• No results found

De belangrijkste randvoorwaarden komen in dit hoofdstuk aan bod, namelijk communicatie met inburgeraars (7.1), kinderopvang in paragraaf 7.2 en ten slotte

7.2.3 Sociale normen

In de praktijk bleek het voor sommige deelnemers moeilijk te zijn om kinderen naar de opvang te sturen. Zij waren dat niet gewend en vonden dat ook niet wenselijk. Een gesprek over wat kinderopvang is en waarom dat belangrijk is, kan behulpzaam zijn, zo is de ervaring van een aantal pilotgemeenten.311

7.3 Vervoer

Het programma dat deelnemers volgden vond veelal plaats binnen de gemeentegrenzen.

Dat kon echter voor sommige deelnemers een hele reis betekenen, bijvoorbeeld vanuit de omliggende dorpen. En ook sommige deelnemers die in hun eigen stad het programma volgden, moesten soms naar de andere kant van de stad voor specifieke lessen. In de praktijk was het vervoer van en naar leslocaties soms een knelpunt voor deelname aan de lessen.

7.3.1 Zelfredzaamheid

Uit de evaluatiestudies komt naar voren dat een deel van de deelnemers weinig zelfredzaam was op het gebied van mobiliteit. Zij waren slecht bekend met het openbaar vervoer, konden niet zelfstandig reizen en zij konden niet (goed genoeg) fietsen of hadden geen fiets. Daardoor waren deelnemers niet in staat zelfstandig op de leslocatie te komen.

Om deelname aan de programmaonderdelen te verhogen is in diverse pilots ingezet op een verbetering van de zelfredzaamheid van deelnemers op het gebied van vervoer. Er zijn bijvoorbeeld fietslessen georganiseerd. Ook is in een aantal pilots uitleg gegeven over het gebruik van het openbaar vervoer. Onderwerpen zoals het plannen van een reis en de aanschaf en het gebruik van de OV-chipkaart kwamen aan bod. Daarnaast heeft de persoonlijke begeleider soms geholpen met het uitzoeken van de reis (waar moet de deelnemer opstappen en waar weer uitstappen) en heeft de begeleider de reis soms in de praktijk geoefend met de deelnemer.312

In sommige pilots waren de afstanden simpelweg te groot om te fietsen en ontbrak het aan openbaar vervoer. Dat geldt met name voor kleine dorpen in het buitengebied. De logistiek om deelnemers van huis naar de leslocatie(s) en eventuele werkplek te krijgen, vormde zodoende een knelpunt. In een aantal pilots is groepsvervoer vanuit omliggende dorpen georganiseerd door middel van de inzet van taxibusjes.313

309 Regioplan, Evaluatie VOI pilot duale trajecten, p.25; De Beleidsonderzoekers, Goed op weg met de Z-route, p.56; Verwey Jonker Instituut, De eerste stappen van nieuwe statushouders in Rotterdam, p.29; Sardes, Naar een hoger taalniveau voor inburgeraars, p.42.

310 Verwey Jonker Instituut, Vrouwelijke nareizigers en gezinsmigranten, p.61.

311 De Beleidsonderzoekers, Goed op weg met de Z-route, p.56.

312 De Beleidsonderzoekers, Goed op weg met de Z-route, p.56; Verwey Jonker, Vrouwelijke nareizigers en gezinsmigranten, p.61-62.

313 Verwey Jonker Instituut, Vrouwelijke nareizigers en gezinsmigranten, p.61-62.

7.3.2 Kosten

Uit een aantal onderzoeken blijkt dat de kosten van het vervoer van en naar de leslocatie een belangrijk knelpunt kunnen zijn voor deelname aan het programma. Het lijkt erop dat in de meeste pilots een reiskostenvergoeding is verstrekt. In een aantal onderzoeken wordt vermeld dat een reiskostenvergoeding als een noodzakelijke randvoorwaarde voor deelname aan het programma wordt beschouwd.314

In sommige pilotgemeenten zijn fietslessen gegeven en is het fietsen gestimuleerd. Niet alle deelnemers hadden een fiets tot hun beschikking. Zodoende was soms (financiële) ondersteuning nodig om over een fiets te kunnen beschikken.

7.4 Conclusie

Om de deelname van statushouders aan een intensief inburgeringstraject te bevorderen, moet aan een aantal randvoorwaarden zijn voldaan. De belangrijkste randvoorwaarden waar gemeenten invulling aan moeten geven zijn duidelijke communicatie met inburgeraars, kinderopvang en vervoer van en naar leslocaties.

Goede informatievoorziening aan deelnemers over het programma wordt als belangrijke randvoorwaarde voor een succesvol inburgeringstraject gezien. Deelnemers willen graag weten wat het programma inhoudt, wat er van hen verwacht wordt en wat het programma hen kan opleveren. Daarnaast hebben inburgeraars duidelijke instructies nodig over wat ze moeten doen. De wijze waarop informatie wordt aangeboden doet ertoe. Er komt veel op statushouders af voorafgaand aan en gedurende het inburgeringstraject. Daarom is het van belang informatie te doseren en deze veelvuldig te herhalen. Een afweging die gemeenten moeten maken is welke informatie zij in het Nederlands aanbieden en welke informatie in de moedertaal. Uit de evaluaties blijkt dat het soms nodig is om informatie in de moedertaal aan te bieden. Dit hangt onder andere af van het doel van de informatie en van het taalniveau van de deelnemer.

Wanneer niet het leren van de taal centraal staat, maar thema’s worden besproken die van belang zijn voor de zelfredzaamheid, kan het zinvol zijn dit in de moedertaal aan te bieden. In diverse pilots zijn tolken ingezet voor lessen en activiteiten over specifieke onderwerpen, zoals financiën.

Vanwege de coronacrisis moesten pilotgemeenten noodgedwongen hun lessen online gaan geven. Het is alle pilotgemeenten gelukt om de omschakeling van fysieke lessen naar online onderwijs te maken, maar die omschakeling heeft tijd en investeringen gekost. Knelpunten waren onder meer dat deelnemers niet de benodigde apparatuur hadden (zoals een laptop) en beperkte digitale vaardigheden van deelnemers. Een belangrijke positieve ervaring was dat gaandeweg de digitale vaardigheden van deelnemers zijn toegenomen. Er zijn gemeenten die voordelen zien in een hybride aanpak, waarbij sprake is van een combinatie van online en fysieke lessen, omdat het reistijd voor de deelnemers bespaart. Dit werkt vooral voor inburgeraars die gemotiveerd zijn en over voldoende basisvaardigheden beschikken.

Desondanks geven deelnemers en professionals over het algemeen de voorkeur aan klassikale lessen. Deelnemers in diverse pilots denken zelf minder geleerd te hebben van de online lessen.

314 De Beleidsonderzoekers, Goed op weg met de Z-route, p.56; Significant, Investeren in mensen, p.39; Verwey Jonker Instituut, Vrouwelijke nareizigers en gezinsmigranten, p.61-62.

Deelnemers hebben behoefte aan een helpende hand bij het vinden van passende

kinderopvang. Voldoende kinderopvangplekken zijn niet altijd voor handen, dat is ook voor pilotgemeenten een uitdaging geweest. De kinderopvangtoeslag dekt niet de volledige kosten en daarom kunnen de kosten van kinderopvang een knelpunt zijn. Wanneer kinderopvang niet geregeld is, gaat dit naar verwachting vooral ten koste van de deelname van vrouwen.

Deelnemers bleken bij aanvang van de pilots regelmatig onvoldoende zelfredzaam te zijn om zelfstandig op de les- en werklocaties te komen. Een deel van hen kon niet zelfstandig een reis plannen en reizen met het openbaar vervoer. Ook kon een deel van de deelnemers niet fietsen.

Begeleiding en les is nodig om deelnemers hierin zelfredzamer te maken. De kosten van het vervoer kunnen voor deelnemers een knelpunt zijn voor deelname. Een reiskostenvergoeding wordt daarom als noodzakelijke randvoorwaarde beschouwd.

8

Conclusie

Een deel van de Nederlandse gemeenten heeft ter voorbereiding op de Wet