• No results found

5.2. Persoonlijke spanningen in het thuisgevoel

5.2.1. Sociale stijgers

Uit de resultaten is gebleken dat er acht factoren van invloed zijn op de mate waarin sociale stijgers zich herkennen in de universiteitsomgeving. Deze acht factoren zijn: praktische steun ouders, financiële ondersteuning, sociale ondersteuning, gesloten onderwijssfeer, taalbeheersing, algemene kennis, beheersing van argumentatie in (politieke) discussies en opleidingsverleden. In de komende paragraaf zullen deze factoren uiteen worden gezet en vervolgens in verband worden gebracht met de persoonlijke spanningen in het thuisgevoel.

Ervaren gebrek aan praktische steun ouders

Bijna alle sociale stijgers gaven aan dat hun ouders soms ontoereikend kunnen zijn in de manier waarop zij praktische steun kunnen geven aan hun kind. Met deze praktische steun wordt een inhoudelijke ondersteuning bedoeld die de sociale stijger kan helpen de juiste keuzes ten aanzien van de studie en de verdere loopbaan te maken. Zo spraken Britney (SSV4), Mara (SSV2), Joachim (SSM5), Bert (SSM1), Rosa (SSV7) en Bianca (SSV6) erover dat het een lastig,

[38]

universiteitsterminologie. Het maakte deze stijgers ervan bewust dat hun ouders maar weinig afweten van wat studeren inhoudt en wat de institutionele termen en waarden die daarbij horen betekenen. Alle vijf de sociale stijgers benadrukken dat ze maar weinig op hun ouders kunnen terugvallen doordat de ouders ze geen of beperkte praktische steun kunnen geven. Eerder wordt de relatie met de ouders gekenmerkt door mentale ondersteuning en het vertrouwen in het opleidingskunnen alsmede het vermogen van het kind om de juiste opleidingskeuzes te maken. Bert (SSM1) zegt daarover: “Mijn ouders weten niet wat studeren inhoudt, steunen me er wel in, maar meer op sociaal vlak, want inhoudelijk weten ze niets”. Britney (SSV4) onderschrijft tevens hoe de praktische steun vanuit haar ouders ontoereikend is en hoe dit voor haar het bewustzijn oplevert dat beide milieus van elkaar af zijn komen te staan. Het volgende citaat illustreert dit:

…bijvoorbeeld nu ik van studie wisselde, dat is ook wel allemaal ingewikkeld, en dan heb ik geen steun van mijn ouders, ze steunen me natuurlijk wel, maar geen praktische steun, je kan er niet echt diep op ingaan. Het blijft erg aan de oppervlakte. Ik kan niet echt uitleggen dat ik me huidige studie niet leuk vind omdat ik dan in termen ga

praten die niet begrepen worden door me moeder. Dan is het meer zo: oké meid, ik heb vertrouwen erin dat jij de juiste keuze maakt, eerder dan dat ze echt inzichtelijk snapt wat ik aan het doen ben allemaal, maar meer dat ze

gewoon vertrouwen heeft in mij, en niet zo zeer omdat ze snapt wat er aan de hand is. (Britney, SSV4)

Naast een eventueel gebrek aan inhoudelijke steun, geven enkele sociale stijgers tevens aan moeite te hebben met de binding die de ouders en de vrienden uit het thuismilieu hebben met “het dorp” en de “dorpse mindset”. Deze sociale stijgers beschrijven een besef van “anders”-zijn ten opzichte van dit oude milieu, waarin termen als “werelds” wereldbeeld en “praten over toekomstdingen” zich niet per se laten combineren. Door zoveel mogelijk de eigen horizon te willen verbreden en in aanraking te komen met diverse personen, denkwijzen en ideeën leken deze sociale stijgers zich juist meer te herkennen in en verbonden te voelen met de waarden van de universiteitsomgeving en het studentenleven in Amsterdam.

Doordat de ouders van deze vijf sociale stijgers zelf niet hebben gestudeerd, niet goed weten wat studeren inhoudt en onbekend zijn met de termen die bij dit milieu horen, lijken zij hun studerende kinderen van weinig inhoudelijke steun te kunnen voorzien. Naast het feit dat dit gebrek aan praktische steun een bewustwording van het verschil tussen de wereld van de

universiteit en het milieu van afkomst onder deze sociale stijgers bewerkstelligt, lijkt het gebrek aan praktische ondersteuning tevens van invloed te zijn op hoe herkenbaar het universiteitsmilieu voor deze sociale stijgers is. Deze vijf sociale stijgers geven hieromtrent aan weinig bekend te zijn met de mogelijkheden van het universiteitsmilieu, op zoek te zijn naar wat er nodig is om de

[39]

juiste studiekeuzes te maken en te onderzoeken wat het studentenleven precies inhoudt. Daarnaast levert het gebrek aan praktische steun van de ouders voor enkele sociale stijgers een versterking op van het gevoel in geringe mate tot deze universiteitsomgeving te behoren. Dit gevoel niet geheel onderdeel te zijn van deze sociale omgeving wordt bespoedigd doordat de begrippen en mogelijkheden van de universiteit hierdoor ook voor hun vrij nieuw en weinig bekend zijn. Deze beperkingen leveren voor alleen Britney (SSV4) en Bert (SSM1) een persoonlijke belemmering op ten aanzien van het thuisgevoel op de universiteit doordat zij het idee hebben dat ze de mogelijkheden van de eigen studietrajecten en de terminologie die bij het universiteitsmilieu hoort zelfstandig moeten uitzoeken en er in hun keuzes alleen voor te staan. Echter waren er ook sociale stijgers bij zoals Joachim (SSM5) en Mara (SSV2) die zeiden dit gebrek aan praktische steun niet als een probleem voor het thuisgevoel te beschouwen. Joachim (SSM5) vertelde bijvoorbeeld dat zijn ouders sterk stimulerend waren als het ging om kennis vergaren en hem continu wezen op de mogelijkheden om dingen op te zoeken op het moment dat de ouders het zelf niet wisten. Ook namen ze hem zoveel mogelijk mee naar banenmarkten om hem op deze manier te ondersteunen in zijn ontwikkeling en studietraject. Hiermee kon hij kennis maken met en inzicht verkrijgen in de mogelijkheden van de universiteit en daarmee bekend met dit milieu verwerven.

Gebrek aan sociale steun ouders

Naast deze terminologie geeft de helft van de sociale stijgers aan rolmodellen of een zakelijk netwerk te missen die hen van studie of carrière-ondersteuning kunnen voorzien. Hieruit volgt voor de meerderheid van de sociale stijgers een bewustwording van afkomst doordat deze merken dat de wereld van de thuisomgeving op dit punt verder af is komen te staan van de universiteitsomgeving. Zo illustreert het volgende citaat van Bert (SSM1) dit gebrek aan sociale steun:

Wat ik vooral miste, als ik daar achteraf naar kijk, ook nu nog; mijn ouders hebben dus geen breed werknetwerk, zij zullen nooit contacten voor mij kunnen regelen voor werk. Nergens, want dat zijn allemaal

mensen die lager zitten dan ik. Hoop ik. Als ik mijn studie afmaak. Dat mis ik. (Bert, SSM1) Daarnaast vormen de personen uit het oude milieu, anders dan de ouders, bovendien voor een bewustwording van afkomst doordat een aantal respondenten als Babs (SSV3), Britney (SSV4) en Rosa (SSV7) merken dat hun docenten van de middelbare school hen konden helpen om

[40]

doen. Ook als ouders terughoudend zijn in het maken van die keuzes. Met deze sociale steun konden zij aan meer praktische steun komen en daardoor beter inschatten waarvoor ze kozen en weten of het bij ze past. Dit beïnvloedt tevens de bewustwording dat het milieu van thuis af is komen te staan van het universiteitsmilieu. Het gebrek aan een netwerk aan personen die een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan keuzes omtrent studie en toekomst wordt door deze sociale stijgers als een gemis ervaren. Zij gaven aan bij anderen te zien dat de ouders zelf

kennissen hebben die hun kinderen van informatie konden voorzien over universiteiten, studiekeuzes en (studie-gerelateerde) baantjes. Dit gebrek aan sociaal netwerk leek onder deze sociale stijgers te leiden tot minder herkenbaarheid met deze sociale omgeving.

Daarnaast zorgde dit gebrek aan sociale steun voor een verminderd gevoel verbonden te zijn met de universiteitsomgeving doordat het gebrek aan de juiste personen voor verminderde praktische steun zorgde. Hierdoor ontstond er in een enkel geval het gevoel het allemaal alleen te moeten doen.

Gebrek aan financiële ondersteuning

Een belangrijke bevinding onder de sociale stijgers is de bewustwording van de financiële steun die ze al dan niet van hun ouders krijgen. De helft van de sociale stijgers geeft bijvoorbeeld aan in dit nieuwe onderwijsmilieu in negatieve zin geconfronteerd te worden met hun financiële situatie. Zo geeft Bert (SSM1) aan dat hij nu hij op de universiteit zit zich veel meer bewust is van het feit dat anderen structureel veel meer krijgen dan hij:

Veel meer nu. Want mensen krijgen een huur, mensen krijgen een studie. En ik tik dat elke maand zelf af. Er wordt wel raar naar je gekeken als je een keer wat afzegt of als je een keer gierig doet. Dat [gierig zijn] doe ik dan

niet. Maarja, soms zit ik wel even krap en dan moet ik toch even wat later betalen of… weetje, dat is wel lastig! (Bert, SSM1).

Naast de structurele financiële steun gaven enkele sociale stijgers wel aan sporadisch financiële steun te ontvangen. Dit leverde voor hun in het contact met anderen tevens een bewustwording van hun financiële situatie op. Zo illustreert dit citaat van Roeri (SSM8) met welk gemak hij zijn ouders kan opbellen voor sporadische financiële steun, en hoe hij zich door anderen bewust is van deze bevoorrechte positie: “een meisje uit mijn klas die nu twee avonden per week, eentje in Utrecht en eentje nog ergens anders, een koor moet dirigeren, en dit weekend ook, het hele weekend van hot naar her nu naar Duitsland wat aan het slepen is omdat ze gewoon alles zelf moet bekostigen en zelf moet regelen enzo, daar waar ik op een gegeven moment als het echt zo hectisch wordt, naar mijn ouders bel en zeg van

[41]

jongens.. het is echt even te hectisch, kun jij dit of dit of dit even voor mij doen, of zou jij misschien geld over kunnen maken, dat ik die en die werkdag, of dat en dat baantje af kan zeggen? En die luxe hebben zij niet, dus dat merk ik sterk.”.

De bewustwording van het feit dat anderen in de omgeving wel of geen financiële steun krijgen vanuit thuis, vergeleken met de eigen situatie, zorgde ervoor dat deze sociale stijgers zich minder herkennen in de ander. De bewustwording van hun financiële situatie leidde tot het idee “anders” te zijn. Geld bleek voor alle sociale stijgers een centraal thema te zijn in hun leven. Uit de data blijkt bijvoorbeeld dat de meerderheid van de sociale stijgers zelf hun studie moeten bekostigen, en daarom veel bijbaantjes hebben of veel werken.

Bij een enkele sociale stijger levert deze ervaring “anders” te zijn en zich minder te herkennen in de ander een probleem op voor het thuisgevoel. Het gebrek aan financiële steun lijkt de verbondenheid met de sociale omgeving in een enkel geval te belemmeren doordat ze het gevoel hebben er alleen voor te staan en zaken gerelateerd aan werk en studie actief zelf te moeten regelen. Het gevoel “er alleen voor te staan” vormt een spanning in het thuisgevoel van deze sociale stijgers op de universiteit.

Argumentatie in (politieke) discussies

De meerderheid van de sociale stijgers ervaren weinig vertrouwdheid met hoe er in discussies of werkgroepen argumenten werden geleverd. Zo gaven Britney (SSV4), Bianca (SSV6), Joachim (SSM5), Babs (SSV3), Rosa (SSV7) aan dat de discussies die op de universiteit werden gevoerd op een minder bekende manier plaatsvinden dan bij hun thuis. Zo gaven zij aan ouders te hebben die überhaupt geen politieke interesse hebben en daardoor liever niet over dat soort onderwerpen praten.

Daarnaast heeft Joachim (SSM5) het erover dat deelname aan de universiteit voor hem betekent dat er op een meer objectieve en onderbouwde manier over bepaalde onderwerpen kan worden gepraat ten opzichte van thuis. Zoals het volgende citaat illustreert:

… als je een discussie hebt dan werd er vanuit thuis meer uit ervaring gesproken, argumenten geleverd. Dus veel subjectiever. En op school was het meer uit boeken, en daaruit kennis en daarop voortbordurend de argumenten.

Vooral als je discussies had over het een of ander. (Joachim, SSM5) Deze ervaarde verschillen met betrekking tot discussievoering en

argumentatievaardigheden leveren voor de respondenten op dat ze zich binnen de

universiteitsomgeving bewust worden van hun milieu van afkomst. Deze factoren zorgen ervoor dat deze sociale stijgers zich minder herkennen in de universiteitsomgeving. Echter werd het

[42]

missen van argumentatievaardigheden niet altijd als iets negatiefs ervaren. Alhoewel de omgeving voor hen minder herkenbaar was, zorgde het in weinig gevallen voor een probleem in het

thuisgevoel. Een enkele sociale stijger gaf namelijk aan dat de universiteitsomgeving hen veel te bieden heeft, zoals argumentatievaardigheden, waarvan zij kunnen leren.

In een enkel geval zorgde de argumentatie in politieke discussies wel voor problemen. In het geval van Britney (SSV4) is de behoefte haar wereldbeeld te verbreden een belangrijke waarde die ze niet met haar ouders, maar ook niet met personen uit het onderwijsmilieu lijkt te kunnen delen. Het resulteerde er voor haar in dat ze zich op dit punt niet verbonden voelt met zowel het milieu van de ouders als met het onderwijsmilieu. Hieruit ontstaat de spanning het “alleen te moeten doen.”

Opleidingsverleden

De helft van de sociale stijgers, namelijk Roeri (SSM8), Rosa (SSM7), Mara (SSV2) en Joachim (SSM5) gaven aan een ander opleidingsverleden te hebben doorlopen. Al deze sociale stijgers zijn begonnen aan een hbo-opleiding maar zijn daarmee vrij snel gestopt. De overstap naar de

universiteit betekent voor deze sociale stijgers een positieve verandering in het thuisgevoel. Deze stijgers beschrijven bijvoorbeeld dat er op het hbo een heel andere studeerinstelling van

medestudenten was, die sterk verschilt van de medestudenten op de universiteit. Deze stijgers geven aan nieuwsgierig te zijn, en deze nieuwsgierigheidswens op het hbo niet te kunnen uiten, zoals het volgende citaat illustreert:

… bij hbo was het vooral het instellingsprobleem. Dat mensen niet snapte als je iets meer wilde weten. Als je dan vragen ging stellen buiten de stof om dan was het van ja maar, waarom wil je dat weten… dat heeft geen zin, zoek

het uit! Ik had toch wel het idee dat de universiteit, dat je daar veel meer in wordt toegelaten. Joachim (SSM5)

Deze sociale stijgers herkennen zichzelf minder in de omgeving door de manier waarop de medestudenten in dit milieu in hun studie staan. De medestudenten komen met deze

studeerinstelling op deze sociale stijgers slim over. Deze studeerinstelling zijn ze niet gewend vanuit het hbo waardoor ze zich minder in de waarden van het nieuwe milieu herkennen. Daarnaast zijn er meerdere sociale stijgers zoals Babs (SSV3), die niet eerst hbo heeft gedaan maar wel veel moeite had op school om de juiste cijfers te halen sprak over

bewustwording van opleidingsverleden door “slimmere” medestudenten. Doordat het behalen van de cijfers voor een paar sociale stijgers niet van een leien dakje ging en het overgaan niet vanzelf ging leverde dit op dat zij zichzelf minder in de ander herkennen doordat ze zagen dat

[43] het cijfers halen bij hen gemakkelijker gaat.

Het feit dat ze een ander opleidingsverleden hebben of moeite hadden op school maakt dat ze zich daarnaast minder verbonden voelen met de universiteitsomgeving doordat ze het gevoel te hebben niet helemaal onderdeel te zijn van die omgeving. Deze sociale stijgers lijken het idee te hebben dat het behalen van een hbo-propedeuse een onvoldoende voorwaarde is om onderdeel te zijn van dit milieu. Een studeerinstelling die wordt gekenmerkt door veel lezen en goed je best doen leidt tot een spanning in het thuisgevoel doordat deze stijgers het gevoel hebben niet goed genoeg te zijn.

Echter vormt het opleidingsverleden voor enkele van deze sociale stijgers geen verdere spanning in hun thuisgevoel. Joachim (SSM5) en Roeri (SSM8) gaven aan door de overstap naar de universiteit te maken juist met medestudenten in aanraking te komen die hun gevoel voor nieuwsgierigheid en interesses delen. Hiermee zouden zij hun eigen nieuwsgierigheid beter kunnen uiten en zichzelf kunnen ontwikkelen op een manier zoals ze dat voor zichzelf voor zich zien. Daarnaast zien Mara (..) en Rosa (..) de overstap naar de universiteit als het testen van hun opleidingskunnen. Door onderwijs te volgen met studenten die hetzelfde denkniveau hebben krijgen zij het idee nu veel meer op hun plaats en thuis te zijn, zoals het volgende citaat

illustreert: “…in die zin voel ik me misschien wel weer meer thuis, zeker meer in de universitaire studie, in de mensen die daar bij horen in de zin van… ik voel me op mijn plek: op mijn niveau, zo gaat het prima” (Mara, SSV2).

Gesloten onderwijssfeer

Drie respondenten waarvan één sociale stijger, namelijk: Britney (SSV4), ervaren dat de deelname aan een universiteitsomgeving die als relatief “gesloten” wordt ervaren hun thuisgevoel

beïnvloedt. Britney (SSV4) gaf bijvoorbeeld aan deel te nemen aan de studie Liberal Arts aan het Amsterdam University College, waarbij zij tegen een aantal dingen aan liep. Zij gaf aan dat de universiteitsomgeving sterk georiënteerd is op internationale studenten. Hierdoor voelde ze zich regelmatig buitengesloten in discussies doordat ze het idee had haar mening niet te kunnen geven. Dit blijkt uit het volgende citaat:

Veel inclusiever moet [de universiteit] het zijn, want er is gewoon geen ruimte voor.. stel je voor, het is natuurlijk niet zo, maar stel je voor dat ik van mening ben dat vrijheid van meningsuiting beperkter moet zijn omdat het beter zou zijn voor de democratie ofzo, of dat ik van mening ben dat Trump een goede president is. Dat zou ik

niet kunnen zeggen, zonder dat iedereen een lang essay schrijft over waarom dat niet het geval zou moeten zijn. Een goed voorbeeld is met mijn facebookgroep: Iemand had een keer een artikel geplaatst over een man die het niet

[44]

eens was met feminisme, en daaronder worden gewoon echt hele essays geschreven, helemaal correct, met alinea’s van waarom ze het niet eens zijn met die mening, en tegelijkertijd [zeggen]: ik respecteer je mening, maar het is niet

waar omdat.. en dan zo’n essay. Dat is gewoon een hele gekke cultuur, heel apart. (Britney, SSV4)

Ook noemde ze door die sterke nadruk op het uiten van eenzijdige meningen dat ze zich niet vertegenwoordigd voelde tussen de andere leerlingen met hoogopgeleide ouders en

internationale ervaring. Dit zou tevens terug te zien zijn in de lesstof. Door deze sociale stijgers werd regelmatig genoemd dat zij de universiteit een “niet-divers” en “elitair” karakter vinden hebben. Bianca (SSV6) bevestigt dit, alhoewel ze dit zelf als prettig ervaart, met het volgende: “Er hangt wel een ander heel leuk sfeertje en we kunnen allemaal wel heel leuk elitair lullen over muziek” Deze bewustwording van de institutionele waarden lijken in het geval van Britney haaks te staan op haar eigen waarden: diversiteit en het verbreden van het eigen wereldbeeld. Door “narrowmindedness” van docenten en medestudenten zou ze het gevoel hebben er niet tussen te passen. Dit zorgde voor een spanning in het thuisgevoel waarbij ze het gevoel had het alleen te moeten doen.

Gebrek aan taalbeheersing