• No results found

3 Historische gegevens

3.2 Historische bronnen

De archeologische bronnen over de directe evenals de ruimere omgeving van het projectgebied zijn vrij beperkt. Eenzelfde trend lijkt zich door te zetten voor wat betreft de historische bronnen met betrekking tot het projectgebied en zijn directe omgeving20. Het is slechts vanaf de late middeleeuwen dat informatie uit de archieven opgediept kan worden. Deze informatie is enerzijds beschikbaar via akten en landboeken (cf. punt 3.2.1), anders via cartografische bronnen (cf. punt 3.3).

3.2.1 Bronvermelding uit de omgeving

De historische gegevens hebben in hoofdzaak betrekking tot Vlietmans Hofstede en zijn bijhorende Vlietplas, dewelke zich net ten noordoosten van het projectgebied bevond (cf. toponymische kaart,). Deze boerderij of hoeve was een duidelijk referentiepunt in het Izegem van de nieuwe tijd en deze kende een lange traditie van bewoning. In het landboek van 1653 (cf. infra), wordt deze omschreven als de oudste hofstede van het dorp. Van direct van belang voor onze site, is de vermelding van een kelder, behorend tot deze hoeve.

17 De etymologische betekenis zou luiden als: ‘woningen van de lieden van Iso’ (cf. inventaris bouwkundig erfgoed ID 21729). De huidige schrijfwijze als ‘Izegem’ is gehanteerd vanaf ca. 1903.

18 De Franse Revolutie bracht de doodsteek toe aan het Ancien Régime.

19 Deze bloeiende nijverheid ondervindt in 1452 een regressie na de verwoesting van de markthal door de Gentenaren in het raam van een politiek-economisch conflict met de stad Gent. Filips de Goede, hertog van Bourgondië, zal deze hal snel terug laten heropbouwen.

20Historische informatie met betrekking tot het projectgebied, is mogelijk gemaakt door de Heemkundige kring Ten Mandere. 31

Eene mersch groot met al hueren toebehoorten een vyf hondert lettel min of meer…ligghende inde prochie van Yseghem onder tvoorseyde heerscip. In een jeghenode ghenaemt vlietmans oost vander kerke van Yseghem.

Bron: Stedelijk Archief Izegem, Charters Dis, 1514 (oudste vermelding21)

Een bijhorend kaartje geeft aan waar deze niet nader beschreven noch gedefinieerde kelder zich moet hebben bevonden. Indien dit document wordt gegeorefereerd, rekening houdend dat de verschaling van de oorspronkelijke schets vermoedelijk niet correct is, kan niettemin worden aangenomen dat deze kelder zich centraal binnen het plangebied bevindt.

Vlietmans hofstede

Een hapte sticke lants met noch een hapte ouste hofstede noort daer aen ghenamt vlidtmans hofstede.

Vlietplas

De str(aete) leedende vande Linde naer den vlidt plasch De kelder22

Een sticke lants ghenaemt de celdere (nr. 124/722) Een sticke lants ghenaemt oock den celdere (nr. 723)

Bron: landboek van 1653

Ten noorden van de hoeve bevinden zich de slagmeersen, wier toponiem “meersen” duidt op de aanwezigheid van een moeras of een laaggelegen gebied. Deze zone boven het projectgebied kan landschappelijk geïnterpreteerd worden als een “verland moeras” of een zone die op regelmatige tijdstippen onder water kwam te staan23. Deze strook is op cartografische bronnen (cf. punt 5.3) tot en met 1934 duidelijk aanwezig in het landschap.

Het ‘Goed Ter Elst’, eveneens gekend als de ‘Roode Poort’, die zich ten noordwesten van het projectgebied bevindt, is evenzo uitvoerig gedocumenteerd in de historische bronnen. De oudste vermelding van dit goed duikt op in een pachtcontract van 1408. De uiteindelijke hoeve werd vermoedelijk opgetrokken begin 18de eeuw (cf. DIBE – ID 51200), door de kasteelheer van Ingelmunster op de gronden van het “Leen en de Heerlijkheid ter Elst”. De eerste aanduiding van deze structuur vinden we op de Ferrariskaart ( 1770-1778 – cf. punt 5.3.1). Op de Poppkaart (ca. 1850 – cf. punt 5.3.4) is deze deels omwald. Het kan niet hard gemaakt worden dat deze hoeve inspraak had op de gronden die onderdeel uitmaken van het onderzoeksgebied.

3.2.2 De Hondekensmolen

De Hondekensmolenstraat, een gebogen lang tracé tussen de huidige Kortrijkse- en Hulstsestraat, is genaamd naar de Hondekensmolen die zich aan het begin van deze straat bevond (cf. 4.3.4). De oudste bron die deze molen vermeldt, betreft een belastingscohier uit 1577.

21 Dit gebied maakt deel uit van het vooronderzoek, uitgevoerd in het voorjaar van 2011.

22 De verwijzing naar de kadastrale percelen is overgenomen in een latere versie het jaarboek en is later samengevoegd met de Popp-kaart (cf. infra). Op deze kaart komt deze overeen met: Popp-kaart sectie B nr. 436 en 452.

23 In het huidige landschap zijn deze niet meer te herkennen.

32

Pieter de hondt, fs. Loonis pacht jeghens joncvrauwe Marie van Schoonvelde een cooren meulen een perde meulen, ghesesyt de schoonvelt meulen up tleen ‘Ter Elst’ voor 144 p.p.

(Stedelijk Archief Izegem, belastingscohier 1577)

Uit deze nota kan worden afgeleid dat de ‘Schoonvelde meulen’, later hernoemd als ‘Hondekensmolen’ (cf. infra; Inventaris Bouwkundig Erfgoed ID 7306) toebehoorde aan de jonkvrouw Marie van Schoonvelde. Deze dame verhuurde de molen voor 144 p.p. aan een zekere Pieter de Hondt, aan wie de molen zijn latere naam vermoedelijk te danken heeft. Het goed ‘Ter Elst’, waarvan sprake in bovenstaand document, fungeerde als de zetel van het gelijknamige achterleen van de Heren van Izegem. Later werd het omgedoopt tot de historische hoeve ‘Roode Poort’, waarvan de molen nog lange tijd deel uitmaakte (cf. Inventaris bouwkundig Erfgoed ID 21729).

Dankzij talrijke gedetailleerde notariële akten kunnen we de geschiedenis van de molen gedetailleerd weergeven. Op het einde van de 16de eeuw komt het goed ‘Ter Elst’ in handen van de kinderen van wijlen Antheunis Reynaert; 36 jaar later, in 1623, wordt Charles Terrier de nieuwe eigenaar van de molen. De bronnen omtrent de molen worden na deze melding even stil, maar in het ‘Landbouck van Iseghem’ vinden we in 1746 Elarius Terrier terug als moleneigenaar, waaruit we kunnen afleiden dat het goed lange tijd in handen van deze familie is gebleven.

In de periode 1756-1757 werd de Hondekensmolen verbouwd/herbouwd, afgaand op de zogenaamde ‘molenstake’, die volgend opschrift vermeldde: ‘aL Door GoDs gratIe Is Desen staeCke nu opgerICht’,

met in de binnenbalk de inscriptie ‘M.F. (Me Fecit) 1757’24. Tot 9 augustus 1823 blijft deze molen eigendom van de familie Terrier, waarna de hofstede met de korenwindmolen eigendom wordt van de Izegemse advocaat Gaspar Maes (cf. RAK notaris P.A. Coucke, pak 19 akte nr. 101). Voor een jaarlijkse pacht van 246,85 fl. wordt deze verhuurd aan Eugenius Dejonghe.

Vermoedelijk bleef deze korenwindmolen in gebruik tot deze afbrandde in 1900 (cf. Inventaris bouwkundig erfgoed, ID 7306). Hierna werd de molen niet meer heropgebouwd.

3.2.3 Vanhaverbeke’s kapel

Op de hoek van de Hondekensmolenstraat en de Katteboomstraat kan tot op vandaag een kapelletje worden teruggevonden25. Niettegenstaande dit kleine religieuze gebouw er reeds lange tijd staat, is er zeer weinig historische informatie voorhanden over deze structuur. Het is dan ook niet duidelijk aan wie deze kapel exact is gewijd en in hoeverre deze doorheen de jaren een ander zicht heeft gekregen. De kapel is enkel in een akte uit januari 1928 terug te vinden, bij het omschrijven van de goederen van de familie Vanhaverbeke26. Een zoektocht op de Atlas der Buurtwegen heeft uitgewezen dat er in de buurt van de Katteboomstraat een gelijknamige hoeve terug te vinden is. Meer informatie betreffende deze structuur kond niet achterhaald worden.

3.3 Cartografie

3.3.1 Ferrariskaart

In opdracht van Keizerin Maria-Theresia en Keizer Jozef II werden de Oostenrijkse Nederlanden gekarteerd onder leiding van generaal Joseph-Jean-François graaf de Ferraris (1726 -1814). Deze eerste systematische grootschalige topografische kartering op schaal 1:11 520 (1771 – 1778) leidde tot een veelkleurige handschriftkaart –Kabinetskaart genaamd – in drie exemplaren, waarvan de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel er één bezit.

De voorstelling van de bebouwing gebeurde in een aantal klassen. Waar in de stedelijke gebieden volledigheid onmogelijk was, werden in de rurale zones de individuele fysische elementen van het landschap gedifferentieerd. Het bodemgebruik werd voorgesteld in een beperkt aantal klassen, waarbij

24 Deze informatie is verkregen uit de gemeentearchieven van Izegem, via de heemkundige kring ‘Ten Mandere’. De vertaling van de inscriptie luidt: ‘Door gods gratie is deze molen [paal] opgericht. Ik werd gemaakt in 1757).

25 Het betreft de kapel op het kadaster van Izegem sectie C, nr. 412b en 412e.)

26 Deze informatie werd ons ter beschikking gesteld door de heemkundige kring ‘Ten Mandere’.

33

het militaire nut van de klassen duidelijk is (bossen al dan niet met kreupelhout, bebouwde-onbebouwde gronden, hagen,…)

De memoires van toelichting geven verder commentaar over de teelten en het potentiële bodemgebruik. Daarnaast besteedt de kaart aandacht aan het wegennet, waarbij de memoires van toelichting de seizoensgebonden bruikbaarheid beschrijven. De mijnbouw en industriële verwerking wordt in kaart gebracht met toelichtingen in de memoires (http://www.ngi.be).

Het terrein dat onderwerp is van het archeologisch vooronderzoek (zwart) en het archeologisch vervolgonderzoek (paars) bevindt zich over meerdere percelen die een andere invulling kennen. De zuidelijke grens van het projectgebied – de huidige Hondekensmolenstraat – stemt grosso modo overeen met een weg die reeds aanwezig was. De noordelijke grens van het projectgebied snijdt verschillende structuren, die in de komende paragrafen zullen worden uitgediept.

De noordoostelijke hoek van het projectgebied raakt net de hoek van een bewoningssite op deze 18de eeuwse kaart. Het is niet met duidelijkheid vast te stellen of we te maken hebben met een erf of met een schuur, die eventueel toebehoorde aan het erf aan de overzijde van de huidige Hondekensmolenstraat. Centraal binnen het projectgebied is eveneens bewoning aanwezig. Het lijkt te gaan om een alleenstaand huis of een schuur zonder erfafbakening of afgebakende tuin.

Tussen het centrale onderzoeksgebied en de westelijke grens, bevindt zich een dreef met aan beide zijden een bomenrij. Deze dreef staat in verband met twee gelijkaardige wegen die een trapezium vormen en verbonden zijn met de huidige Hondekensmolenstraat. In het hedendaagse landschap zijn geen sporen van deze dreef terug te vinden; nochtans is deze landweg tot in 1969 op kaarten gedocumenteerd (cf. punt 5.3.5)

Het landschap van het projectgebied kenmerkt zich in de 18de eeuw als een vrij open landschap, met de aanwezigheid van wei- en akkerlanden en slechts sporadisch tekenen van bewoning. Ten noordwesten van het onderzoeksgebied bevindt zich een omwald erf, dat zich situeert op het einde van de huidige Prinsdomlaan. Ten noordoosten van het onderzoeksgebied bevindt zich een boomgaard en/of park, een ‘groene zone’ die onmiddellijk in het oog springt bij het bekijken van de kaart. Dit perceel, eveneens afgebakend door middel van een bomenrij, kenmerkt zich door de aanwezigheid van bomen en struiken evenals een grasveld. In de zuidoostelijke hoek tenslotte bevindt zich eveneens een groot erf met een boomgaard.

De Hondekensmolenstraat is genaamd naar de Hondekensmolen die zich aan het begin van deze straat bevond (cf. figuur 3.1), ten westen van het weergegeven onderzoeksgebied. Op de hoek van de Hondekensmolenstraat met de dreef die later de Katteboomstraat zal worden, bevindt zich een klein gebouwtje. Op basis van latere kaarten is dit (een voorloper van) een kapelletje dat tot op vandaag de hoek van beide straten siert.

Figuur 3.1 Uitsnede

Ferrariskaart met aanduiding onderzoeksgebied (Koninklijke Bibliotheek van België 2011).

Figuur 3.2 Ruimere Ferrariskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Koninklijke Bibliotheek van België 2011).