• No results found

DEEL 4 ARCHEOLOGISCHE ONDERZOEKSRESULTATEN

4 Sporen van landgebruik uit de nieuwe tijd

4.1 Algemene omschrijving

Over het volledige onderzoeksterrein werden diverse sporen aangetroffen van recente tot mogelijk 16de eeuwse datering. De overgrote meerderheid hiervan waren recent gedempte grachten, o.a. Sp 94 (= Sp 241 = Sp 107), Sp 210, etc. Deze grachten gaan echter in oorsprong terug tot de overgang van de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd. Ze maken immers deel uit van een perceleringssysteem dat sinds de laatste ontginningsfase in de 15de-16de eeuw grotendeels ongewijzigd bleef. De percelen waren georiënteerd op de straten/ontginningsassen, zoals ook duidelijk merkbaar is op de Kabinetskaart van Ferraris.

Naast deze grachten werden eveneens over het hele onderzoeksgebied verschillende rechthoekige en ronde, ondiepe paalsporen aangetroffen.

4.2 Elementen van landschapsindeling

4.2.1 Paalsporen

Het merendeel van de paalsporen bevindt zich in de westelijke zone van het projectgebied. Het betreft scherp afgelijnde donkerbruine tot bruinzwarte ronde tot vierkante paalsporen met een vrij compacte vulling. In deze vulling bevond zich recent afval, o.a. plastic. Binnen deze recente sporen is een duidelijk moderne omheining te herkennen die nog gedeeltelijk aansluit bij een nog bestaande omheining van de huizen ten westen van het projectgebied. De sporen die deel uitmaken van deze structuur werden niet verder onderzocht daar deze archeologisch niet relevant zijn.

Figuur 4.1 Aanduiding van een recente palenrij (magenta) welke aansluit bij een moderne, nog functionerende, omheining in zone D.

4.2.2 Grachten

4.2.2.1 Spoor 94 (= Sp 241, = Sp 107)

Het onderzoeksgebied onderworpen aan het vervolgonderzoek wordt centraal doorsneden door één grote gracht. Aan deze structuur werden aanvankelijk drie spoornummers toegekend daar het bij het aanleggen van het archeologisch vlak niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat het één spoor betrof.

Deze afbakeningsgracht (fig. 11.2) is terug te vinden in het zuidelijk opgravingprofiel en kent een noord-zuid oriëntatie tot ca. het midden van het opgravingsgebied, waar de gracht een knik van 90° maakt en continueert in een oost-west oriëntatie die ook hier tot de grenzen van het projectgebied loopt. De gracht kon in totaal over 134m gevolgd worden. De gracht kent een variabele breedte en diepte. De gemiddelde breedte bedraagt ca. 1,5m, maar op sommige plaatsen bereikte ze breedtes van ca. 2m. Westwaarts neemt de gracht sterk af in

Figuur 4.2 Vroegmoderne gracht Sp 94: vlakfoto zone B (boven ) en zone D (onder).

breedte, tot een gemiddelde van 0,60m. In doorsnede was de gracht overwegend U-vormig en uitermate scherp afgelijnd. Dit doet vermoeden dat deze gracht in recente tijden machinaal werd uitgediept. De opvulling van de gracht bestond uit een humeus donkergrijs tot bruingrijs zandlemig pakket, vermengd met bouwpuin. De gemiddelde diepte bedroeg ca. 1,50m; de maximale diepte ter hoogte van de oostelijke grens van het projectgebied bedraagt < 2m. In deze structuur bevindt zich spoor Sp 125: een recent aandoend spoor waarin dierlijk botmateriaal, afkomstig van een konijn, werd aangetroffen.

Figuur 4.3

Coupe tekening van de vroegmoderne gracht Sp 94 in zone A.

4.2.2.2 Spoor 210

Ter hoogte van de westelijke bovengrens van zone E werd een perceelsgreppel aangesneden die een noord-zuid oriëntatie kent. Het is niet duidelijk of deze greppel in verband staat met het hierboven beschreven spoor.

Tot voor kort was deze greppel nog in gebruik als een afwateringssysteem binnen de onderzochte velden. In deze greppel werd dan ook recent afval aangetroffen. Verder kenmerkt dit spoor zich door een hoge mate van bioturbatie door planten, struiken en bomen. Daar de recente aard van dit spoor ontegensprekelijk was, is dit niet verder onderzocht door middel van coupes.

Figuur 4.4 Spoor 210 in zone E: vlakfoto. 92

4.3 Materiële cultuur

In de hierboven beschreven sporen, evenals in de zone van ca. 1 m meter omheen spoor 94, werd een groep scherven aangetroffen die op verschillende plaatsen gestort werden in de gracht (cf. figuur 4.5). Beide ‘stortgroepen’ vertonen eenzelfde samenstelling, waardoor deze als één geheel zullen worden besproken.

Het aangetroffen aardewerk reflecteert huiselijke activiteiten. Het betreft een kwantitatief beperkte groep die een gelijkmatige verdeling van verschillende aardewerkgroepen en functionele categorieën laat zien (cf. figuur 4.5 en 4.6). De functionele categorieën kunnen herleid worden tot borden en keukenwaar. Qua diagnostisch materiaal dienen een aantal randscherven te worden vermeld, die o.a. behoren tot de Noord-Franse geel geglazuurde voorwerpen. Deze types komen in onze streken reeds voor vanaf de 12de eeuw, maar zijn dominant aanwezig in de 15de en in hoofdzaak 16de eeuw. Het betreft ondermeer de types: TG 53a (LV 25), TG 53 (LV 26 en 28) en TG 55 (LV 64 en LV 69) (De Groote, K. 2008).

Figuur 4.5 Aardewerk aangetroffen in gracht Sp 94, V 96 (linksboven), V 26 (rechtsboven) en andere materiaalcategorieën uit Sp 94 (V 58).

Figuur 4.6 Vroegmodern aardewerk aangetroffen op de site ter hoogte van de Hondekensmolenstraat – Katteboomstraat.

Naast aardewerkfragmenten zijn talrijke fragmenten van witte niet-versierde pijpenkopjes en – steeltjes aangetroffen (cf. figuur 4.7 en 4.8). Deze kennen een witte klinkend harde bakking. In de pre-17de eeuw was dit type pijpjes in gebruik beperkt tot zeelui, soldaten en studenten (Oost, T. 1986: 19-23). Vanaf de 17de eeuw werden deze “kleipijpjes” echter gemeengoed voor de lagere sociale klassen (Van der Meulen 1999:311).

Figuur 4.7 Tekening van een vroegmodern pijpenkopje aangetroffen op de site.

Figuur 4.8 Fragmenten van pijpen met gebruikssporen, aangetroffen bij het aanleggen en het opschaven van het vlak (V 32, V 41, V 73, V 88, V 99).

4.4 Synthese

De informatie over de site Hondekensmolenstraat in Izegem tijdens de nieuwe tijden was quasi net zo beperkt als wat beschikbaar was voor de middeleeuwse periode. De meeste historische bronnen handelen over de Vlietplas en Vlietmans hofstede (cf. punt 5.2.1). Deze informatie beschrijft echter in hoofdzaak gebouwen en eigendomsrechten uit de omgeving van de site. Gegevens betreffende het landschap, de nabijheid van bos of rivieren worden niet aangehaald.

Uit de historische cartografie kunnen we afleiden dat het grootste deel van het projectgebied gedurende de late middeleeuwen en de nieuwe tijd functioneerde als wei- en akkerland. De afwezigheid van nederzettingssporen op onze site kan dit bevestigen. De aanwezigheid van de grachten bevestigen de percelering zoals weergegeven op de kabinetskaart van Ferraris (cf. punt 5.3.1). Deze grachten werden in het verleden gebruikt als ‘stortplaats’ van afval waarvan de lokale mensen zich wilden ontdoen. Dit verklaart de aanwezigheid van huis- & keukenaardewerk op twee locaties in en in de nabije omgeving van de grachten.

In het algemeen kan worden gesteld dat het projectgebied weinig verandering heeft ondergaan, zoals zichtbaar op een recentere kadasterkaart.