• No results found

Sociale cohesie en nieuwe verbindingen

In document “Museum Zoekt Prestatieafspraak” (pagina 60-66)

Hoofdstuk 3 Functies van kunst

3.2. Waarden en functies in de literatuur

3.2.3. De functies van kunst in het sociale domein

3.2.3.1. Sociale cohesie en nieuwe verbindingen

Hoe kan kunst zorgen voor sociale cohesie en nieuwe verbindingen in de samenleving? Robert Putnam heeft onderzoek verricht naar sociale structuren in de samenleving. Een van de basisbegrippen in zijn theorie over ‘bonding’ en ‘bridging’ is sociaal kapitaal. Hiermee refereert hij naar de verbintenissen tussen mensen, sociale netwerken en normen van wederzijdsheid en vertrouwenswaardigheid die hieruit voorkomen (Putnam 2000, 19).

Putnam gaat er van uit dat sociale netwerken de basis zijn voor sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal is belangrijk voor individuen en de maatschappij om een aantal redenen:

- Sociaal kapitaal helpt bij het oplossen van problemen. Het feit dat sommigen problemen collectief zijn nodigt mensen uit deel te nemen aan collectief probleemoplossen en het sociale netwerk dat gebruikt wordt voor het oplossen van deze problemen kan worden gebruikt als middel voor het implementeren van collectie actie.

- Vertrouwen reduceert de kosten voor sociale transacties en daardoor vertaalt sociaal kapitaal zich door naar financieel (of economisch) kapitaal.

- Sociaal kapitaal zorgt voor een vergroting van het bewustzijn dat bestemmingen van mensen aan elkaar verbonden zijn. Dit zorgt voor tolerantie in de maatschappij.

- De sociale netwerken die sociaal kapitaal ondersteunen dienen als kanalen voor de informatiestroom die mensen gebruiken bij het bereiken van hun doelen zoals het vinden van een nieuwe baan (als we dit sociaal kapitaal niet hebben zijn onze vooruitzichten verkleind, zelf al hebben we genoeg talent of training).

- Sociaal kapitaal helpt omgaan met trauma’s en ziekte. Mensen met veel sociaal kapitaal in hun leven kunnen hier beter mee omgaan dan de mensen die dit niet hebben (Putnam 2000, 288-289).

Sociaal kapitaal33 wordt dus onder meer gebruikt om bepaalde doelen in het leven te bereiken en hiervoor kunnen verschillende relaties met mensen worden ingezet. Het sociaal kapitaal kan dus bijvoorbeeld ook ingezet worden om doelen op economisch terrein te bereiken (bijvoorbeeld voor het vinden van een baan), onze levens worden volgens Putnam productiever door sociale banden. Een maatschappij die gekenmerkt wordt door algemene wederzijdsheid (in vertrouwen) is efficiënter dan een kwaaddenkende (niet vertrouwende) samenleving (ibid, 19-21).

Bonding en Bridging

Putnam maakt onderscheid tussen ‘bonding’ en bridging’. Sommige vormen van sociaal kapitaal zijn naar binnen gericht en neigen exclusieve identiteiten en homogene groepen te versterken. Dit is het type sociaal kapitaal dat berust op relaties met mensen die dicht bij je staan en waarmee bepaalde eigenschappen worden gedeeld, dit noemt Putnam ‘bonding’: het zijn banden tussen min of meer gelijke mensen. Vaak zijn dit verbintenissen met mensen die min of meer dezelfde hulpbronnen tot hun beschikking hebben. Door de nauwe band die er is met deze mensen zijn zij vaker bereid deze hulpbronnen te delen. (Putnam 2000, 22).

Andere netwerken zijn juist naar buiten gericht. Voor zaken als het vinden van een baan is het vaak nuttiger te zoeken in de relaties die wat verder van je af staan. Dit is het sociaal kapitaal dat Putnam ‘bridging’ noemt. Dit zijn banden met verschillende mensen in verschillende omstandigheden. Hoe meer een individu beschikt over ‘bridging’ kapitaal, hoe meer toegang hij zal hebben tot diverse en uiteenlopende hulpbronnen, hierdoor kan het zijn dat doelen beter worden bereikt (Ibid, 22).

Bonding sociaal kapitaal is goed voor specifiek gevoel van wederzijdsheid en het mobiliseren van solidariteit. Bridging sociaal kapitaal kan bredere identiteiten en wederzijdsheid genereren. Op deze manier kunnen bonding en bridging sterke positieve sociale effecten hebben. Het is belangrijk in het achterhoofd te houden dat bonding en bridging niet dingen zijn die elkaar uitsluiten, het is niet ‘of-of’. Het zijn categorieën waar sociale netwerken in verdeeld kunnen worden in ‘meer of mindere’ mate (meer bonding netwerken en minder bridging en andersom) (Putnam 2000, 23).

33

Putnam geeft zelf al aan dat er in zijn notie van sociaal kapitaal overlap zit met het sociaal kapitaal zoals dat wordt beschreven door Bourdieu. Sociaal kapitaal betekent voor Bourdieu de som van hulpbronnen dat vergroeid met een individu of groep door het bezitten van een bestendig netwerk van meer of minder geïnstitutionaliseerde relaties van wederzijdse vertrouwdheid en waardering. Door het sociale netwerk heeft het individu dus toegang tot verschillende hulpbronnen. Voor Bourdieu is dit interessant omdat hij vervolgens kijkt hoe andere soorten kapitaal gedistribueerd worden en daarmee macht in de maatschappij (van den Hoogen 2010, 296). Dit verschilt dus van Putnam, hij is geïnteresseerd in de kenmerken van sociale relaties en het vertrouwen in

Jeannotte stelt zelfs nog dat beide soorten van sociaal kapitaal (bonding en bridging) gerelateerd kunnen worden aan verbeterde gezondheid, groter persoonlijk welzijn, betere zorg voor kinderen, minder criminaliteit en een verbeterde overheid (Jeannotte 2003, 38).

Beleid dat probeert sociaal kapitaal in de maatschappij te vergroten zou volgens Putnam en Field zich moeten richten op het creëren van bridging kapitaal. Dit is niet zo gemakkelijk omdat dit berust op de capaciteit van mensen om met anderen om te gaan die niet gelijk zijn aan henzelf (zoals hierboven al beschreven). Dat brengt met zich mee dat deze ‘andere’ mensen andere hulpbronnen in het netwerk brengen die niet verkrijgbaar zijn bij de directe relaties (Van den Hoogen 2010, 299).

Putnam gaat in op de vraag hoe sociale netwerken tot stand komen en functioneren. Dit blijkt belangrijk om te weten wanneer je sociale cohesie wilt versterken en nieuwe verbindingen wilt laten ontstaan door middel van artistieke activiteiten. Op die manier kan je inzetten op het creëren van deze netwerken door middel van bijvoorbeeld specifieke participatie activiteiten die het bridging sociaal kapitaal versterken. Volgens Van den Hoogen is het zo dat artistiek-intrinsiek functioneren in het sociale domein sterker is in het ontwikkelen van social bridging (sociale bruggen) en niet-artistieke esthetische waarden faciliteren dit proces. Daarentegen ontstaat sociaal bonding door zowel niet-artistieke als artistieke esthetische waarden op sociaal niveau (van den Hoogen 2010, 306).

Op zichzelf resulteert een esthetische ervaring niet per se in het versterken van sociale cohesie. Het kan de bestaande sociale structuren bevragen wanneer de ervaring artistiek wordt. Door dit te doen kunnen sociale banden worden versterkt of juist worden afgezwakt (Van den Hoogen 2010, 303). Een esthetische ervaring kan zo een eerste stap zijn in erkennen dat iemand zichzelf inderdaad ziet als een deel van een bepaalde gemeenschap (Van den Hoogen 2010, 298).

De causale relatie tussen de sociale banden en kunst is dus niet heel erg sterk omdat er nog heel veel andere factoren invloed hebben op deze ontwikkeling. Culturele activiteiten kunnen wel aan het begin liggen van een dergelijke ontwikkeling van gemeenschappen maar andere activiteiten kunnen net zo goed deze ontwikkeling op gang zetten. Verandering in gedrag wordt namelijk niet beïnvloed door één activiteit of invloed. Het is altijd het resultaat van vele invloeden. De esthetische ervaring kan wel specifieke invloed hebben op het gedragsniveau van individuen omdat het opereert op het niveau van perceptie (Van den Hoogen 2010, 304). Dit betekent dat het belangrijk is kunst beleving te zien als sociale activitiet. De extrinsieke waarde kan leiden tot sociaal kapitaal.

3.2.3.2. Identiteit

Wat heeft kunst te maken met identiteit? Iemands persoonlijke identiteit wordt gevormd door iemands lidmaatschap aan verschillende sociale groepen. dit relateert iemand aan een collectief niveau. Identiteit heeft verschillende bronnen: geografische locatie (bijvoorbeeld stad, wijk, dorp of land), etnische afkomst, religie, geslacht, seksuele geaardheid etc. De esthetische ervaring kan deze identiteiten bevestigen, de artistieke ervaring kan deze

ontwikkelen. Identiteit is dus niet een vaststaand iets maar ook niet iets waar tussen je zomaar kan wisselen van de ene identiteit naar de andere ( Van den Hoogen 2010, 276).

Door Van den Hoogen wordt opgemerkt dat de invloed van de geografische locatie van iemand op de identiteit steeds minder belangrijk wordt door de toenemende globalisatie. Locatie wordt volgens Van den Hoogen steeds minder belangrijk voor productie, distributie en besluitvorming (Van den Hoogen 2010, 277). Dat locatie steeds minder belangrijk wordt in processen als productie, distributie en besluitvorming is niet opmerkelijk. Het is echter de vraag of locatie ook minder belangrijk wordt bij identiteitsvorming. Het kan ook zo zijn dat, juist door de globalisatie, geografische locatie steeds belangrijker wordt voor mensen bij het bepalen van hun identiteit in een wereld die steeds groter wordt.

Kunst kan worden ingezet als middel voor zelfexpressie en zelfrepresentatie. Artistieke creativiteit kan een manier zijn voor het ontwikkelen en promoten van identiteit en kan hierdoor een bron zijn voor de ‘zelfverwezenlijking34’ van een individu of groep die participeert in de kunst. Matarasso suggereert dat zelfverwezenlijking een belangrijke functie is van artistieke activiteit (dit wordt voornamelijk gerelateerd aan participatie activiteiten) (Van den Hoogen 2010, 282-283). Jezelf uitdrukken via kunst kan in verschillende (beeld)talen en vormen en geeft mensen de mogelijkheid hun identiteit vorm te geven en uit te dragen op een unieke manier die niet gebonden is aan regels, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld sport.

Esthetische ervaring is een belangrijke manier voor het ontwikkelen van iemands perceptie vaardigheden en daarmee voor het vermogen de alternatieve mogelijkheden te evalueren. Verder worden kansen voor het ontwikkelen van een persoonlijke autonomie vergroot wanneer iemand leeft in een omgeving met mensen die zelf ook autonoom zijn. De esthetische ervaring is hiermee belangrijk bij het vormen van een identiteit (Blokland 1995, 291).

Het ontwikkelen van vaardigheden leidt tot zelfverwezenlijking. Een groot deel van het ontwikkelen van vaardigheden kan ook plaatsvinden door andere activiteiten dan culturele gemeenschapsactiviteiten, of hangt niet af van de culturele of artistieke aard van de activiteiten. Het lijkt belangrijker dat de activiteiten sociaal zijn en plaatsvinden op het niveau van een specifieke gemeenschap. Maar ook hier hebben culturele activiteiten als voordeel dat ze opereren op het vlak van perceptie en daarmee heel geschikt zijn om iemands identiteit te ontwikkelen. Het unieke aan de esthetische ervaring is dat het de mogelijkheid geeft afstand te nemen van jezelf als individu. Alleen de esthetische ervaring maakt het individu bewust van deze ontwikkeling van de identiteit. Andere activiteiten als sport hebben deze eigenschappen niet (Van den Hoogen 2010, 293).

34

Zelfverwezenlijking wordt hier bedoeld als: het gebruik maken en ontwikkelen van zijn capaciteiten om in een economisch, sociaal en politiek opzicht actief mee gestalte te geven aan zijn of haar eigen leven en dat van de gemeenschap waarvan men deel uit maakt.

3.2.3.3. Educatie

De provincie Drenthe zegt met cultuurparticipatie bij te willen dragen aan educatie. Wat ze hiermee precies bedoeld wordt uit de beleidsnota’s niet geheel duidelijk. Het is aannemelijk dat hier een vorm van persoonlijke ontwikkeling mee bedoelt wordt, het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden.

Nieuwe vaardigheden die door culturele activiteiten kunnen worden ontwikkeld hebben, zoals eerder al gezegd, een positief effect op de zelfverwezenlijking en stimuleren individuen actief deel te nemen aan de eigen gemeenschap.

Volgens Van den Hoogen beginnen de sociale ‘outcomes’ van de esthetische ervaring bij waarden en functies op persoonlijk niveau. Het individu ontwikkeld namelijk specifieke vaardigheden:

- artistieke vaardigheden die kunnen leiden tot een groter probleem-oplossend-vermogen en tot het binden aan iemands omgeving en gemeenschap.

- organisatorische en sociale vaardigheden die niet specifiek zijn voor culturele activiteiten maar ook kunnen ontstaan uit andere activiteiten (Van den Hoogen 2010, 290).

Wat betreft educatie gezien in het licht van persoonlijke ontwikkeling is de esthetische ervaring dus een belangrijke manier voor het ontwikkelen van perceptievaardigheden. Hierdoor is een individu beter in staat zijn of haar mogelijkheden tot alternatieve scenario’s te evalueren.

Actief of passief participeren?

Beleidsmakers die proberen sociale effecten te bereiken zouden zich volgens Matarasso moeten richten op actieve participatieprojecten (community-art en amateurkunst). Dit wil niet zeggen dat passieve participatie geen effect heeft, het is zelfs zo volgens Materasso dat, ondanks alle verschillende projecten die hij heeft bestudeerd, er geen specifiek verschil te vinden was in de sociale effecten. Community art is niet meer effectief dan amateurkunst of professionele kunst, aldus Matarasso (Matarasso 1997, 74). Dit lijkt tegenstrijdig omdat hij ook zegt dat beleidsmakers die gaan voor sociale impact hun focus zouden moet leggen op actieve participatie projecten (amateurkunst en community art). Het is logisch dat passieve en actieve participatie een verschillende werking hebben op een individu. Maar het kan ook afhangen van de duur van een project, ongeacht of dit passief of actief is, wat voor uitwerking het heeft op de participant. Een project waarbij actieve participatie is vereist, maar wat maar eenmalig is of kort duurt kan misschien wel minder invloed hebben dan een project waarbij meerdere malen passief geparticipeerd wordt. Het hangt daarbij ook af van de ‘nazorg’ van een project hoe het resultaat zal beklijven. Dit betekent dat wanneer culturele organisaties met participatie activiteiten sociale effecten nastreven hier rekening mee moeten houden. En daarmee zal ook de overheid die hier geld in stopt hiernaar moeten kijken alvorens dergelijke projecten/activiteiten te ondersteunen.

3.2.3.4. Conclusie

De provincie Drenthe noemt in haar beleid grofweg drie functies van kunst en cultuur in het sociale domein: sociale cohesie, identiteit en educatie. Er wordt in de beleidsstukken nergens uitgelegd hoe de provincie denkt dat kunst en cultuur van invloed hierop kunnen zijn. In de literatuur is daar uiteraard wel het een en ander over te vinden.

Wat betreft sociale cohesie is de theorie van Putnam met betrekking tot ‘bonding’ en ‘bridging’ van belang. ‘Bonding’ sociaal kapitaal is goed voor een specifiek gevoel van wederzijdsheid en het mobiliseren van solidariteit. Bridging sociaal kapitaal kan bredere identiteiten en wederzijdsheid genereren.

De esthetische ervaring kan bestaande sociale structuren bevragen wanneer de ervaring artistiek wordt. Door dit te doen kunnen sociale banden worden versterkt of juist worden afgezwakt. Volgens Van den Hoogen is het zo dat artistiek-intrinsiek functioneren in het sociale domein sterker is in het ontwikkelen van social bridging (sociale bruggen) en artistieke esthetische waarden faciliteren dit proces. Social bonding kan door zowel niet-artistieke als niet-artistieke esthetische waarden op sociaal niveau

Kunst en cultuur kunnen bijdragen aan iemands identiteit door bijvoorbeeld jezelf uit te drukken via kunst (dit kan in verschillende beeldtalen en vormen die niet gebonden is aan regels). Maar iemands identiteit kan ook door andermans kunst bevestigd of ontwikkeld worden. Het unieke aan de esthetische ervaring is dat het de mogelijkheid geeft afstand te nemen van jezelf als individu. Alleen de esthetische ervaring maakt het individu bewust van deze ontwikkeling van de identiteit. Andere activiteiten als sport hebben deze eigenschappen niet. Kunst en cultuur kunnen daarnaast ook nog educatief doordat door kunstervaring nieuwe vaardigheden worden ontwikkeld die een positief effect hebben op zelfverwezenlijking. Het is ook duidelijk geworden dat de gewenste sociale effecten niet alleen bereikt kunnen worden door kunst. Maar kunst is wel uitermate geschikt om bepaalde veranderingen bij mensen en groepen mensen te weeg te brengen. Kunst opereert op het vlak van perceptie en emotie en doet een beroep op de verbeeldingskracht. Hierdoor kunnen normen en waarden worden bediscussieerd, identiteiten gevormd, denkkaders worden vergroot of veranderd en vaardigheden worden aangeleerd. Bij andere activiteiten die sociale effecten kunnen bewerkstelligen (zoals sport) opereren op het vlak van fysieke mogelijkheden en cognitie waarbij emotionele aspecten een minder belangrijke rol spelen.

Voor dit onderzoek zijn bovenstaande uitkomsten met name van belang in het kader van de ‘verbindende waarde’ van musea. Nu duidelijk is hoe kunst op het sociale domein functioneert (op de onderdelen educatie, identiteit en sociale cohesie) kan hier rekening mee worden gehouden wanneer de provincie prestaties van musea hierop wil formuleren en/of inzichtelijk wil maken.

In document “Museum Zoekt Prestatieafspraak” (pagina 60-66)