• No results found

3. Ernest van der Kwast – De schrijver als verbinder

3.3 Ernest van der Kwast in interviews

3.3.2 Dubbelzinnigheid in Van der Kwasts schrijversidentiteit

Gekeken naar Van der Kwasts verhouding tot de Nederlandse literatuur, blijkt dat hij zich er vooral tegen afzet. Hij keert zich af van het literaire ‘wereldje’: ‘Als ik in Amsterdam sta, op een feest van mijn uitgeverij de Bezige Bij, dan voel ik me toch een beetje eenzaam. Ik dans wel even op de dansvloer en ik drink wat, maar ik hoor er niet echt bij. Hier in Rotterdam voel ik me als een vis in het water. Er zijn minder schrijvers, maar het is altijd wel gezellig’ (Kuipers, 2015) Eigenlijk is dit ook een positie die hij inneemt met De ijsmakers: deze roman speelt zich nadrukkelijk in Rotterdam af, in tegenstelling tot de meeste hedendaagse Nederlandse romans. Als Van der Kwasts

aangesproken wordt op deze Rotterdamse identiteit, voelt hij zich echter tekort gedaan. Zo zegt hij over de ontvangst van Het wonder dat niet omvalt, een boek over gewone inwoners van Rotterdam:

Wie bij dat programma [De Wereld Draait Door, EH] van buiten Amsterdam komt, wordt behandeld alsof hij van Sulawesi komt. Van die schoonheid van het alledaagse wilden ze niets weten. Nee, ik had een boek over Rotterdam geschreven en dus moest het aan tafel over Rotterdam gaan. Dat werd vervolgens ook het hele item. Je moet als gast mee in het frame dat de redactie vooraf heeft uitgedokterd. (Hoogstad 2016)

Het lijkt een beetje naïef dat Van der Kwast hier zo verbaasd over is, aangezien hij Rotterdam zelf inzet om zijn identiteit vorm te geven. Het lijkt hem niet te gaan om de cultuur van deze stad an sich, maar om een open houding, een afkeur van de navelstaarderij van het literaire Amsterdamse

wereldje. Dit verklaart allicht waarom Van der Kwast überhaupt een boek als Het wonder dat niet

omvalt maakt. Dit is een ode aan de gewone mensen van Rotterdam, waaronder glazenwassers en

schoonmakers. Hij verbindt zich met werelden die niet artistiek zijn, maar zet dit natuurlijk ook in om zichzelf te positioneren als schrijver. Dit kan leiden tot een ongewone vorm van engagement:

Om maar een heel truttig voorbeeld te noemen, bij mij in de wijk zie ik heel veel zwerfvuil op straat. Dat is in de hele stad een probleem. Nu wil Leefbaar Rotterdam als oplossing de boetes verhogen. Dat is alleen maar symptoombestrijding. Ze zouden de kunsten moeten inschakelen! Maar op het Stadhuis lijkt er toch een wantrouwen te bestaan. (Van der Wall)

Bovenstaand citaat impliceert ook een visie op de functie van kunst: namelijk een beschavende functie. Volgens Vaessens behoort dit vooral tot het heteronome model van schrijverschap, en niet bij waarden als authenticiteit en individualisme (Vaessens 2013, 75). Ook een boek als Het wonder

dat niet omvalt past bij dit soort engagement. Van der Kwast: ‘Ik ben schrijver, ik stel de bewoner

48

op met iemand om te horen wat hem of haar drijft. Het gaat om de schoonheid van alledaagse levens’ (Hoogstad 2016). Van der Kwast benadrukt de publieke functie van schrijvers, hoewel hij ook laat zien dat schrijvers een ‘roeping’ of ‘talent’ hebben; daarmee onderscheiden zij zich van de gewone burgers. Dit engagement past bij andere activiteiten van de auteur, zoals zijn werk als moderator voor stedelijke debatten en betrokkenheid bij integratie die hij vaak laat blijken: ‘Ik keur verdeling in de stad af. In Kralingen ken ik drie scholen die volledig 'wit' zijn. Dat vind ik niet meer van deze tijd en dat is een grote uitdaging waar deze stad voor staat: we mogen geen

gesegregeerde stad worden’ (Van der Wall).

Eerder in dit hoofdstuk beschreef ik hoe de auteur het einde van de roman beschouwt. Hierin zou Giovanni, door een kind te verwekken bij zijn schoonzus, de familie bij elkaar brengen. Deze interpretatie is niet vanzelfsprekend, maar daardoor veelzeggend. Blijkbaar moeten de

verschillende werelden, die van de ambacht en de roeping, toch samengebracht worden. En dit past ook helemaal bij de auteur die kritiek heeft op de navelstaarderigheid van de Amsterdamse literaire wereld. Als puntje bij paaltje komt ben je ook als kunstenaar of schrijver onderdeel van een groter collectief, ondanks je authenticiteit en individualisme:

Hoewel Van der Kwasts beeld van schrijverschap dus wel beantwoordt aan een bekend beeld uit de romantiek, lijkt de manier waarop hij zich met onartistieke werelden en beroepen verbindt een ongewone stap. Dit kan een manier zijn om zich te onderscheiden als schrijver, om af te wijken van het bekende beeld van de schrijver uit Amsterdam die zich enkel begeeft tussen kunstenaars en intellectuelen. Ook in De ijsmakers wordt het beeld van schrijverschap in de eerste plaats bepaald door de romantiek en het idee van een roeping, en eveneens betrekt de roman ambacht en roeping, artistieke en niet-artistieke werelden op elkaar. Dat deze symmetrie tussen schrijver en roman geen toeval is maar een vorm van zelfpresentatie in de roman, blijkt wel uit het feit dat Van der Kwast dit gegeven op zichzelf betrekt:

Misschien heb ik in dit boek wel stiekem willen onderzoeken of het mogelijk is om je los te maken van je familie. Ik denk nu dat het nooit helemaal lukt. Op dagen waarop ik wat minder werk heb of als het schrijven wat stroever gaat, hoor ik nog altijd mijn moeders stem in mijn hoofd: ‘Zie je wel! Je had toch die studie fiscale economie moeten afmaken!’ Ik heb weleens gedacht dat ik haar niet meer hoorde, maar dat was een illusie. Ze is er altijd. (Austin 2015)

Net als in de roman speelt de strijd tussen roeping en beroep op het niveau van de familie. Het zijn vooral andere mensen die zowel in de roman als in dit citaat voor een conflict zorgen tussen de roeping en een ‘vak’ zoals fiscale economie (beroepsmodel). Hierin verschilt dit beeld van

schrijverschap van die van Weijers. Voor Weijers is het beeld van de schrijven als roeping an sich al problematisch, terwijl dit voor Van der Kwast vooral ontstaat in de confrontatie met mensen met

49

niet-artistieke opvattingen over ambitie en werk. Tegelijkertijd maakt hij gebruik van die mensen om zich een originele schrijversidentiteit aan te meten. Van der Kwasts schrijversidentiteit wijkt af doordat hij ook optrekt met glazenwassers en bekent dat hij onder invloed van zijn moeder soms twijfelt aan zijn keuze voor de literatuur. Dat hij zijn roman interpreteert als een boek waarin het gezin herenigd wordt, wat de verschillen tussen Giovanni’s roeping en het familiebedrijf opheft, is daarom te begrijpen als een vorm van zelfpresentatie. Deze interpretatie van de roman is zoals ik laten zien heb, helemaal niet vanzelfsprekend.

Hoewel uit een lezing met behulp van Heinich blijkt dat de waarden van beroep en de roeping in de roman niet met elkaar in overeenstemming te brengen zijn, mag men in

overeenstemming met Booth aannemen dat de implied author Giuseppe sr. met een reden neerzette als ‘ijskunstenaar’. Het lijkt het er wel op dat de voorstelling van Giuseppe als ‘ijskunstenaar’ de bedoeling heeft te laten zien dat de roeping en het beroep, vernieuwing en traditie, kunstenaarschap en het familiebedrijf samengaan. Dit blijkt met name uit de laatste zin van het boek, het einde van het subplot over Giuseppe en Maria Grazia: ‘Hij was niet meer bang en sprak de taal van de liefde. Hij gaf haar een baby. De vader van mijn vader, mijn opa. En zo bleef de ijsmachine draaien’ (VdK 301). Het verwekken van een kind, dat in de roman een motief is voor creativiteit, zorgt dus voor het ontstaan van een traditie en familiebedrijf. Het personage dat een voorbeeld was van het roepingsmodel, zorgt voor de totstandkoming van een beroep. Dat deze interpretatie te eenduidig is, blijkt wel uit de vertelling over Giovanni, waarin ijsmaken juist het tegenovergestelde van een roeping wordt, en ervoor zorgt dat Giovanni moet breken met de traditie om authentiek te zijn. Het doel van deze vertelling is niet eenduidigheid, maar de representatie van een originele visie op kunstenaarschap en daarmee schrijverschap. In het geval van Ernest van der Kwast betekent dit een poging tot de vereniging van tegenstrijdige waarden en werelden.

3.4 Slot

In dit hoofdstuk las ik De ijsmakers als een roman die reflecteert op schrijverschap. Hoewel de hoofdpersoon geen dichter of schrijver is, gaat het boek wel degelijk over de artistieke idealen die voor hen van belang zijn. Deze idealen worden gethematiseerd aan de hand van confrontaties tussen de ambacht en de roeping, traditie en vernieuwing, familie en individualisme. Bij een nadere analyse blijkt dat zulke confrontaties met niet-artistieke waarden en werelden, bijvoorbeeld met een ambacht, Van der Kwasts zelfpositionering kleuren. Het meest tekenend is een project als Het

wonder dat niet omvalt, waarin de schrijver onder meer ‘gewone mensen’ interviewt.

Het beeld van poëzie en literatuur dat De ijsmakers oproept, strook tevens met Van der Kwasts zelfpositionering. Ook in interviews vergelijkt hij zich graag met de dichters uit de romantiek.

50

Dit referentiekader functioneert voor de schrijver ook als een manier om zich te onderscheiden van de Nederlandse traditie, wat De ijsmakers nog overtuigender maakt als een reflectie op Van der Kwasts eigen schrijverschap.

Van der Kwast reflecteert, zowel in zijn roman als in zijn zelfpositionering, nadrukkelijk op het roepingsmodel. Door steeds te verwijzen naar auteurs als Percy Shelley en Baudelaire, verbindt hij zich met de negentiende eeuwse roeping. Hij verschilt daarin erg van Niña Weijers, die zich juist verzet tegen mythologisering. Tegelijkertijd baseert ook zij zich uiteindelijk op het roepingsmodel, en draagt haar verzet juist bij aan haar authenticiteit. Ook bij Van der Kwast is authenticiteit een van de kernwaarden, wat al blijkt uit zijn omgang met kritiek.

Toch zijn artistieke waarden uiteindelijk niet doorslaggevend in de betekenis van De

ijsmakers. Hoewel er een analogie is tussen Giovanni’s roeping, passie en vruchtbaarheid, stelt

Ernest van der Kwast een andere leeswijze voor. Giovanni kiest uiteindelijk niet voor zichzelf en de literaire wereld, maar voor zijn familie, en verenigt daarmee artistieke waarden met zijn plicht, singulariteit met de collectieve belangen van de familie. Dit is geen vanzelfsprekende interpretatie, maar hij is te begrijpen met behulp van interviews met de auteur. Hij presenteert het verbinden en verenigen van verschillende werelden als zijn artistieke ideaal. Zodoende roept Van der Kwast in zijn zelfpresentatie en in zijn voorstelling van de roman het ideaalbeeld op van de schrijver als verbinder.

51