijkerland 179 12,0 16 Oude-Tonge Oostflakkee 171 14,1 17 Schinveld Onderbanken 160 13,3 18 Obdam Koggenland 145 12,3 19 Maasvlakte Rotterdam Rotterdam 144 21,1 20 Oost West en Middelbeers Oirschot 135 13,2 21 Arcen Venlo 135 14,1 22 Putte Woensdrecht 128 13,5 23 Otterlo Ede 127 12,6 24 Emst Epe 125 13,4 25 Alphen (NB) Alphen-Chaam 117 14,0 26 Aalden Coevorden 115 12,1 27 Makkum (Fr) Súdwest Fryslân 114 13,5 28 Harskamp Ede 110 13,8 29 Spanbroek Opmeer 109 12,3 30 Breugel Son en Breugel 108 12,7 31 Hoogwoud Opmeer 105 12,3 32 Westkapelle Veere 103 13,1 Noot (1): De rijtijd is de gemiddelde rijtijd over twee postcodegebieden.

De gebieden die hier buiten bereik (meer dan 12 minuten rijtijd) van de spreiding van het referentiekader liggen, zijn in Tabel 6 gegroepeerd naar plaatsnaam. Dit overzicht geeft de plaatsen met gemiddeld meer dan 100 spoedritten per jaar in de periode 2008-2011. In bijna alle gevallen gaat het per plaatsnaam om één postcodegebied dat buiten bereik ligt en een hoog aantal spoedritten heeft. Uitzonderingen hierop zijn Kerkrade en Huizen, daar betreft het twee postcodegebieden. De meeste gebieden hebben een rijtijd tussen 12 en 15 minuten, en liggen daarmee net buiten het bereik van het referentiekader. Uitzondering hierop is de Maasvlakte in Rotterdam. Dit gebied heeft met 21 minuten rijtijd een veel groter bereikbaarheidsprobleem dan de overige plaatsen. In de praktijk heeft de RAV Rotterdam-Rijnmond een ambulance op de Maasvlakte gestationeerd, maar omdat die buiten de reguliere paraatheid valt, is deze niet in onze analyses meegenomen.

De gebieden in Figuur 6 met een hoge rijtijd vanaf een standplaats van het referentiekader hebben twee gevolgen voor het referentiekader. Ten eerste

moet worden overwogen om de doelstelling van de spreiding van het referentiekader te wijzigen en meer te laten aansluiten bij gebieden waar de incidenten plaatsvinden. Ten tweede moet worden gezocht naar mogelijkheden om gebieden die net buiten bereik liggen toch binnen bereik te krijgen.

Mogelijkheden hiervoor liggen op het gebied van een andere spreiding van standplaatsen en ambulances.

Gemiddelde rijtijden A1-inzetten

Als we kijken naar de uitvoering van de ambulancezorg en we willen

probleemgebieden definiëren vanuit die invalshoek, is een logische definitie van een probleemgebied de volgende: een probleemgebied heeft veel lange rijtijden

en een groot aantal overschrijdingen. We brengen in een eerste stap de

gemiddelde rijtijden voor het A1-vervoer in beeld. Hiertoe zijn alle A1-inzetten in de periode 2009-2011 geselecteerd. Het jaar 2008 is uit de analyse gelaten omdat de postcodes van het incident (‘afhaaladres’) in dat jaar niet voldoende gevalideerd konden worden. Van de selectie van ritten zijn vervolgens alleen ritten geanalyseerd met een valide rijtijd, conform de meetplannen van AZN die ook worden toegepast in de sectorrapporten Ambulances in-zicht. Als laatste stap zijn alleen die gebieden geselecteerd waar meer dan tien ritten zijn

uitgevoerd in de periode 2009-2011. We kijken hier naar de rijtijd, zonder meld- en uitruktijd.

Figuur 7 toont de gemiddelde rijtijden voor A1-urgentie. In de oranjerode gebieden is de gemiddelde rijtijd boven de 12 minuten. Deze gebieden liggen veelal langs de Nederlandse grens, langs de kust of op de grens van RAV- regio’s. Er zijn echter ook enkele gebieden die in het midden van een RAV-regio liggen. De grijze gebieden zijn risicogebieden, omdat de gemiddelde rijtijd hier tussen 10 en 12 minuten is. In de uitvoering van de ambulancezorg zijn dit risicovolle gebieden omdat een verlengde meld- of uitruktijd voldoende is om een overschrijding te hebben. In Figuur 7 is geen rekening gehouden met assistentie vanuit de buurlanden België en Duitsland. De inzetten vanuit deze landen zijn niet beschikbaar in de ritgegevens die in de kaart zijn gebruikt. Omdat deze informatie ontbreekt, is niet te zeggen welk effect deze buitenlandse inzetten hebben op de gemiddelde rijtijd. Een buitenlandse

ambulance kan ingezet worden als er geen Nederlandse ambulance beschikbaar is en de buitenlandse ambulance een kortere responstijd heeft dan een

Nederlandse. Maar het effect op de gemiddelde rijtijd in de grensgebieden waar deze inzetten plaatsvinden, hangt af van het aantal inzetten in de betreffende periode.

Figuur 8 laat het percentage overschrijdingen van de 15-minuten responstijd zien per vierpositie postcode. Een groot aantal overschrijdingen vindt plaats binnen het gebied dat binnen 12 minuten kan worden bereikt vanaf een standplaats. Mogelijke oorzaken van deze overschrijdingen liggen in een tekort aan capaciteit of in lange meld- en/of uitruktijden. Capaciteitsproblemen komen voort uit een onjuiste afstemming van capaciteit op de gelijktijdigheid van ritten.

Betekenis voor het referentiekader

Voor het referentiekader betekent dit dat onderzocht moet worden of de capaciteitsberekeningen voor spoedritten beter kan aansluiten bij de vraag. Nu zijn deze capaciteitsberekeningen op RAV-niveau. Het uitvoeren van

capaciteitsberekeningen op het niveau van standplaatsen zou mogelijk het referentiekader wat dit betreft kunnen verbeteren. De gevolgen hiervan op de benodigde capaciteit zijn echter in dit onderzoek niet onderzocht.