• No results found

Selectie van onderzoekseenheden 1 Selectie van kamerstukken

Hoofdstuk 3 – Theoretisch kader

4.4 Selectie van onderzoekseenheden 1 Selectie van kamerstukken

Het dossiernummer van het wetsvoorstel Twbmt is 34359. Een zoekopdracht op dit dossiernummer levert 52 publicaties op. Vervolgens moest de relevantie vastgesteld worden: het selectiecriterium bestond uit de voorwaarde dat de kamerstukken inhoudelijke argumentatie over de Twbmt bevatten. Na een eerste grove selectie, waarbij op basis van de samenvattingen de kon worden bepaald dat de inhoud van deze kamerstukken geen inhoudelijk debat danwel argumentatie voor of tegen de Twbmt bevatte, bleven 24 Tweede Kamerstukken, 3 Tweede Kamerhandelingen, 6 Eerste Kamerstukken en 2 Eerste Kamerhandelingen over. De Tweede Kamerstukken bestaan uit de koninklijke boodschap, het wetsvoorstel, de MvT, het advies van de Raad van State, het verslag van de commissie voor Veiligheid en Justitie, een nota naar aanleiding van dit verslag, een nota van wijziging, een tiental amendementen en 4 moties. De relevante Tweede Kamerhandelingen bestaan uit de plenaire behandeling (nr. 82 item 13), de stemming van het wetsvoorstel (nr. 83 item 16) en de stemming van de moties (nr. 83 item 17). Na een nadere analyse van deze stukken is ervoor gekozen om 1) de MvT, 2) het verslag van de commissie voor Veiligheid en Justitie en 3) de plenaire behandeling te gebruiken om het politieke debat in kaart te brengen. Deze drie kamerstukken bleven over omdat zij voldeden aan het gestelde selectiecriterium en de andere kamerstukken of bij nader inzien geen informatie boden over het gevoerde debat of argumenten of de inhoud van deze kamerstukken wel relevante inhoud bood maar hetzelfde ook kon worden teruggevonden in de uiteindelijk gekozen stukken.

4.4.2 Selectie van te interviewen personen

Het selecteren van respondenten gebeurde adaptief. Dit wil zeggen dat de selectie bestond uit een combinatie van doelgericht selecteren (wie is expert op dit gebied), de sneeuwbalmethode en het gelegenheidsaspect. Dit heeft uiteindelijk geleid tot 4 respondenten die expert zijn op hun eigen terrein. Het aantal respondenten is klein, maar omdat het een inventarisatie van de praktijk van de Twbmt betrof en gedurende dit onderzoek de eerste WODC-monitor verscheen, waarin grotendeels dezelfde aspecten van de praktijk worden behandeld, voldeed dit.

4.5 Analyseplan

De analyse van de drie hiervoor genoemde kamerstukken heeft als volgt plaatsgevonden. Besloten is om de documenten als volgt te coderen: (1) argumenten voor het voorliggende wetsvoorstel, (2) argumenten tegen het voorliggende wetsvoorstel en (3) algemeen

partijstandpunt. De bedoeling van de algemene partijstandpunten in §5.1 is de lezer voorafgaand aan het lezen van de meer specifieke argumentatie wat houvast en richting te bieden.

De argumenten voor en tegen de voorgestelde wet zijn onderverdeeld in verschillende categorieën die gedurende het coderingsproces zijn ontwikkeld, te weten: (kritiek op) de dringende noodzaak van de wet, de effectiviteit van de maatregelen, het toepassingscriterium, de bevoegdheid, de tijdelijkheid van de wet, de rechtsbescherming en de proportionaliteit. De gecodeerde tekstfragmenten zijn samengevat en per categorie geordend in deel I van het hoofdstuk Bevindingen. §5.2 bevat de samenvatting van de argumenten voor het voorliggende wetsvoorstel en §5.3 de samengevatte argumenten tegen het voorliggende wetsvoorstel. Aan de hand van de argumenten voor en tegen de Twbmt, onderverdeeld in de acht hiervoor genoemde categorieën, wordt onderzocht of hierin kenmerken van overheidsrisicomanagement en risicojustitie terug te zien zijn.

Bij de analyse zijn vragen over (de uitvoering van) het wetsvoorstel grotendeels buiten beschouwing gelaten. Deze vragen verkondigen namelijk niet per definitie een blijvende mening van de partij: de partijen vragen de regering om toelichting op onderdelen uit het wetsvoorstel, die zij vervolgens gebruiken om hun oordeel verder te vormen. In dit onderzoek staan blijvende (partij)standpunten centraal.

De interviews over de praktijk van de Twbmt zijn, zoals hiervoor al is besproken, direct verwerkt tot korte verslagen. Daarna is van deze verslagen een samenvatting gemaakt waarbij geprobeerd is om dezelfde chronologie aan te houden als in de praktijk. Op verschillende punten is deze beschrijving aangevuld of verduidelijkt door middel van resultaten uit het WODC- rapport. De beschrijving van de praktijk van de Twbmt kan worden gelezen in deel II van het hoofdstuk Bevindingen (§5.4 tot en met §5.9). Vervolgens is, net als bij de bevindingen over uit het politieke debat, gekeken of er kenmerken van risicomanagement door de overheid en risicojustitie teruggezien kunnen worden in de praktijk van de Twbmt.

4.6 Verwachtingen

De onderzoeksvraag luidt: In welke mate zien we kenmerken van overheidsrisicomanagement en risicojustitie in het debat voorafgaand aan de invoering van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding en de daadwerkelijke uitvoering hiervan? Verwacht wordt dat zowel in het debat als in de praktijk kenmerken van primair en secundair overheidsrisicomanagement terug te vinden zijn, maar dat de concepten niet letterlijk teruggevonden kunnen worden omdat deze nog niet genoeg doorgedrongen zijn in de niet-

wetenschappelijke wereld. Uitspraken als ‘uit voorzorg’ wijzen echter op primair risicomanagement en ‘voor de bühne’ of ‘symboolpolitiek’ op secundair risicomanagement, dus naar dergelijke verwijzingen zal worden uitgekeken. Tevens wordt verwacht dat kenmerken van risk governance terug te vinden zijn in debat en praktijk: bij de Twbmt zal een netwerk van partijen een rol hebben in praktijkuitvoering. Mogelijk blijkt ook uit dit onderzoek dat hiermee – door het ministerie – geprobeerd wordt de verantwoordelijkheid voor preventief bestuurlijk optreden tegen terroristische activiteiten samen te dragen.

In tegenstelling tot primair en secundair risicomanagement wordt verwacht dat de term risicojustitie wel (letterlijk) terug te vinden is, met name in het politieke debat. Het is aannemelijk dat oppositiepartijen risicojustitie in het debat gebruiken als sterk argument tegen de Twbmt, in lijn met wat wetenschappers schrijven over risicojustitie dat zich bij uitstek voordoet bij terrorismebestrijding. Om diezelfde reden wordt ook verwacht dat de kenmerken van risicojustitie terug te vinden zijn in de geobserveerde praktijk van de wet.