• No results found

HOOFDSTUK 2. TUSSEN SPOOK EN SPOKEN

2.4 Spoken, tussen leven en dood

Het ondermijnen van de lineaire gang van de tijd bevraagd ook het meest wezenlijke aan het verwijlen van de tijd, de gang van leven naar dood. Niet dat Derrida in een bepaalde wederopstanding uit de doden gelooft, maar zijn conceptuele analyse van een tijd die uit zijn voegen is zet wel het westerse denken over leven en dood op zijn kop. Het vraagstuk van ‘het begin’ of het origineel is hiervoor essentieel. “A ghost never dies, it remains always to come and to come back.”117 Het leven wordt over het algemeen beschouwd als het begin, het verhaal van

de mens begint met leven. Het verhaal van het spook begint echter met de dood, of eigenlijk met de terugkeer uit de dood. Dat wil zeggen, het spook begint op de grens tussen leven en dood. De vraag naar de dood, hangt voor Derrida weer nauw samen met de vraag naar het leven. Het boek Specters of Marx wordt omsloten door deze vraag: “Someone, you or me, comes forward and says: I would like to learn to live finally.”118 De vraag naar hoe te leren leven is een

vraag naar de dood en andersom. Zo legt Derrida uit:

But to learn to live, to learn it from oneself and by oneself, all alone, to teach oneself to live (“I would like to learn to live finally”), is that not impossible for a living being? Is it not what logic itself forbids? To live, by definition, is not something one learns. Not from oneself, it is not learned from life, taught by life. Only from the other and by death. In any case from the other at the edge of life. At the internal border or the external border, it is a heterodidactics between life and death.119

Omdat het een vraagstuk van leven en dood is, is de vraag naar het leven en de vraag om te ‘leren leven’ (meer dan een vraag naar de dood) ook een vraag naar het spook. Want het spook is het fenomeen tussen leven en dood. Het spook bevindt zich op de binnengrens, of buitengrens van leven en dood. Het leren leven, de vermeerdering van kennis (wat ook de opdracht van de academicus is) kan niet louter vanuit de eigen leefwereld plaatsvinden, maar vindt plaats in de omgang met de spoken. Derrida besluit Specters of Marx daarom met:

He [the scholar] should learn to live by learning not how to make conversation with the ghost but how to talk with him, with her, how to let them speak or how to give them back speech, even if it is in oneself, in the other, in the other in oneself: they are always there, specters, even if they do not exist, even if they are no longer, even if they are not yet.120

117 Derrida, Specters of Marx, 123. 118 Idem., XVI.

119 Idem., XVII. 120 Idem., 221.

33

Een antwoord nooit volledig is, een antwoord dat dus misschien wel nooit komt. Niettemin een antwoord waar bij stil moet worden gestaan. De vraag hoe te leven, is een vraag naar de dood, of meer nog dan dat: een vraag naar het spook. Leren leven, betekent voor Derrida het in het reine komen met de spoken. Dat wil zeggen, in het reine komen met het onbepaalde, het onbekende, het andere, met de dingen die op een of andere wijze uit de tijd staan, tussen lichaam en geest, tussen leven en dood. Leren leven is voor Derrida dan ook in geen enkel opzicht lineair. Daarom vraagt hij zich af: “and why finally?”121 In het denken van Derrida bestaat

er geen ‘uiteindelijk’, geen slot waar alles op min of meer voorbestemde wijze naartoe leidt. Het leven is geen rechte lijn van leven naar dood, maar een heterodidactiek tussen leven en dood.122

De academicus moet steeds op die grenzen werken. De dood, maar vooral het spook moet daarin erkend worden.

Nog meer dan bij de vorige brandpunten (echt en onecht, lichaam en geest, tijd en ruimte) impliceert deze dubbelheid, van leven en dood, voor Derrida een ethisch component. Hiermee spreekt Derrida indirect over verantwoordelijkheid voor het onbekende andere, voor de mogelijkheid van het absente als presentie, voor het dode als iets levends. De verantwoordelijkheid van de academicus is de continue openheid hebben voor de mogelijkheid van het spook. De klassieke wetenschap heeft in het binaire denken altijd strikt onderscheid gemaakt tussen levend of dood, werkelijkheid of onwerkelijkheid en Derrida wil ons ervan bewust maken dat er een plaats moet komen in het denken voor ‘de mogelijkheid’: dat wat had kunnen zijn, nog altijd zou kunnen zijn; een lang al vervlogen toekomst, een gedroomd verleden.123 De academicus moet mét zulke spoken kunnen leven, ze niet wegdenken, maar

ermee leven. Daarmee komt (met dit onderwerp, met de spoken) deze scriptie ook weer terug bij zijn begin, het archief.

To learn to live with ghosts, in the upkeep, the conversation, the company, or the companionship, in the commerce without commerce of ghosts. To live otherwise, and better. No, not better, but more justly. But with them […] And this being-with specters would also be, not only but also, a politics of memory, of inheritance, and of generations.124

121 Derrida, Specters of Marx, XVI. 122 Idem., XVII.

123 Idem., 13. 124 Idem., XVII – XVIII

34

Het archief is bij uitstek de plaats voor het spookachtige. Zoals in het eerste hoofdstuk al is gesteld, het archief is niet een plek die zich slechts op het verleden focust. Het archief verwijst naar de toekomst, het bepaald welke herinneringen wel of niet bewaard blijven. Het archief draagt een verantwoordelijkheid voor de toekomst door het vastleggen en vasthouden van wat anders verloren gaat. Het archief is daarin machtig, maar niet almachtig. Het archief kan zich alleen op zichzelf baseren. Maar wat buiten het archief valt blijft toch terugkomen in andere gedaantes, oftewel, wat het archief uitsluit verdwijnt niet daadwerkelijk, maar blijft altijd rondspoken. We kunnen de spoken maar beter welkom heten.