• No results found

3. Ernest van der Kwast – De schrijver als verbinder

3.1 De ijsmakers

3.1.3 Seksualiteit, voortplanting en kunstenaarschap

Er is nog een analogie tussen Giovanni en Giuseppe. Beiden kiezen ze aan het begin van het verhaal voor seksuele ongebondenheid. Ook hierin vertegenwoordigen ze de eigenschappen van een kunstenaar die kenmerkend zijn voor de romantiek. Dit maakt hen voorbeelden van singulier regime, dat immers schatplichtig is aan de romantiek. Maarten Doorman schrijft in De romantische

orde dat seksuele ongebondenheid in deze tijdsperiode een kenmerk werd van de schrijver of

kunstenaar:

De spontaniteit van de romantische liefde bewerkstelligt een overgave die weinig meer te maken heeft met de klassieke en tot de achttiende eeuw heersende conventie, die passie en rede met elkaar in overeenstemming brengt en die het instituut van het huwelijk zijn

stevigheid verleent. […] De nieuwe, grensoverschrijdende liefde is te bespeuren bij de soms snel wisselende eeuwige verbintenissen van de Engelse dichters’ (Doorman 54).

40

Aan het begin van het verhaal vluchten zowel Giovanni als Giuseppe weg voor het gezinsleven en het huwelijk. Giuseppe doet dit letterlijk, door naar Amerika te vertrekken als Maria Grazia voorstelt kinderen te nemen. Giovanni’s leven wordt aan het begin van het verhaal eveneens gekenmerkt door losse affaires. Ook Giovanni’s rolmodel Heiman voldoet aan het beeld van de ongebonden charmeur. Zo zou hij ontslagen zijn bij de universiteit door een verhouding met een twintig jaar jongere studente. En als de directeur ziek wordt, treft Giovanni veel verschillende vrouwen aan zijn ziekbed, waardoor hij zijn leven voorstelt als een ‘magische verzameling van ontmoetingen, van dichters en vrouwen’ (VdK 71). Giovanni zelf heeft ‘het huwelijk niet nodig als het middelpunt van het leven’ (VdK 67). Luca daarentegen is minder avontuurlijk en trouwt met zijn jeugdliefde Sophia. Al vanaf het begin lijkt hij minder potent dan Giovanni. Dit wordt verbeeldt in een scène waarin Giovanni naar huis terugkeert na voor het eerst seks gehad te hebben: ‘Hij [Luca, EH] hield de ijslepel in de rechterhand als een gigantische fallus. Hij had nog nooit seks gehad’ (VdK 65).

Deze licht neerbuigende overdenking krijgt later betekenis als blijkt dat Luca onvruchtbaar is. Dat Giovanni uiteindelijk een kind verwekt bij zijn schoonzus, lijkt een soort knieval voor het

burgermanbestaan. Op eenzelfde manier kiest ook Giuseppe ervoor om terug te keren naar Italië en een gezin te stichten met Maria Grazia, al is deze situatie natuurlijk traditioneler. Het lijkt erop dat Giovanni zich hiermee toch onderdeel van het gezin maakt. Zelf presenteert Van der Kwast het in ieder geval wel zo, zal later blijken. Toch blijft Giovanni altijd een buitenstaander in dit gezin. Het verwekken van het kind heeft ervoor gezorgd dat hij en zijn broer weer met elkaar spreken, maar een echt gezinsleven zal de hoofdpersoon nooit krijgen. Ook de manier waarop het kind verwekt wordt is hiervoor te controversieel. De personages kiezen niet voor de steriele weg van kunstmatige inseminatie, in plaats daarvan gaat Giovanni met Sophia naar bed, wat de suggestie opwekt dat Luca niet alleen onvruchtbaar is, maar ook een slechte minnaar. Dit suggereert wederom dat Giovanni hartstochtelijker is dan zijn broer.

Van der Kwast interpreteert deze wending in het boek anders. Volgens hem wil Giovanni de familie uiteindelijk bij elkaar te brengen. Van der Kwast betrekt dit ook op zichzelf:

Het gaat ook over mij. Mijn vriendin wilde kinderen, ik wilde wachten. Ik was bang voor wat kinderen met me zou doen. Ben ik niet veel te monomaan of te egoïstisch voor kinderen? Zou een leven met kinderen mij niet van het schrijven afhouden? Maar dan zie je dat kind en je omarmt het. Dat heeft Giovanni ook. Hij heeft gekozen voor een eenzaam leven. Dan verwekt hij een kind voor zijn broer die onvruchtbaar is en wordt hij vader. De deal is een beetje raar, maar het zet het allemaal op scherp. Het brengt de familie weer bij elkaar. (Kok)

41

Toch valt het einde van de roman waarin Giovanni een kind bij zijn schoonzus verwekt, ook anders te interpreteren. In de eerste plaats is het maar de vraag of de geboorte van Giuseppe de familie bij elkaar brengt. Dit gezin draait immers om het familiebedrijf, en de jonge Giuseppe is niet bereid om de ijssalon over te nemen. De komst van Giuseppe leidt ook tot frustraties in de familie: ‘Hij [Luca, EH] is boos, net als Beppie voelt hij zich verraden. Iedereen heeft zich tegen hem gekeerd. Zelfs zijn broer’ (VdK 267). Daarnaast is het motief van vruchtbaarheid ook te verbinden met creativiteit en daarmee met Giovanni’s roeping: hij werkt immers in de creatieve sector. Je zou dus ook kunnen beargumenteren dat Giovanni’s ‘hulp’ enkel de verschillen tussen hem en zijn broer benadrukt.

Dat het verwekken van een kind zo’n grote rol speelt bij personages die, zoals ik betoogd heb, artistieke waarden vertegenwoordigen, verandert de betekenis van het verwekken van een kind in deze roman. Want, zo lijkt het: Giovanni en Giuseppe zijn wel in staat om iets nieuws te maken, om te creëren, terwijl Luca alleen een traditie voort kan zetten. De geboorte van Giuseppe is in die zin juist een breuk met de traditie, en het is niet verwonderlijk dat het met het

ijsmakersgezin, of met Sophia op zijn minst, (ogenschijnlijk) slecht afloopt. Bij nadere beschouwing is de verwekking van Giuseppe dus winst voor Giovanni, voor de waarden die hij hoogacht. Dit is ook het geval bij grootvader Giuseppe. Dat hij kinderen krijgt zorgt voor de totstandkoming van een familiebedrijf en daarmee een traditie, maar hij is wel de eerste in de lijn van het familiebedrijf. In zijn verhaal is ijsmaken dus nog origineel en authentiek, een roeping en een vorm van

kunstenaarschap.

Op het eerste gezicht lijkt De ijsmakers dus de tegenstellingen tussen kunst en ambacht te bevestigen. Het representeert een beeld van artistieke bezigheden (poëzie) als roeping en de ambacht (ijsmaken) als beroep. Later blijkt dat deze ambacht echter ook een roeping kan zijn, wat mijn toepassing van de modellen problematiseert. Maar de implied author verandert de aard van de ambacht in de vertelling over Giuseppe zodanig, dat het geen ambacht maar een kunst geworden is. IJsmaken is een geheel nieuwe bezigheid, nog niet iets wat gezien wordt als ‘beroep’, en daarmee onalledaags en uniek. Belangrijker is echter dat dit ijsmaken geen voor de hand liggende carrière maakt. Giuseppe’s keuze hiervoor is daardoor authentiek. Giovanni en Giuseppe moeten offers brengen (hun een goede verstandhouding met de familie bijvoorbeeld), maar zij brengen die offers als een vanzelfsprekendheid, omdat ze een drang hebben. Dit maakt ze een voorbeeld van het roepingsmodel. Zodoende past de romantiek als referentiepunt in dit boek; in deze periode ontstond immers het idee van een roeping of gave.

In de komende paragraaf over de receptie zal duidelijk worden dat het beeld dat De

ijsmakers oproept van schrijverschap slecht gewaardeerd wordt. Dit heeft te maken met de

schatplichtigheid aan de romantiek en het roepingsmodel. Het model is inderdaad een

42

voor de manier waarop de roman het idee van een roeping verandert, namelijk door het toe te passen op ambacht.

3.2 Receptie

In de receptie van De ijsmakers valt het op dat positieve recensenten zich vaak focussen op de beschrijving van de ijsoogst en Italië, maar niet op de representatie van de poëziewereld of dichterschap. Op Tzum is te lezen: ‘Van der Kwast heeft zich duidelijk gedegen ingelezen in de geschiedenis van ijs en ijsmakers. Maar nergens in zijn roman voelt het alsof je een

geschiedenisboek leest. Gepassioneerd verweeft hij allerlei wetenswaardigheden over ijs en ijsmakers in zijn familiegeschiedenis’ (Piters). Een andere recensent vat de thematiek van het boek samen als: ‘Het is een boek over keuzes maken, over de schoonheid van poëzie én de lange en rijke geschiedenis van de ijsmakers uit het Italiaanse Cadore-dal’ (Woutersen).

Dat deze recensent het over ‘de schoonheid van de poëzie’ heeft is opmerkelijk, aangezien hij nu juist kritiek levert op de enscenering van de poëziewereld in het boek: ‘Minder geslaagd zijn de clichématige beschrijvingen van poëziefestivals in het buitenland, met dronken dichters en aantrekkelijke stagiaires. Ook de uitvoerige beschrijvingen van hotelkamers voegen weinig toe’ (Woutersen). Volkskrant-recensent Danielle Serdijn beklaagt zich eveneens over de onoriginele beschrijving van de dichters(wereld): ‘Het archetype van de literaire bobo als witte wijndrinker en restaurantbezoeker wordt bepaald niet ontkracht, evenmin dat van de knappe literaire stagiaire. Het is een weinig authentieke droomwereld die Van der Kwast ons voorzet. Ieder beeldje bestaat al’ (Serdijn 2015). Kees ’t Hart levert in De Groene Amsterdammer kritiek op De Vries’ lyrische

schrijfstijl: ‘De schrijver schiet daarbij regelmatig in een stijl die de literaire gemeenplaats gevaarlijk dicht benadert of zelfs ermee samenvalt’. Deze ‘literaire gemeenplaats’ wordt in veel gevallen ook verbonden met de romantiek: ’t Hart noemt Van der Kwasts stijl ‘vrolijkromantisch’ en bedoelt dit niet als een compliment (’t Hart). Toch zijn andere recensenten complimenteuzer wat van der Kwasts beschrijvingen betreft. Jann Ruyters stelt in Humo:

Van der Kwast combineert zijn komische blik op de stoethaspelende knulligheid van een mensenleven […] met een grootse, romantische graai: de melancholie moet z’n cholesterol eens laten checken, de liefde hijgt onder hoge suikerwaarden. Ronduit keizerlijk is Van der Kwast als hij mooie meiden en hun wulpsheid beschrijft: je vóélt de welvingen. (Maris)

Het valt op dat vooral de Vlaamse pers positief gestemd is over De ijsmakers. Ook in De Standaard is men lovend over de auteurs’ sensuele stijl. Recensent Mark Cloostermans maakt als enige een verbinding tussen de literaire roeping van Giovanni en die van zijn overgrootvader:

43

Ook als Van der Kwast niet over poëzie schrijft, blijft de ervaring van het nieuwe centraal staan en koppelt hij terug naar de ervaringen van Giovanni’s grootvader: ‘Met opgestroopte mouwen las ik het nieuwe werk van dichters uit ons fonds. Het was magisch om gedichten te lezen die nog niemand anders had mogen inzien, als lopen door maagdelijke sneeuw.’ De ijsmakers is één lange ode aan de rilling van genot die ons kan overvallen als we iets nieuws ervaren. (Cloostermans)

‘De ervaring van het nieuwe’, het lijkt een herformulering van waarden die volgens Heinich zo belangrijk zijn in de kunsten (Heinich 92). Dat grootvader Giuseppe uit is op vernieuwing bleek ook al uit mijn analyse, en zorgt ervoor dat de voorstelling van kunstenaarschap in het boek minder eenduidig is. Cloostermans lijkt dan ook gecharmeerd van Van der Kwasts poging om over artistieke idealen te schrijven. Toch is hij kritisch:

Af en toe trapt Van der Kwast het gaspedaal van de emotie door de vloer. Dan klimmen kinderen in een kersenboom en eten kersen tot ze er ‘dronken van zoetheid’ uitvallen. Of wordt er ijs gegeten met de gretigheid van ‘jongen die hun snavels opensperren’. […] Van der Kwast probeert onze wereld, onze vertrouwde en saaie werkelijkheid, weer nieuw te maken, en een ontsporinkje her en der niet te na gesproken, slaagt hij daar aardig in. (Cloostermans)

Zelfs Cloostermans neemt de roman uiteindelijk niet serieus, want: ‘De ijsmakers zal vast geen grote literaire prijzen in de wacht slepen, ook al is het boek erg goed geschreven.’ Hij vervolgt met het dubieuze compliment: ‘Dit is echter wel het soort boek dat een boekhandelaar je zal aanbevelen als je op zoek bent naar een prettige leeservaring die bijblijft, of een verjaardagscadeau’

(Cloostermans).

Criticus Arie Storm is strenger en spreekt in Het Parool van een ‘infantilisering en

pervertering van de literatuur’ die in het boek naar voren zou komen. De ijsmakers zou niet serieus te nemen zijn als een boek over poëzie of kunstenaarschap:

Literatuur is bij Van der Kwast uitsluitend een gimmick. Poëzie is mooi en heeft met schoonheid te maken, denkt hij. Lesje: 'Schoonheid is iets wat je pas op een bepaalde leeftijd ziet. Voor kinderen is het onzichtbaar. Het bestaat wel, maar ze kijken eroverheen.’ Schoonheid is blijkbaar een onzijdig woord (Van der Kwast schrijft slordig), maar

44

is de angel uit kunst halen - en dat is inderdaad wat in De ijsmakers gebeurt: poëzie of kunst wordt er verwaarloosbaar in gemaakt. (Storm)

Deze kritiek is opvallend, aangezien er een hele literaire stroming gebouwd is op het idee dat kunst ‘alleen maar mooi is’. In de romantiek ontstond immers het idee van l’art pour l’art, de kunst om de kunst. De schrijver van de romantiek voldoen daarom aan het autonomiemodel (Vaessens 2013, 75). Giovanni verbindt zich ook expliciet met de romantiek door te verwijzen naar dichters als Percy Shelley. En het is nu juist deze stroming die volgens Heinich en Doorman de huidige idealen in de kunsten beïnvloed heeft, de heersende ideeën over authenticiteit en de roeping. Maar door zich zo onomwonden te verbinden met het romantische kunstenaarsideaal, verliest het verhaal juist

authenticiteit. Dit bleek ook in het hoofdstuk over Weijers een cruciaal probleem: het archetype van de roeping is een cliché geworden. Dat dit een kritiek is van veel recensenten is niet verwonderlijk. Zij nemen aan dat de implied author eenduidig is in zijn representatie van kunstenaarschap. De critici focussen zich voornamelijk op de manier waarop dichterschap en poëzie als een roeping wordt voorgesteld, en hebben ondertussen geen aandacht voor de manier waarop de ambacht van het ijsmaken verbeeld is. Het verhaal over Giuseppe krijgt al helemaal geen aandacht. Zodoende wordt ook niet duidelijk dat het ‘clichématige’ op de romantiek teruggaande beeld van

kunstenaarschap hier wel degelijk aangepast wordt. De recensent die dit wel opmerkt, namelijk Cloostermans, is bijgevolg overwegend positief.

De vraag is waarom de omschrijving van het ijsoogsten, Italië en de geschiedenis van ijsmaken wel gewaardeerd wordt, maar de beschrijving van dichterschap en de poëziewereld niet. Om Serdijn te citeren: ‘Ieder beeldje bestaat al’ (Serdijn 2015). Het ‘authentieke’ beeld van dichters als uitzonderlijke buitenstaanders, antiburgerlijke hedonisten is bekend en daarom ontmaskerd als onorigineel. En dit bekende beeld hoort bij het roepingsmodel. Poëzie bestaat in het boek niet uit hard werk, maar uit restaurantbezoek, dronkenschap en festivals. Deze behoefte van critici aan een authentiek beeld van dichterschap is echter ook gebaseerd op de romantiek en het roepingsmodel. Deze kritiek laat wederom zien dat er een paradox is in het denken over schrijverschap en

kunstenaarschap, waardoor het bijna onmogelijk is om er een authentiek beeld van te schetsen.