• No results found

Argumenten tegen het wetsvoorstel

DEEL I – Politiek debat Twbmt

5.3 Argumenten tegen het wetsvoorstel

Hieronder zijn de argumenten tegen de Twbmt verzameld, geordend op de zeven categorieën (kritiek op de noodzaak van de wet, kritiek op de effectiviteit van de maatregelen, kritiek op

het toepassingscriterium, kritiek op de rechtsbescherming, kritiek op het grondrechtelijk kader, kritiek op de proportionaliteit, kritiek op de bevoegdheid en kritiek op de tijdelijkheid van de wet). De argumenten zijn wederom afwisselend afkomstig uit de MvT, het verslag van de Commissie van Veiligheid en Justitie en de plenaire behandeling door de Tweede Kamer. Kritiek op de noodzaak van de Twbmt

D66 twijfelt aan de redenering van de regering aangaande de noodzaak. De leden van de partij kunnen zich moeilijk situaties voorstellen waarin personen een dusdanig gevaar voor de nationale veiligheid vormen dat direct maatregelen moeten worden opgelegd, maar waarbij geen gronden zijn voor strafrechtelijke vervolging. Volgens de partij is in de vrijheidsbeperkende maatregelen al voorzien aangezien de laatste jaren veel delictsomschrijvingen zijn gecreëerd die voorbereiding en assistentie van terroristische activiteiten strafbaar stelt. Als daarvan een redelijk vermoeden is, kan iemand al in voorlopige hechtenis worden genomen waardoor een uitreisverbod, meldplicht of gebiedsverbod niet meer nodig zijn (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 6-7).

Voor de ChristenUnie staat de noodzaak ook nog niet bij voorbaat vast, aangezien het gaat om een hele reeks vergaande maatregelen waarbij het de vraag is of het een juiste balans treft tussen veiligheid enerzijds en terughoudend overheidsoptreden met goede rechterlijke waarborgen anderzijds (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 7).

In aansluiting op D66 is GroenLinks van mening dat er maar heel weinig gevallen zullen zijn die echt de nationale veiligheid bedreigen maar niet onder de verruimde strafrechtmaatregelen vallen (Plenaire behandeling, 2016: 9).

Kritiek op de effectiviteit van de maatregelen uit de Twbmt

De leden van de PVV-fractie merken op dat de regering wel erg stellig is als het gaat om de mogelijkheid om iemand uit de omgeving van een evenement te houden met een meldplicht: volgens de PVV kunnen mensen ook besluiten om zich niet te melden en alsnog naar het evenement te gaan. Daar wordt dan wel actie op ondernomen, maar een verzekering dat iemand niet naar een evenement gaat biedt de meldplicht zeker niet (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 12). Tijdens het debat zegt de partij: de minister kan wel zeggen dat de overtreding van een maatregel een signaal is dat misschien actie moet worden ondernomen en dat deze overtreding strafbaar is, “maar dan is de vogel natuurlijk allang gevlogen.” En wat let een jihadi om zijn aanslag in een ander gebied te plegen, zoals ook gebeurde bij de aanslagen in Brussel die bedoeld waren voor Parijs, voegt de partij eraan toe (Plenaire behandeling, 2016: 3). Een ander punt dat de PVV maakt ten aanzien van de effectiviteit van de maatregelen heeft

betrekking op het uitreisverbod. De partij ziet niets in het verbod om het Schengengebied te verlaten, omdat tegengehouden uitreizigers een bedreiging vormen voor Nederland. De partij ziet deze mensen het liefst vertrekken, maar dan wel in combinatie met een verbod om terug te komen naar Nederland (Plenaire behandeling, 2016: 4).

De leden van het CDA zijn ongelukkig met de keuze om een geldboete als strafbedreiging in te zetten. De partij beargumenteert dat de motivatie voor mensen om zich wel of niet te houden aan een maatregel in deze gevallen niet zal voortkomen uit geldelijk gewin, zoals bij andere criminaliteitsvormen. De partij wil dat op overtreding enkel de onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt te staan. Dit zou volgens de partij ook bijdragen aan signaalwerking (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 14). Daarnaast bekritiseert het CDA het elektronisch toezicht, omdat in eerdere gevallen is gebleken dat daarmee geen mensen worden tegengehouden om uit te reizen en dit voor Syriëgangers een te mager middel is (Plenaire behandeling, 2016: 1).

Groep Bontes/Van Klaveren vindt dat met gebiedsverboden, meldplichten en enkelbanden geen concrete dreiging kan worden weerstaan en dat personen moeten worden vastgezet. De groep pleit voor administratieve detentie in Nederland (Plenaire behandeling, 2016: 4).

GroenLinks stipt een heel ander punt aan: de partij vraagt zich af hoe iets preventief kan werken als je zelf niet weet dat het jou gaat betreffen (Plenaire behandeling, 2016: 10). Daarnaast vindt de partij de wet niet effectief en zelfs symboolwetgeving als deze maar zo weinig mensen kan treffen. Alleen als met de wet een hele categorie mensen kan worden aangepakt is er sprake van effectieve maatregelen (Plenaire behandeling, 2016: 13).

Kritiek op het toepassingscriterium van de Twbmt: voorwaarden te beperkend

Het CDA vindt dat de regering de lat voor het nemen van preventieve maatregelen uit de Twbmt veel te hoog legt door pas in te willen grijpen als dit noodzakelijk is in het kader van terrorismebestrijding en er dus sprake van is dat de nationale veiligheid op het spel staat (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 4-5). Ook in de plenaire behandeling (2016: 1) geeft de CDA-fractie aan dat ze willen dat de koppeling met de nationale veiligheid niet te stellig wordt gemaakt. De vereiste dat er een heel patroon van gedragingen moet zijn voordat een maatregel kan worden opgelegd, kan volgens de partij zorgelijk zijn, omdat ook incidenten en eenmalige oproepen en handelingen een bedreiging kunnen vormen.

De SGP vindt de voorwaarde van de nationale veiligheid te beperkt en is van mening dat niet alleen de nationale veiligheid van Nederland aanleiding moet kunnen zijn voor

bestuurlijke maatregelen, maar ook de nationale veiligheid van een ander land (Plenaire behandeling, 2016: 20).

Kritiek op het toepassingscriterium van de Twbmt: voorwaarden niet concreet genoeg D66 geeft tijdens de plenaire behandeling aan dat zij het criterium ‘in verband gebracht kan worden met terroristische activiteiten’ wel erg ruim en vaag vinden klinken. Zij vinden het dan ook twijfelachtig of het aanvaardbaar is om mensen tegen wie nog geen verdenking bestaat en over wie zelfs nog geen aanwijzing bestaat dat zij betrokken zijn bij terrorisme, vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd kunnen krijgen op basis van vage criteria (Plenaire behandeling, 2016: 6).

Ook groep Kuzu/Öztürk valt over dit criterium: zij vinden dat ‘gedragingen die gelinkt kunnen worden aan terroristische activiteiten’ vaag en maken zich zorgen omdat mensen de laatste tijd steeds vaker worden aangekeken en aangesproken op hun uiterlijk of kleding. De fractie vraagt zich dan ook af of het hebben van een baard bijvoorbeeld een gedraging kan zijn die gelinkt kan worden aan terroristische activiteiten (Plenaire behandeling, 2016: 21).

Kritiek op de rechtsbescherming van de Twbmt

De SP bekritiseert de Twbmt omdat het niet aansluit bij het oorspronkelijke uitgangspunt van de machtenscheiding in de rechtsstaat, die ervoor zorgt dat alleen de rechterlijke macht zich mag bezighouden met de berechting van onder andere strafbare feiten. De partij vindt dat de regering doet alsof de rechtsbescherming in het bestuursrecht hetzelfde is als in het strafrecht maar kan zich hier niet in vinden, omdat de rechterlijke controle in het bestuursrecht achteraf is in plaats van vooraf. Een belanghebbende moet het besluit actief aankaarten als hij dit wil laten toetsen en vervolgens kan hij zich niet goed verweren omdat niet alle overwegingen openbaar zijn in verband met de mogelijkheid tot geheimhouding van informatie. De bewijslast wordt omgedraaid, zo zegt de partij. Om deze redenen vindt de SP dat het bestuursrecht niet geschikt is als het gaat om zulke vergaande vrijheidsbeperkende maatregelen (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 4).

Ook D66 bekritiseert de rechtsbescherming van de Twbmt, aangezien het denkbaar is dat het horen van een betrokkene achterwege wordt gelaten terwijl de maatregelen zo ingrijpen in het leven van een persoon (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 22).

GroenLinks voegt toe dat het risico bestaat dat het openbaar bestuur een maatregel oplegt en als iemand de voorwaarden overtreedt en wordt onderworpen aan verregaande onderzoeksbevoegdheden, dit mogelijk materiaal oplevert dat vervolgens de rechtvaardiging vormt van de maatregel die eerder is opgelegd (Plenaire behandeling, 2016: 8).

Groep Kuzu/Öztürk vindt het vooral zorgwekkend dat de minister zich steeds grotere bevoegdheden toe-eigent, door voor te stellen dat hij zonder een voorafgaande rechterlijke toetsing vrijheidsbeperkende maatregelen kan opleggen. Dit baart de groep zorgen in het kader van de rechtsstatelijkheid (Plenaire behandeling, 2016: 21).

Kritiek op het grondrechtelijk kader van de Twbmt

De SP deelt de mening van het College voor de Rechten van de Mens dat de bevoegdheden uit de Twbmt een aantasting opleveren van bepaalde mensenrechten en dat te snel voorbij wordt gegaan aan de inmenging in het privéleven, bijvoorbeeld bij een contactverbod (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 4; Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 19). Daarnaast maken de leden van de SP zich zorgen over de opmerking van de regering in de MvT dat sprake kan zijn van indirect onderscheid en dus discriminatie. Hoewel een neutrale formulering is opgesteld kunnen de overwegingen zeker discriminerend zijn: waar het gaat om jihadisme zullen moslims meer verdacht zijn dan niet-moslims (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 19).

Groep Kuzu/Öztürk voegt hieraan toe dat de maatregelen ervoor zorgen dat gevoelens van verdere stigmatisering en discriminatie van etnische en religieuze minderheden worden vergroot (Plenaire behandeling, 2016: 22).

Kritiek op de proportionaliteit van de Twbmt

Een aarzeling van de PvdA heeft te maken met de proportionaliteit van de vrijheidsbeperkende maatregelen, omdat niet op voorhand duidelijk is of de maatregelen proportioneel zijn ten aanzien van het gestelde doel: het beschermen van de nationale veiligheid. De partij vindt dat de middelen niet onnodig de grondrechten van mensen mogen aantasten, ondanks dat de nationale veiligheid een belangrijk doel is. Daarnaast is de partij van mening dat de vrijheidsbeperkende maatregelen weliswaar niet als straf bedoeld zijn, maar dat de maatregelen wel een punitief karakter hebben of als straf kunnen worden gevoeld (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 2-3).

Het CDA heeft ook kritiek op de proportionaliteit, maar deze kritiek is van een heel andere orde dan de kritiek van de PvdA. De christendemocraten vinden de maatregelen veel te licht en daarom niet proportioneel. De partij schrijft hierover: “Mensen die bereid zijn om zichzelf op te blazen en daarbij talloze burgers mee te slepen, krijgen straks een gebiedsverbod en een contactverbod. Wow. En misschien krijgen zij zelfs wel een meldplicht en een enkelband (Plenaire behandeling, 2016: 1).”

Kritiek op de bevoegdheid van de Twbmt

D66 begrijpt niet dat is gekozen om de Twbmt niet via het strafrecht op te leggen maar de bevoegdheid bij de minister neer te leggen. De partij stelt dat juist strafrechters geschikt zijn om in alle onafhankelijkheid af te wegen of een inbreuk mag worden gemaakt op fundamentele mensenrechten, omdat dit voor de strafrechter dagelijkse kost is (Plenaire behandeling, 2016: 7).

Gezien de huidige lokale aanpak van radicalisering in Nederland, waarbij het voortouw ligt bij de lokale politiek, vindt de CDA-fractie dat ook de burgemeester in sommige gevallen de bevoegdheid moet hebben om de maatregelen op te leggen. Het CDA vindt het raar dat de minister alle bevoegdheid bij zichzelf heeft neergelegd terwijl dergelijke beslissingen altijd worden gevoed vanuit de lokale driehoek (Plenaire behandeling, 2016: 2).

De SP voegt hieraan toe dat te veel macht in handen van één ministerie de kans op fouten groter kan maken. Zij wijzen erop dat de scheiding van machten geen luxe is, maar een fundament van de Nederlandse rechtsstaat. De partij vindt dat de minister nu vraagt om dat fundament voor vijf jaar te doorbreken (Plenaire behandeling, 2016: 18).

Kritiek op de tijdelijkheid van de Twbmt

Het CDA is tegen de eindeloze herhaling van evaluaties omdat de toepassing van de voorgestelde wet waarschijnlijk maar enkele tientallen gevallen per jaar betreft en de wet zeer wenselijk is in het kader van terrorismebestrijding (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 6). De partij is daarnaast bang dat alles wat zal worden ingezet aan deskundigheid en ervaring teniet wordt gedaan wanneer de wet per definitie slechts vijf jaar geldig is (Plenaire behandeling, 2016: 2).

De SGP sluit zich hierbij aan: ook zij vinden het niet voor de hand liggen dat een voorstel dat door de regering als wenselijk wordt gezien niet permanent is. Zij voegen daaraan toe dat iedere Nederlandse wet kan komen te vervallen als dat na evaluatie nodig blijkt te zijn (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 8-9). Dat de regering beargumenteert dat sprake is van maatregelen van ‘ingrijpende aard’ is volgens de SGP geen argument voor tijdelijkheid, want met dat argument kun je wel alle (straf)wetten tijdelijk maken (Plenaire behandeling, 2016: 19).

Groep Bontes/Van Klaveren zet ook vraagtekens bij de tijdelijkheid en vindt het zeer naïef om te veronderstellen dat de terroristische dreiging over vijf jaar voorbij is (Plenaire behandeling, 2016: 4).