• No results found

Argumenten voor het wetsvoorstel

DEEL I – Politiek debat Twbmt

5.2 Argumenten voor het wetsvoorstel

Hieronder zijn de argumenten voor de Twbmt verzameld, geordend op de eerdergenoemde zeven categorieën (de noodzaak van de wet, de effectiviteit van de maatregelen, het toepassingscriterium, de rechtsbescherming, het grondrechtelijk kader, de proportionaliteit, de bevoegdheid en de tijdelijkheid van de wet). De argumenten zijn afwisselend afkomstig uit de MvT, het verslag van de Commissie van Veiligheid en Justitie en de plenaire behandeling door de Tweede Kamer.

De noodzaak van de Twbmt

Volgens minister Van der Steur is er sprake van een dringende noodzaak als het gaat om de voorgestelde maatregelen uit de Twbmt. In de MvT zet de minister uiteen waar deze noodzaak uit bestaat. De maatregelen moeten mogelijkheden bieden om op te treden als strafrechtelijk optreden om uiteenlopende redenen (nog) niet mogelijk is (MvT, 2015: 4). In de kern is de noodzaak van de voorgestelde maatregelen dus gelegen in de bescherming van de nationale veiligheid tegen gevaar dat met het strafrecht niet kan worden weggenomen. Meer specifiek is het uitreisverbod noodzakelijk omdat het instrumentarium vóór de Twbmt (waaronder de Paspoortwet) onvoldoende mogelijkheden bood om het uitreizen naar strijdgebieden te voorkomen. Paspoorten konden opgenomen worden in het paspoortsignaleringsregister maar dit verhinderde niet in alle gevallen om alsnog af te reizen. Om deze reden is er volgens de minister nadrukkelijk behoefte om het instrumentarium aan te vullen met een verbod om het Schengengebied te verlaten (MvT, 2015: 8). Wat ook meespeelt als het gaat om de noodzakelijkheid van bestuurlijke maatregelen heeft volgens de minister te maken met de cruciale en onmisbare rol van personen die helemaal geen strafbare feiten plegen. Een voorbeeld dat de minister hierbij noemt is het geven van zorgvuldig opgebouwde lessen over belangrijke islamitische geloofsthema’s, waarbij cursisten zélf de conclusie trekken dat de gewelddadige strijd acceptabel of zelfs noodzakelijk is om de islam te verdedigen (MvT, 2015: 14). Met het strafrecht kunnen deze personen niet worden aangepakt dus zijn bestuurlijke maatregelen noodzakelijk, zo stelt de minister. Wat de noodzakelijkheid voor het intrekken van besluiten of weigeren van aanvragen betreft, zegt de minister dat het ongewenst is dat een overheidsorgaan in de positie verkeert waarin deze op basis van de wet geen mogelijkheid heeft om een aanvraag voor een besluit te weigeren, terwijl het ernstige gevaar bestaat dat het besluit kan worden gebruikt voor terroristische activiteiten (MvT, 2015: 16).

Ook de VVD vindt de Twbmt noodzakelijk omdat de bestaande maatregelen niet toereikend zijn. Alles moet in het werk worden gesteld om tot een breed scala aan maatregelen

te komen waarmee de veiligheid kan worden gewaarborgd en radicalisering tegengegaan. Preventieve maatregelen maken daar een heel belangrijk onderdeel van uit, zo vindt de partij (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 2).

Het CDA is het eens met het uitbreiden van het pallet aan preventieve, bestuursrechtelijke maatregelen om zo de veiligheid van Nederland te kunnen borgen. Volgens de partij wordt met een wet als de Twbmt invulling gegeven aan de breed geuite wens van de samenleving dat de overheid alles in het werk stelt in het kader van terrorismebestrijding (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 4). De noodzakelijkheid zit voor het CDA in het feit dat er geen ander wetsvoorstel ligt om het instrumentarium uit te breiden dus dat dit voorstel daarom maar moet worden aangenomen (Plenaire behandeling, 2016: 2).

De leden van de SGP-fractie zien het belang in van een wetsvoorstel als de Twbmt omdat ze graag een stevige aanpak van het terrorisme zien, zowel preventief als repressief, en de bestuurlijke maatregelen sluiten daarbij aan (Verslag commissie voor Veiligheid en Justitie, 2016: 8).

De effectiviteit van de maatregelen uit de Twbmt

De effectiviteit van de maatregelen is volgens de minister dat alle voorgestelde maatregelen uit het wetsvoorstel zullen bijdragen aan het reduceren van de dreiging van jihadisme (of andere stromingen of groeperingen) (MvT, 2015: 5). Een gebiedsverbod kan worden opgelegd als de dreiging die van een persoon uitgaat zich richt op een bepaald gebied, zoals (de omgeving van) een specifieke plaats, een wijs, gemeente of regio. Een gebiedsverbod zou effectief zijn omdat de betreffende persoon zo ernstig wordt belemmerd in het voorbereiden of plegen van bijvoorbeeld een aanslag (MvT, 2015: 7). Een contactverbod kan worden opgelegd als de dreiging is gericht op een bepaald persoon, bijvoorbeeld iemand die “bewerkt” wordt om te tot de overtuiging te komen dat hij de islam moet verdedigen (MvT, 2015: 7). De meldplicht kan samen met het contact- of gebiedsverbod worden ingezet ter effectuering van die maatregelen. Ook kan de meldplicht bijdragen aan de handhaving van een opgelegd uitreisverbod (MvT, 2015: 7). Daarnaast kan een meldplicht effectief zijn als zelfstandige maatregel, want het helpt bij het in de gaten houden van de betrokkene en in dit contact kan tevens worden geprobeerd om deradicalisering te bevorderen (MvT, 2015: 8). De effectiviteit van het voorkomen van een uitreis heeft volgens de minister te maken met het voorkomen van verdere escalatie: niet alleen zou een betrokkene een gevaar vormen bij terugkeer, ook zou hij de nationale veiligheid in het gevaar brengen vanwege de intentie en potentie om aanslagen te plegen tegen westerse belangen (MvT, 2015: 8; MvT, 2015: 14-15). Tot slot geeft de minister aan dat de maatregelen

uit artikel 6 ongewilde facilitering van terrorisme vanuit de overheid tegengaat en het opzetten en onderhouden van terroristische structuren ermee wordt bemoeilijkt (MvT, 2015: 17).

De PvdA voegt hieraan toe dat het strafrecht reactief is, wat betekent dat er tijd nodig is om bewijs te verzamelen, en bestuurlijke maatregelen in sommige gevallen effectiever kunnen zijn. Er zit volgens de partij een soort snelheidselement in waardoor je bijvoorbeeld sneller iemand kunt tegenhouden om uit te reizen met een uitreisverbod uit de Twbmt dan via het strafrecht (Plenaire behandeling, 2016: 12).

Het toepassingscriterium van de Twbmt

De PvdA legt uit waarom de partij voor het voorgestelde toepassingscriterium (i.e. noodzakelijkheid met het oog op de bescherming van de nationale veiligheid en een persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan) is:

De werkelijkheid is altijd veelvormig. Je kunt de gekste dingen bedenken, maar in de werkelijkheid is het altijd nog een stukje gekker. Het gaat er dan juist om, criteria te stellen op basis waarvan in eerste instantie het bestuur kan beslissen en vervolgens de rechter kan toetsen (Plenaire behandeling, 2016: 12).

Hiermee wil de PvdA zeggen dat het goed is om het toepassingscriterium niet al te specifiek te maken, omdat het vooraf moeilijk is om een heel gespecificeerd criterium te formuleren dat in praktijk goed bruikbaar is. Uiteraard moet het bestuur de handelingen en gedragingen die verband houden met terroristische activiteiten wel duidelijk aantonen en kan de bestuursrechter dit vervolgens toetsen (Plenaire behandeling, 2016: 12).

De rechtsbescherming van de Twbmt

Dat de bestuurlijke maatregelen door de overheid worden opgelegd en de rechter pas achteraf, dus na oplegging, bekijkt of de overheid dat terecht heeft gedaan, is te rechtvaardigen volgens de PvdA. Het gaat in dit geval namelijk niet over straffen, maar over voorkomen, zo zegt de partij (Plenaire behandeling, 2016: 11).

De SGP voegt hieraan toe dat er in de bestuursrechtelijke procedures volop ruimte is om de maatregelen te laten toetsen en dit zo nodig ook kan via een spoedprocedure. Zij sluiten zich aan bij de opmerking van de PvdA dat het niet om punitieve sancties gaat en de juridische waarborgen via het bestuursrecht afdoende zijn geregeld (Plenaire behandeling, 2016: 21).

Het grondrechtelijk kader van de Twmbt

Er zijn geen in de onderzochte kamerstukken geen argumenten vóór de Twbmt gevonden die te maken hebben met het grondrechtelijk kader.

De proportionaliteit van de Twbmt

Volgens de PvdA is de proportionaliteit in de Twbmt gewaarborgd, want het basiscriterium – nationale veiligheid – moet in het geding zijn en dat moet worden aangetoond. Dit doet het bestuur niet op gevoel en ook het bestuursrecht is goed toegerust om de proportionaliteit te beoordelen (Plenaire behandeling, 2016: 11).

De bevoegdheid van de Twbmt

In het geval van een geradicaliseerd persoon is de regie normaal gesproken in handen van het lokaal bestuur en burgemeesters, in het kader van de handhaving van de openbare orde. Zij hebben dan ook al veel praktijkervaring met soortgelijke maatregelen. De voorgestelde bevoegdheid van het treffen van maatregelen uit de Twbmt ligt echter bij de minister. De minister zegt hier zelf over dat een centrale toepassing op landelijk niveau wenselijk is omdat de maatregelen in vrijwel alle gevallen gemeentegrenzen zullen overschrijden. Een gebiedsverbod kan over verschillende gemeenten gaan en een contactverbod kent überhaupt geen territoriale afbakening. De minister geeft aan dat het te beschermen belang, namelijk de nationale veiligheid, het lokale niveau te boven gaat. Bovendien bevordert het opleggen van maatregelen op centraal niveau een uniforme toepassing (MvT, 2015: 29).

De tijdelijkheid van de Twbmt

De leden van de PvdA leggen uit waarom het terecht is dat de Twbmt tijdelijk is en na vijf jaar geëvalueerd moet worden: zij zijn van mening dat de maatregelen zeer ingrijpend van aard zijn en een stevige inbreuk zijn op de bewegingsvrijheid. Die inbreuk is gerechtvaardigd, maar zodra die rechtvaardigingsgrond komt te vervallen, moet ook de wet komen te vervallen. Veel wetgeving die wordt ingevoerd blijft tot in lengte van dagen bestaan, zo stelt de PvdA, en dat is in het geval van de Twbmt onwenselijk. De partij denkt niet dat de rechtvaardigingsgrond in de eerste vijf jaar zal komen te vervallen, dus de wet zal nog wel een paar keer worden verlengd, maar het is volgens de partij goed om een horizonbepaling te hebben (Plenaire behandeling, 2016: 2; Plenaire behandeling, 2016: 15).