• No results found

Sociaal- emotionele ontwikkeling

Kinderen groeien niet alleen op, maar samen. Ze leren door middel van spel en bewegen met anderen en met zichzelf om te gaan. Kinderen leren rekening te houden met de ander, op te komen voor zichzelf en ze leren onderhandelen. De sociaal- emotionele vaardigheid om succesvol te kunnen spelen wordt speelvaardigheid genoemd. Om samen te kunnen spelen moet een kind zich kunnen houden aan bepaalde regels. Samen bezig zijn en plezier hebben geeft kinderen het gevoel erbij te horen en kan mede bijdragen aan het ontstaan van vriendschappen. Naarmate de groep groter wordt is de sociale context waarin gespeeld wordt complexer. Gelder,van M.&Berg M.&Weene, van E(2007)

Kleuters(2,5-5 jaar)

Zodra kleuters op school komen wordt hun wereld steeds groter. De relaties met leeftijdsgenootjes gaan een belangrijke plaats innemen.

Kleuters maken de overgang van egocentrisme waarbij ze zich niet kunnen verplaatsen in een ander naar het zich wel kunnen verplaatsen in een ander. Deze ontwikkeling is nodig om samen met anderen te spelen. Daarnaast weten kinderen op deze leeftijd wat wel en niet mag. Een kleuter is ook goed in staat iets met een ander te delen.

Kinderen van 6-12 jaar

Er ontstaat in deze fase een verbreding van sociale relaties. Kinderen krijgen hechte en gedifferentieerde relaties met leeftijdsgenootjes, de leerkracht, andere volwassenen, de trainer op de sportvereniging. De morele ontwikkeling speelt een steeds grotere rol. Kinderen krijgen in deze fase meer grip op hun emoties. Ze kunnen niet alleen maar met een ander delen, maar ook overleggen. Kinderen meten zich graag met een ander en kunnen slecht tegen hun verlies.

Netelenbos,Bernhard J,(2008)

Ieder kind is anders, ook op sociaal vlak. Het ene kind is niet alleen verder in zijn/ haar ontwikkeling maar het heeft ook een ander aard en aanleg dan de ander. Sommige kinderen spelen liever samen en anderen spelen liever alleen. Ook zijn er kinderen die zich erg snel ontwikkelen op cognitief vlak.

Er zijn van nature leiders en volgers. Een leider is een individu dat in staat is een groep te beïnvloeden om de groep te helpen of om organisatorische doelen te kunnen bereiken. Een goede leider neemt zelf initiatief maar bied ook ruimte voor ideeën van anderen. InfoNu.nl(2010) Op het schoolplein spelen kinderen alleen en samen en zijn er leiders en volgers. Belangrijk is om hier als leerkracht op het schoolplein rekening mee te houden. Net zoals in de klas houd je rekening met verschillen tussen kinderen. Wel kun je kinderen stimuleren om samen te spelen wanneer ze altijd alleen spelen.

In de kleutertijd worden aanzienlijke vorderingen in de emotionele ontwikkeling gemaakt. Ze kunnen hun emotionele reacties beter sturen en hun gedrag georganiseerd houden, ook al zijn er sterke emoties, zoals frustratie, angst en boosheid. Als iets niet lukt zullen ze de hulp van een volwassene in schakelen. Kinderen in deze leeftijd kunnen hun gedrag ook al aanpassen aan de situatie. Kleuters zijn in staat complexe gevoelens als jaloezie, trots of schaamte te benoemen en begrijpen. Zij zijn steeds beter in staat de eisen en verboden van de omgeving te internaliseren.

Kinderen in de schoolleeftijd krijgen meer greep op hun emoties en hebben een groeiend begrip van de betekenis van complexe emoties. De morele ontwikkeling speelt een steeds grotere rol. De kinderen ontwikkelen een geweten, waarden en normen spelen hierbij een belangrijke rol.

Verhulst,FC(2008)

De meest bekende theorie is de hechtingstheorie van John Bowlby(1907-1990). Hechting is een band van warmte, liefde en geborgenheid tussen kind en verzorger. Hechting zorgt ervoor dat een kind zich veilig voelt. Het is de basis voor de verdere sociaal-emotionele ontwikkeling. Hechting ontstaat in het contact met het kind door met het kind te praten, te kijken en in te gaan op zijn/haar behoeftes. Een kind krijgt een beeld van het gedrag van volwassenen, neemt waarden en normen over, leert te vertrouwen op de omgeving en voelt dat het er mag zijn.

De sociale leertheorie van Bandura(1925) gaat over hoe kinderen leren omgaan met zichzelf en de wereld. Volgens Bandura leren kinderen zich sociaal te gedragen door volwassenen te observeren en te imiteren. Hij noemt dit modeling, ofwel observationeel leren. Bandura ontdekte ook dat kinderen beter leren door belonen dan door straffen. Zwiep C (2006)

Sekseverschillen

Op het schoolplein spelen jongens en meisjes met elkaar. Het is goed om te kijken welke verschillen en overeenkomsten er tussen deze twee groepen zijn. De leerkrachten op het plein hebben hier immers dagelijks mee te maken. Meisjes zijn vaker meegaander en daar spelen volwassenen veelal op in. Als ze iets gedaan willen krijgen vragen ze het vaker aan een meisje. Kohnstamm R. (2002) Overeenkomsten:

 Zowel binnen een groep jongens als een groep meisjes bestaan hiërarchieën en is duidelijk wie de baas is. De hiërarchieën zijn bij jongens stabieler en er bestaat een grotere eenstemmigheid over.

 Jongens en meisjes kennen baasspelers. Meisjes gebruiken dit overwicht vaak om een ander iets voor ze te laten doen voor zijn/ haar eigen bestwil. Jongens doen dit eerder uit eigen belang.

 Jongens en meisjes blijken even goed te zijn in het gebruik maken van meegaandheid, list en overredingskracht.

Verschillen:

 Meisjes laten vaker om beurten winnen.

 Jongens zijn vaker geneigd tot wedstrijd.

 Meisjes letten vaker op bestwil van ander

 Jongens zijn vaker uit op eigen belang Vriendschap en ruzie

Bij de rolverdelingen op het schoolplein komen gevoelsmatige verhoudingen als sympathie, wedijver en jaloezie naar voren. Al heel jong laten kinderen merken dat ze positieve of juist negatieve gevoelens hebben ten aanzien van andere kinderen. Tegelijk met het ontstaan van de sociale contacten komen de onenigheden. De meeste ruzietjes zijn kortstondig. En ze kunnen allemaal als belangrijke sociale oefening worden gezien.

2.5 Spel

Op het schoolplein wordt er dagelijks gespeeld. Op bs de bron loopt het team tegen het probleem aan dat kinderen soms moeilijk tot spel komen en dat er regelmatig conflicten ontstaan bij het samenspel. Belangrijk voor dit onderzoek is dan ook om te kijken hoe kinderen zich ontwikkelen in spel, wat spelinzicht is, welke spelsoorten er zijn en wat samenspel in de literatuur betekend. Deze onderdelen worden hieronder beschreven.

Ontwikkeling van spel

Spel onderscheidt zich van andere activiteiten zoals eten omdat er niet direct een doel mee bereikt hoeft te worden. Elk gezond kind zal spelen. Netelenbos,Bernhard J,(2008)

Kleuters (2,5-5 jaar)

Voor kleuters is spel een belangrijk middel om met conflicten en angsten om te leren gaan en ze te overwinnen. Sociale rollen worden ook in spel geoefend. Kinderen kunnen de rol spelen van iemand die ze bewonderen, maar ook van iemand die ze eng vinden. Erikson(1994) legt de nadruk bij spel op plezier en op het creatief oplossen.

Kinderen van 6-12 jaar

Vanaf ongeveer 7 jaar zijn kinderen in staat spelregels te aanvaarden en er mee om te gaan. Hoe uitdagend speel- en beweegsituaties ook zijn op een schoolplein wanneer kinderen niet de vaardigheden hebben om samen te spelen dan ontstaan er conflicten. Of kinderen het beoogde speelgedrag kunnen laten zien hangt af van vele factoren.

De ontwikkeling van het speelgedrag van kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar staat in onderstaand tabel beschreven.

Boot, E.(2010) Op het speelplein zijn er veel mogelijkheden om het speelaanbod en de begeleiding aan te passen aan de behoefte en het niveau van het speelgedrag van kinderen. Uitgangspunt voor een indeling in speelgedrag is de sociaal/emotionele ontwikkeling. Speelgedrag van kinderen is niet zomaar

aanwezig op een bepaalde leeftijd. Het is belangrijk hier rekening mee te houden bij het aanbod en de begeleiding.

Spelinzicht

Spelinzicht kun je omschrijven als het inzien van de beste mogelijkheden in een spelsituatie. Een kind moet hierbij rekening houden met zijn eigen vaardigheid, en die van medespelers en tegenstanders.

Ruimte, tijd, materiaal en andere spelers spelen een rol in spelsituaties. Als een spel te weinig differentiatiemogelijkheden biedt, kan een gebrek aan spelinzicht een succesvolle (plezierige) deelname aan spelen in de weg staan. Gelder,van M.&Berg M.& Weene, van E(2007)

Voordat je kunt meespelen met een ander moet je goed kijken wat anderen precies aan het doen zijn, inschatten hoe goed of slecht ze gehumeurd zijn, je eigen gedrag afstemmen op gemakkelijk invoegen, aanvoelen wanneer je ernaast blijkt te zitten en tenslotte je gedrag snel opnieuw en beter aanpassen. Kohnstamm R. (2002) Dit vraagt erg veel van een kind op het schoolplein. Kinderen komen ook regelmatig zeggen dat ze niet mee mogen doen van een ander.

Samenspel

De invloed van andere kinderen op het welbevinden en de betrokkenheid van een kind in

spelsituaties is vaak heel groot. Samenspel heeft een sterke en positieve invloed op ontwikkeling.

Kinderen leren door samenspel een aantal vaardigheden, namelijk:

- Het is prettig om samen te kunnen spelen - Kinderen leren om dingen samen te delen - Kinderen leren om naar elkaar te luisteren - Kinderen leren om elkaar te helpen - Kinderen leren om elkaar aan te moedigen

- Kinderen leren om situaties ten opzichte van elkaar te verwoorden

- Kinderen moeten argumenten bedenken om andere kinderen te overtuigen van eigen standpunten

- Kinderen leren zich te verplaatsen in een ander - Kinderen overleggen met elkaar

- Kinderen leren samen afspraken te maken - Kinderen leren samen problemen op te lossen.

Geen contacten of arme contacten leiden tot een gevoel van frustratie en ontnemen mogelijkheden tot ontwikkeling. Het gebrek aan contacten versterkt de kans dat andere kinderen continu plagen en overheersen. Dat heeft consequenties voor het zelf ontdekken en exploreren. Caminada

G.&Leenders Y.(1996)

Spelvormen

Het spel van kinderen kan in verschillende spelvormen worden ingedeeld.

Solospel: alleenspel, spel zonder bijzijn van anderen.

Parallelspel: kinderen zijn zich bewust van elkaars aanwezigheid, maar spelen naast elkaar zonder dat ze echt aandacht voor elkaar hebben.

Associatiespel: kinderen activeren en stimuleren elkaar en kunnen met hetzelfde spel bezig zijn, maar er is toch niet echt sprake van samenspel.

Gemeenschappelijk spel: Kinderen van 3`a 4 jaar zijn nog niet in staat goed samen te werken. Wel beseffen ze dat er sprake is van een groep waarin meer kinderen zitten die dingen samen doen.

Coöperatief spel: Er is sprake van coöperatief spel als er overleg plaats vindt tussen kinderen, wanneer bepaalde afspraken met elkaar worden gemaakt, wanneer kinderen komen tot een duidelijk taak- en/of rolverdeling, wanneer ze rekening houden met de inbreng van de ander, overleggen en afspraken maken.

Spelsoorten

Op het schoolplein moeten kinderen over allerlei spelen kunnen beschikken. In de kinderpsychologie zijn de volgende spelen onderscheiden:

functiespelen: speeltuigen als schommel, wip, glijbaan,klimtouwen,enz.

imitatie- en rollenspelen: het imiteren van dingen die al bestaan, het spelen van een rol, het nadoen van handelingen, geluiden, gebaren, houdingen.

sociale spelen: hinkelspel, voetbalspel, verstoppertje, enz. Kinderen leren hierdoor met elkaar om te gaan, afspraken te maken.

constructiespelen: hier gaat het om spelen waarbij de kinderen iets maken bijvoorbeeld timmeren, stapelen, graven en metselen.

Medaer C.&Fré de R.,(2001)