• No results found

HOOFDSTUK 2. TUSSEN SPOOK EN SPOKEN

2.5 Spoken, tussen gast en host

Het begrip hauntologie heeft belangrijke ethische implacties. De erkenning van het spook in het wetenschappelijk discours is voor Derrida een ethische opdracht, een verantwoordelijkheid voor rechtvaardigheid. In Specters of Marx schrijft Derrida, “this thing that looks at us, concerns us.”125 Dit spook betreft ons, maar het overtreft ons ook, het gaat ons oneindig te boven. De

erkenning van het spook is de erkenning van dit vreemde presente absente en onbekende andere. Het spook betreft onze verantwoordelijkheid voor wat in de lineaire ontologie buiten beschouwing blijft. Dat is een ethiek die niet zozeer uiteenvalt in goed en kwaad. Een dergelijke opdeling is voor Derrida nooit concreet en eenduidig. Hauntologie gaat niet over goed en kwaad maar over verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid. De verantwoordelijkheid voor wat niet- meer nog-niet is. De vraag waar dit hoofdstuk mee begon: ‘bestaan spoken?’ is eigenlijk helemaal niet relevant, zeker niet voor hauntologie. Het gaat over veel meer dan over hoe Derrida zelf, ook na zijn dood, een spook van zichzelf is in de film Ghost Dance, over meer dan hoe het verleden doorwerkt in het heden. Het gaat om een groter en belangrijker besef over hoe het presente heden niet volstaat voor ons denken over een rechtvaardige wereld.126

Het is hierbij ook belangrijk om op te merken welk onderscheid Derrida maakt tussen de wet en het recht. In het kort betekent aan de wet voldoen nog niet per definitie recht doen. Dat bedoelt Derrida ook met de nuancering in: “no not better, but more justly”.127 De wet beperkt

zich tot het levende en zichtbare, dat wil zeggen tot de geschreven wet, het archief, de taal en dus tot presente zelf, maar recht kent voor Derrida ook nog een verantwoordelijkheid daarbuiten. Dat is een verantwoordelijkheid voor meer dan het zichtbare levende, maar ook voor het spook; voor wat niet-langer nog-niet-helemaal is. Die verantwoordelijkheid uit zich in

125 Derrida, Specters of Marx, 5.

126 Frederic Jameson, “Marx's Purloined Letter” Ghostly Demarcations; A Symposium on Jacques

Derrida’s Specters of Marx, red. Michael Sprinkler (London: Verso, 1999), 39.

35

de manier waarop de academie de vraag van het spookachtige beantwoordt. In het boek In The

Company Of Ghosts legt Line Henriksen uit dat Derrida een onderscheid maakt tussen reageren

op het spook, of erop antwoorden. “The response is not a reaction; whereas a reaction is somewhat predictable, since it follows a linear, mechanical causality, a response is that which surprises, disrupts and – as Derrida puts it - disjoins.”128 Voor de Nederlandse taal geldt grofweg

dezelfde nuance, het gaat niet om de reactie op het spook, maar het antwoorden op de vraag van het spook. Het spook is een vraag in zichzelf, die niet vraagt om reactie, want het voert immers zelf ook geen actie uit en vraagt dus ook niet om re-actie, het vraagt om een open antwoord, om verantwoordelijkheid vóór de vraag, niet een antwoord óp de vraag.

Wanneer het lineair ontologisch denken en zijn totalitaire presentie ontregeld raakt, en de tijd uit zijn voegen staat, is het een constant komen en gaan van spoken, waarin de academicus niet moet zoeken naar de ontologie van de dingen, maar een hauntologie van de dingen. Waarbij de academicus niet reageert, maar antwoordt, of eigenlijk zijn verantwoordelijkheid neemt, voor wat buiten de taal en de wet bestaat. Een antwoord laat zich echter niet dicteren. Het spook stelt (of is) ook geen gesloten vraag. Het is: “the coming of the other, the absolute and unpredictable singularity of the arrivant as justice”.129 Derrida spreekt

over een onverwachte en onoplosbare ontwrichting door deze arrivant. Hij is een aporia -deze vraag is een onoplosbaarheid.130 De vreemde arrivant, deze ander, kan niet worden opgelost in

het denken. Ons denken raakt hiervan in een impasse (dat is: de onmogelijkheid van een voorbijgaan of van een vervoltooiing). De arrivant, is arrivant per definitie; hij verkeert in het constante proces van arriveren, zonder ooit aan te komen, zonder ‘op te lossen’. Maar ook zonder ooit voorgoed weg te blijven. Het spook is immers zowel een arrivant als een revenant, een constant terugkerend arriveren, waarvoor de academicus een constante verantwoordelijkheid heeft.

Daarmee is het spook in de wetenschap een kwestie van gastvrijheid. Derrida pleit voor een ethiek van gastvrijheid voor deze vreemde constant arriverende en terugkerende onoplosbaarheid. Een oplossing is van zichzelf immers ongastvrij. Het zou de oplossing van het vreemde zijn in het bekende -een opslokken, een machtsovername.131 De andere optie is het

spook verdrijven. “As soon as there is some specter, hospitality and exclusion go together. One

128 Line Henriksen, In The Company of Ghosts; Hauntology, Ethics, Digital Monsters (Linköping, University Press, 2016), 39.

129 Derrida, Specters of Marx, 33.

130 Jacques Derrida, Aporias, vertaald door Thomas Dutoit (Stanford: University Press, 1993), 60. (oorspronkelijk verschenen als "Apories: Mourir-s'attendre aux limites de la verite” in Ie Passage

des frontieres: Autour du travail de Jacques Derrida, 1993).

36

is only occupied with ghosts by being occupied with exorcising them, kicking them out the door.”132 De ethische verantwoordelijkheid is voor Derrida het andere volledig anders laten zijn,

zonder oplossing. Gastvrijheid voor het spook betekent het spook, als zijnde een vreemdeling, niet uit te sluiten maar ook niet in te sluiten. Absolute gastvrijheid betekent voor Derrida:

[…] that I open up my home and that I give not only to the foreigner (provided with a family name, with the social status of being a foreigner, etc.), but to the absolute, unknown, anonymous other, and that I give place to them, that I let them come, that I let them arrive, and take place in the place I offer them, without asking of them either reciprocity (entering into a pact) or even their names.133

Een rechtvaardig leven, of leven in rechtvaardigheid, beperkt zich niet tot de eigen presentie, zelfs niet tot presentie in het algemeen. Ook het absente presente is onderdeel van deze gerechtigheid. Over wie of wat spreekt Derrida dan concreet? Over welke spoken hebben we het nu eigenlijk? Dat blijft moeilijk te zeggen. Het spook bevindt zich altijd buiten het kenbare van taal, archief en wet. Het spook benoemen zou het spook verjagen zijn, zoals Horatio in

Hamlet het spook verjaagt door het te gebieden te spreken en door te willen weten wie of wat

hij is. Toch kunnen we, met alles wat tot nu is besproken, aan bepaalde zaken denken bij deze spoken. Derrida spreekt zelf in het Exordium van Specters of Marx over: de nog ongeborenen, de al overledenen, slachtsoffers van oorlogen, van politiek of andersoortig geweld, nationalisme, racisme, kolonialisme, seksisme. Slachtsoffers van slachtpartijen, door onderdrukking van kapitalisme, imperialisme, of andere vormen van totalitarisme.134 Deze

onderdrukten -zij die geen plaats hebben in het archief en daarmee zelfs niet in de wet- maken daardoor ook geen aanspraak op de wet. Het zijn diegene die geen aanspraak maken op de recht-spraak, want zij vallen buiten de taal en dus zelfs buiten het spreken, zij leven in ongerechtigheid in de dubbele zin van het woord.135 Het archief problematiseert een ethische

oproep tot gerechtigheid.

Met de spoken leven, zoals Derrida dat voorstaat, betekent een absolute gastvrijheid naar het spook. Waarin niets van het spook gevraagd wordt, zelfs niet zijn naam. De naam is een van de belangrijkste gegevens in een archief. Wanneer iemands naam niet gearchiveerd kan worden, niet herhaalbaar gemaakt, kan er geen rechtspraak volgen. Gerechtigheid wijst daarom altijd naar de toekomst, en naar “the scholar of the future”. Het spook wordt daarmee noch

132 Derrida, Specters of Marx, 176. 133 Derrida, Of Hospitality, 25. 134 Derrida, Specters of Marx, XVIII. 135 Idem., 197-8.

37

verdreven, noch opgelost. Leven met de spoken kent geen restricties, geen grenzen of bepalingen, geen archief, voor deze vreemde terugkerende arrivant. Dat is een risicovolle gastvrijheid; in die zin dat het van ons vraagt ons te laten veranderen, zonder dat we kunnen voorspellen hoe. Omdat we niet kunnen reageren, maar moeten antwoorden. Het leven met de spoken is een onmogelijkheid toelaten, een onoplosbaarheid. Het ondenkbare toelaten in het denken. Leven met spoken vereist een terughoudendheid. Er niet onmiddellijk op afgaan, het niet materialiseren, abstraheren, het niet reduceren tot het eigen denken en de eigen ego. Leven met het spook betekent het niet direct willen beschrijven, niet het spook vangen in taal, in wetten of archieven. Maar het spook laten zijn, het je laten veranderen, te leren spreken met de spoken, geen lineaire conversaties (actie-reactie) maar een spreken in vrijheid. In het gezelschap verkeren van spoken, zonder te weten waar deze precies vandaan komen of waar zij naartoe gaan.

38