• No results found

Beleidsdoelen en prestatieafspraken en rapportage

In document “Museum Zoekt Prestatieafspraak” (pagina 76-80)

Empirie en Theorie Praktijk en Prestaties

Hoofdstuk 4 Drenthe en Monitoring 2007-2010

2. Resultaten en Monitoring

4.3.1. Beleidsdoelen en prestatieafspraken en rapportage

4.3. Monitoring

4.3.1. Beleidsdoelen en prestatieafspraken en rapportage

In hoofdstuk 2 waren de uitgangspunten voor het museumbeleid bij de provincie Drenthe en de visie van de Museumvereniging al te lezen, en in hoofdstuk 3 de waarden en functies van kunst. Daarom wordt er nu bekeken hoe uitgangspunten voor museumbeleid terug komen in de beleidsdoelen en hoe de beleidsdoelen met betrekking tot (activiteiten van) musea terug komen in de PvE’s van de provincie en in de rapportages van de musea. Tot slot wordt gekeken in hoeverre er overeenkomst zit in de genoemde functies van kunst en cultuur, de beleidsdoelen, de gegevens die de provincie vraagt en de gegevens die de instellingen leveren. Uit de begrotingen en jaarverslagen van de provincie op dat er vanaf 2007 een verschuiving te zien is in welk kader ondersteuning aan de musea wordt geplaatst (althans in de uitspraken die hierover in deze documenten worden gedaan). In 2007 wordt in de missie van de provincie niets gezegd over de economische functies van kunst en cultuur en richt de provinciale inzet zich op het ondersteunen van diverse museale instellingen waaronder het Drents Museum met als doel: behoud en ontsluiting van het Drentse culturele erfgoed (Provincie Drenthe Begroting 2007, 197).

In de jaarstukken van 2009 staat in de missie voor cultuur: een samenleving waarin cultuur naast (ver)bindende factor ook bijdraagt aan educatie, sociale cohesie, versterking van de Drentse identiteit en de culturele infrastructuur kan worden ingezet als magneet voor de economie. Een van de prioriteiten die wordt genoemd is: het economische effect en de promotionele waarde van de Drentse musea vergroten (Provincie Drenthe 2009, 23-25).

Deze grotere nadruk op de economische aspecten gaat in 2010 door. De kleinere musea zijn volgens de begroting 2010 om de cultuurhistorische identiteit van de provincie uit

Provincie stuurt PvE

1 juni

1 sept

Instelling stuurt:

tussenrapportage lopende jaar en aanvraag komende jaar

31 dec Provincie stuurt beschikking 1 mei Instelling stuurt jaarverslag

te dragen. De grotere musea moeten zorgen voor spraakmakende cultuur. Het steunen van deze musea draagt bij aan een aantrekkende en aantrekkelijke provincie voor bezoekers van binnen en buiten de provincie en een beter vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven (Provincie Drenthe 2010, 26).

In bijlage 1 staat de tabel zoals weergegeven in hoofdstuk 2.1, over de intrinsieke waarden en functies van kunst zoals omschreven door Van den Hoogen en hoe terug gevonden in uitspraken van de provincie Drenthe. Deze tabel is aangevuld met een kolom welke gestelde beleidsdoelen, uit de cultuurnota ‘Cultuur als Magneet’ die van toepassing zijn op de activiteiten van musea, hierbij aansluiten. Hetzelfde is gedaan voor de waarden en functies op het sociale en economische domein.

Uit deze tabellen blijkt dat de doelen uit de cultuurnota niet het hele spectrum aan waarden en functies, die de provincie toedicht aan kunst en cultuur, behelzen. Sommige doelen zijn zo algemeen geformuleerd dat het ‘overal en nergens’ bij kan passen (zoals bijvoorbeeld ‘de museale infrastructuur optimaal benutten als economische factor). Het is niet duidelijk hoe dit dan zou moeten; door werkgelegenheid, bestedingen, bijdragen aan het vestigingsklimaat etc..

De constatering dat niet het hele spectrum aan genoemde waarden en functies terug komt in de beleidsdoelen is belangrijk want deze waarden en functies zijn wel dé redenen, of de uitgangspunten, voor het cultuurbeleid. Zou het dan niet logisch zijn dat de beleidsdoelen die gesteld worden bijdragen aan het bereiken van die waarden? Want hoe kan je anders iets zeggen of kunst en cultuurbeleid hier aan bijgedragen heeft? Of in ieder geval wat je hebt gedaan om het hieraan bij te laten dragen.

Beleidsdoelen en informatie

In bijlage 2 staat een tabel met daarin de doelen uit de cultuurnota die van toepassing zijn op de musea, wat hiervan terug komt in de PvE’s van de provincie en wat/of hierover wordt gerapporteerd door het Drents Museum en Museum De Buitenplaats36.

Bestudering van de tabel levert een aantal opvallende zaken op voor dit onderzoek: Ten eerste blijkt dat er een groot verschil zit tussen de verschillende beleidsdoelen en de mate van sturing op bijbehorende activiteiten. Zo wordt er bijvoorbeeld erg veel ‘voorgeschreven’ op het doel ‘ontsluiting museale collecties’ (de collectiewaarde). De mate van sturing gaat tot op details variërend van hoe de collectie te ontsluiten, verwerven van verzamelingen, lacunes wegwerken tot ontwikkeling nieuwe vaste opstellingen op de verschillende thema’s.

36

Bij deze tabel moet wel opgemerkt worden dat deze doelen uit de laatste cultuurnota ‘Cultuur als Magneet’ zijn gedestilleerd. De doelen die in de vorige nota werden genoemd komen grotendeels terug in de nieuwe nota. En dat deze activiteiten/producten in de PvE’s niet per se achter deze doelen staan maar in deze tabel zijn geplaatst achter het doel waar ze naar mijn idee het best bij passen. Sommige zaken passen bij meerdere doelen en staan daarom meerdere keren in de tabel. N.B. het jaarverslag over 2008 ontbreekt in het dossier. Voor dit jaar is in de kolom ‘rapportage DM’ gebruik gemaakt van het activiteitenplan 2008.

Dat er op dit onderwerp veel gerapporteerd wordt is gezien het feit dat het gaat om musea wel te begrijpen. Maar dat de provincie zoveel voorschrijft op dit gebied lijkt wat vreemd omdat dit juist het expertise gebied is van de musea en in staat is zelf te bepalen hoe de collectie het best ontsloten kan worden met inachtneming van de gestelde beleidsdoelen. De vraag is dan ook of het de provincie iets oplevert dat zij dit zo in detail opneemt en het PvE (haar sturingsmiddel). Anderzijds moet natuurlijk niet worden vergeten dat de collectie bij het Drents Museum eigendom is van de provincie. Dit kan de grote nadruk op dit onderwerp verklaren. Laat onverlet dat het museum de specialist is op dit gebied en waarschijnlijk zelf goed kan adviseren hoe e.e.a. ontsloten zou moeten worden.

Het Drents Museum rapporteert heel erg uitgebreid, ook over zaken die niet in het PvE staan. Wat opvalt is dat in veel gevallen die zaken die niet in het PvE stonden maar wel over gerapporteerd werd, dat die het volgende jaar wel in het PvE stonden. Ook wordt er gerapporteerd over zaken die wel beleidsdoelen zijn maar die niet terug komen in het PvE. Het gaat bijvoorbeeld om doelen als sociale spreiding, bijdrage leveren aan vestigingsklimaat, en musea verankeren in maatschappij. Het Drents Museum heeft bijvoorbeeld zelf onderzoek gedaan naar de economische spin-off en geeft informatie over, aantal stage plaatsen, aantal banen en hun samenwerking met de sociale werkvoorziening Alescon. Ook de koppeling van toerisme en cultuur is een beleidsdoel (deze komt echter niet terug in de genoemde waarden en functies van kunst en cultuur) maar wordt niet in PvE’s opgenomen. Hierover wordt wel vrij veel gerapporteerd. Het PvE lijkt door bovenstaande ineens helemaal niet zo’n sturingsmiddel te zijn maar meer een controle middel.

De verschillende waarden en functies van kunst en cultuur op het intrinsieke, sociale en economische domein worden dus niet allemaal doorvertaald naar beleidsdoelen en daarmee de instellingen/de informatie die de provincie van de instellingen wil. Daarmee is ook de verschuiving die er in de missies in de jaarlijkse begrotingen van de provincie te zien was, van sociaal/intrinsiek naar steeds meer economisch, niet doorvertaald naar de instellingen. Door geen informatie op alle drie de domeinen te vragen van de instellingen is het de vraag hoe je dan ooit kan aantonen wat bij heeft gedragen aan de functies en waarden. Er moet dus gekeken worden wat er gevraagd kan worden van instellingen om hier toch iets over te kunnen zeggen. Hier zal in het volgende hoofdstuk verder op in worden gegaan.

Manier van sturen

Museum de Buitenplaats krijgt in de periode 2007-2010 geen PvE van de provincie, hierdoor heeft de provincie niet de mogelijkheid duidelijk te sturen. Dit komt omdat de relatie met dit museum anders is dan die met het Drents Museum, De Buitenplaats krijgt immers pas vanaf 2008 een subsidie per boekjaar.

Het Drents Museum krijgt al deze jaren wel een PvE, maar de omvang hiervan wisselt nogal eens.

In 2007 krijgt het Drents Museum een PvE van 2 pagina’s op de producten: 1. Behoud en beheer collectie (incl. uitbreiding collectie)

3. Tijdelijke tentoonstellingen 4. Publieksbegeleiding

5. Kennisoverdracht

Deze producten blijven tot en met 2009 terug komen. In de PvE’s staan beleidsdoelen, producten en indicatoren genoemd. Maar de relatie tussen doelen, producten en indicatoren is niet altijd duidelijk. Bijvoorbeeld uit het PvE 2007:

Product: Vaste opstelling collectie.

Doel: versterken toegang tot informatie, educatie en cultuur door: vraaggerichter werken, vergroten publieksbereik en brancheoverstijgende samenwerking.

Vergroten van het bereik: toename actieve en passieve deelname aan kunst en cultuur

o Indicator: het DM biedt tot een maximum van 40 uur advies voor kleine Drentse musea.

o Onder de aandacht brengen van de eigen collectie d.m.v. bruiklenen (PvE 2007).

Wat als eerste opvalt, is dat het hier erop lijkt dat er gedacht wordt vanuit producten en niet vanuit de doelen. Vervolgens lijkt er onder het doel weer een doel te staan. Daarnaast is het bij bovenstaand voorbeeld de vraag hoe het ‘vergroten van bereik’ zich verhoudt tot de indicator ‘het DM biedt 40 uur advies’ (ook niet overal worden indicatoren genoemd). De indicator is wel meetbaar maar deze relatie is niet duidelijk. De tweede indicator lijkt wel te passen bij ‘vergroten van het bereik’ maar is niet meetbaar. In 2008 wordt bijvoorbeeld vaak als indicator genoemd: ‘mate en wijze van samenwerking’. Zo zijn er meer voorbeelden van onduidelijkheden te noemen (bijvoorbeeld nog product: publieksbegeleiding, doel: versterken toegang tot informatie..etc., vergroten gebruik, indicator: 85.000 bezoekers).

Het PvE uit 2008 is al aanmerkelijk langer: het telt 4 pagina’s en omvat dezelfde producten als in 2007 met daarbij nog ‘nieuwbouw’. In 2009 is het PvE uitgebreid naar 5 pagina’s. Het is in dit jaar dat het Drents Museum klaagt over het PvE. Volgens het museum zit de provincie met dit PvE te veel op de bedrijfsprocessen van het museum. Het museum pleit er dan ook voor om PVE’s in de toekomst te beperken tot hoofdzaken van beleid, zijnde expositie- en activiteitenprogramma en de nieuwbouwprocessen. En dat terwijl het Drents Museum zelf heel erg op detail rapporteert. Dit is enigszins opmerkelijk omdat het museum zelf juist erg uitgebreid rapporteert over zaken die niet in het PVE staan zoals personeelsmanagement, voortgangsgesprekken, formatie etc, de echte bedrijfsprocessen dus.

Hier komt de vraag om de hoek in hoeverre je als overheid je wilt bemoeien met de instellingen. Gevolg van de klacht is wel dat het PvE in 2010 terug is gebracht naar 1 pagina op andere producten dan voorheen (2010 is namelijk het eerste jaar waarin de doelen uit de nieuwe cultuurnota 2009-2012 in de subsidies per boekjaar kunnen worden meegenomen). Hoewel het Drents Museum klaagt over het uitgebreide PvE verandert er niets in de

uitgebreide rapportages van het Museum. Dus ondanks dat het PvE korter wordt blijven de rapportages op alle details ingaan.

Verder loopt de verschuiving die er in de begroting te ontdekken was naar steeds meer economische doelstellingen niet door tot aan de beleidsinformatie die de provincie van de instellingen vraagt via het PvE.

Wat al met al dus opvalt is het feit dat de provincie wat zwalkt in het gebruik van het PvE in vorm en inhoud. Er lijkt daarnaast een spanningsveld te bestaan tussen enerzijds het willen sturen op doelen, producten en output en anderzijds de ruimte die de instellingen hier hebben om hun eigen expertise in te zetten. In het volgende hoofdstuk zal hierop terug worden gekomen.

In document “Museum Zoekt Prestatieafspraak” (pagina 76-80)