• No results found

Sociale veranderingen

In document Nieuwe Steden in de Randstad (pagina 100-102)

In alle nota’s komen de demografische ontwikkelingen ter sprake: vergrijzing, ontgroening en diversificatie van leefstijlen. Die doen zich in versterkte mate voor in de voormalige groeikernen vanwege de scheve bevolkingsopbouw aldaar. Ook vanuit dat perspectief wordt gesproken over een andere, meer stedelijke

99

Twijfel over het groeikernenbeleid |

DRIE DRIE

fase waarin de stad terechtkomt. De groeikernen zien zichzelf als gemeenten met een vergrijzende en diverser wordende bevolking. Deze ontwikkelingen stellen hen voor een nieuwe opgave. De individualisering en vergrijzing betekenen dat het aanbod beter moet aansluiten op de vraag. Sociale cohesie en leefbaarheid zijn belangrijke aandachtspunten. In een aantal gevallen wordt ook geconstateerd dat de bevolking vooruit moet worden geholpen (Zoetermeer, Almere, Spijkenisse). Zoetermeer wil vooral jongeren meer perspectief bieden. Spijkenisse moet een stad zijn waar ‘zowel plaats is voor mensen die op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving, als voor mensen die daarbij in meer of mindere mate ondersteuning nodig hebben’.

Transformatie

Na bijna veertig jaar zijn de eerste wijken en bedrijven- terreinen aan onderhoud en soms vernieuwing toe en daardoor staan de groeikernen voor een nieuwe opgave. Tegelijkertijd dient men nog woningen te bouwen voor de eigen woningbehoefte en zoekt men naar plekken voor verdichting. Dat betekent dat men naar de oudere wijken uit de jaren zeventig en tachtig kijkt als locaties voor verdichting, consolidatie of juist verdunning. Oudere bedrijventerreinen komen in aanmerking voor transformatie. In Spijkenisse wordt gedacht aan transformatie van bedrijventerreinen langs de Oude Maas en aan fysieke herstructurering van de wijk Akker-Vriesland (verdunning). Ook in Capelle zijn de eerste naoorlogse wijken aan vernieuwing toe. In Zoetermeer zijn vier aandachtswijken aangegeven waar beleid voor wordt ontwikkeld (in Palenstein zijn al flats gesloopt). In Capelle wordt ingezet op verdichting, vooral door inzet van hoogbouw. Onder binnenstedelijke herontwikkeling vallen ‘functiewijziging, het verhogen van de dichtheid en het opvullen

van de laatste inbreilocaties’. Ook in Nieuwegein zoekt men naar bouwlocaties in bestaand stedelijk gebied: ‘daartoe zal gezocht worden naar potentiële bouwlocaties waar met woningbouwontwikkeling een kwaliteitsslag gemaakt kan worden’. Gedacht wordt aan transformatie van bedrijventerreinen, aan verdichting rondom stads- of stadsdeelcentra en rondom openbaarvervoersknooppunten, en aan herstructurering van naoorlogse woonwijken. In Houten wil men tot 2015 maximaal 1.000 woningen realiseren in bestaand bebouwd gebied inclusief de kleine kernen. In Capelle dient tot 2020 nog een toevoeging plaats te vinden van 3.000 woningen, vooral woonruimte voor starters en ouderen. Dat gebeurt door verdichting middels hoogbouw en herstructurering van een aantal kleinere bedrijventerreinen, onder andere langs de rivier en in de nabijheid van de metro.

Over de wijkwinkelcentra zijn de nota’s niet altijd even duidelijk. Wel blijken bewoners een sterke voorkeur te

tonen voor handhaving, zoals in Zoetermeer: ‘kijkend naar het buurtniveau vindt men het belangrijk dat het buurtwinkelcentrum als een soort buurthuiskamer functioneert, zoals het stadscentrum de stedelijke huiskamer moet zijn’. In Spijkenisse richt men zich op ‘het nieuwe ontmoeten’ (elke wijk een eigen huiskamer) via het beter organiseren van de voorzieningen in de wijken. In Capelle wordt geconstateerd dat naast het

stadscentrum en de winkels rond het Hoofdweggebied de buurt- en wijkwinkels floreren vanwege de goedkope supermarktketens. Men ziet hier kansen voor deze wijkcentra, mits winkeliers het aanbod aanpassen aan de veranderde vraag, en zo mogelijk gecombineerd met wijkgerichte zorgcentra.

Stadsconcept

De structuurvisies refereren soms aan de stadsconcepten die aan de groeikernen ten grondslag liggen. Houten en Almere verwijzen expliciet naar deze modellen. In Houten wil men er bijvoorbeeld zorgvuldig mee omgaan. ‘We bouwen aan een nieuwe, andere identiteit van de stad maar wel met behoud van het Houtens concept.’ In Almere completeert de schaalsprong, aldus de structuurvisie, de oorspronkelijk gekozen opzet van de stad. ‘Almere 2.0 voorziet in een stedelijk gebied dat, in een iets andere compositie, uit acht kernen zal bestaan. Door de groei te richten op de flanken van de stad, wordt feitelijk het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan voltooid.’ In Haarlemmermeer en Spijkenisse wordt naar geen enkel model verwezen, maar deze groeikernen hadden ook bij aanvang geen duidelijk stadsconcept. De structuurvisie voor Capelle problematiseert het zogenaamde vingerstadmodel. Voor de verbindingen van noord naar zuid vormen die groene vingers barrières die delen van Capelle ten opzichte van andere delen isoleren. Nieuwegein en Zoetermeer bouwen voort op hun stadsmodellen (‘Kenmerkend voor Zoetermeer is de compactheid van de woonwijken, rondom de oude dorpskern en het stadshart, elk met een eigen, kleinschalige groenstructuur’); tegelijkertijd proberen zij ook de structuur te versterken.

Bij de herinterpretatie van de oorspronkelijke stads- concepten in een aantal voormalige groeikernen wordt ingezet op nieuwe knooppunten en (ontwikkelings)assen. Voorbeelden van assen zijn een culturele as en een ontspanningsas in Zoetermeer, een stads-, werk- en wateras in Nieuwegein, de schaalsprongas in Almere, een zorgboulevard en aanpassing van de hoofdassen in Capelle. In Capelle is de metro ook een van de banen waarlangs een hogere concentratie van woningen mogelijk is. Er wordt nergens een volkomen nieuw stadsconcept geïntroduceerd. Het gaat om structuur- wijzigingen die het draagvermogen van de infrastructuur moeten verhogen, weefselfouten moeten repareren, de barrièrewerking van ontsluitingswegen moeten

100| Nieuwe steden in de Randstad

DRIE

verminderen en de identiteit en leesbaarheid van de stedenbouwkundige structuur moeten vergroten. Een andere opmerkelijke parallel tussen de groeikernen is dat ze stadsentrees willen ontwikkelen en transformeren tot hoogwaardige poortgebieden voor de stad (zoals in Nieuwegein, Capelle, Spijkenisse). In Capelle wil men bijvoorbeeld de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente bij de entree van de stad kenbaar maken door alle invals- wegen te voorzien van kenmerkende bebouwing, ‘waardoor het de voorbijganger duidelijk is dat hier Capelle aan den IJssel begint’.

In document Nieuwe Steden in de Randstad (pagina 100-102)