• No results found

De romantiek als referentiekader voor het schrijverschap

3. Ernest van der Kwast – De schrijver als verbinder

3.3 Ernest van der Kwast in interviews

3.3.1 De romantiek als referentiekader voor het schrijverschap

In deze paragraaf laat ik zien dat Van der Kwast de romantiek en het idee van een roeping als een referentiekader voor zijn schrijverschap gebruikt. Dit komt overeen met de manier waarop dichters voorgesteld worden in De ijsmakers. Van der Kwast verschilt dan ook van Weijers in de manier

45

waarop hij tegen authenticiteit en schrijverschap aankijkt. Weijers problematiseert de mogelijkheid van authenticiteit, maar waagt toch een poging authentiek te zijn. Van der Kwast neemt

onproblematisch aan dat authenticiteit onderdeel is van de schrijversidentiteit, en daarmee dat schrijven een bepaald soort mensen vereist: mensen die de keuze voor de literatuur kunnen maken en talent hebben. Hiermee onderschrijft hij het roepingsmodel.

In een interview over zijn succesvolle boek Mama Tandoori ontkent Van der Kwast dan ook dat hij onartistieke motivaties heeft: ‘Ik weet niet hoe je een commercieel boek schrijft. Zo’n Saskia Noort bijvoorbeeld, die weet dat wel. Bij haar is elk volgend boek ongeveer hetzelfde als het

voorgaande. Voor mij is schrijven een ontdekkingsreis. Daarom wil ik ook dat elk boek totaal anders is’ (Schipper). Schrijven draait dus om authenticiteit: doordat Saskia Noort elke keer ‘ongeveer hetzelfde’ schrijft diskwalificeert zij zichzelf. Van der Kwast wil wel toegeven dat hij zich bemoeit met publiciteit (en daarmee de waarde van verinnerlijking verloochent), maar compenseert dat met de conclusie dat hij heel goed zou kunnen leven met lagere verkoopcijfers:

‘Je hoopt natuurlijk wel dat je boek door zoveel mogelijk mensen wordt gelezen. Dus toen

Mama Tandoori eenmaal uit was, heb ik veel aan promotie gedaan. Ik ben een schrijver die

daar niet moeilijk over doet. Er zijn nu geloof ik 70.000 exemplaren verkocht. ik kan me daar maar moeilijk een voorstelling van maken. Het is ongeveer anderhalf keer een volle Kuip. Zouden dat allemaal leuke mensen zijn? Mijn volgende boek moet maar eens maximaal 10.000 exemplaren halen…’ (N.O. 2012)

Hoewel de laatste zin een kwinkslag is, komt Van der Kwast hiermee wel expliciet tegemoet aan artistieke idealen. In een ander interview zegt hij dan ook: ‘De best verkochte auto is de Opel Vectra. Maar is dat de mooiste? Daarmee is alles wel gezegd’ (Kuipers). Veelzeggend is zijn uitspraak over het winnen van de jongerenboekenprijs voor De ijsmakers: ‘[…] daar ben ik blij mee, vooral vanwege die 15.000 euro. Maar laten we wel wezen: het is niet de Anna Blaman Prijs. Die wil ik heel graag een keer winnen’ (Hoogstad). De Anna Blaman prijs behelst echter minder prijzengeld: 10.000 euro. Van der Kwast benadrukt dus dat schrijven niet om kostwinning draait (beroepsmodel).

Wanneer Van der Kwast spreekt over het schrijfproces, speelt authenticiteit ook een grote rol. Bij hem overheerst het idee dat niet iedereen schrijver kan worden: ‘Schrijven is talent’ zegt hij in een interview in Trouw (Van Velzen 2015b). Dit uitgangspunt is verwant aan het idee van een roeping. Daarnaast spelen ideeën uit de romantiek een rol in Van der Kwasts beeld van (het proces van) het schrijven, net zoals in De ijsmakers. Het is een worsteling, wat past bij het beeld van de lijdende dichter:

46

Het schrijven van een boek is net als het lopen van een marathon: je kunt er wel beter in worden, maar echt gemakkelijk wordt het nooit. […] Dat onzekere gevoel gaat constant door je heen als je schrijft. Hoe betweterig je ook over het schrijverschap en de literatuur kunt praten, er zijn maar een paar momenten in het jaar dat ik denk: tsjee, ik ben geniaal. (Kuipers)

Bovendien onderschrijft Van der Kwast het idee dat een boek een hele persoonlijke creatie is, en daarmee het belang van de persoon van de kunstenaar en de verinnerlijking. Dit blijkt als Van der Kwast stelt dat hij het moeilijk vindt om zijn boeken ‘los te laten’: ‘Een boek is ook nooit af. Maar op een gegeven moment moet de navelstreng door’ (Kuipers). Dit is interessant, omdat Giovanni in De

ijsmakers ook een kind verwekt en in tegenstelling tot zijn broer (de ambachtsman) vruchtbaar is.

Het lijkt er dus op dat Van der Kwast het verwekken van een kind vaker gebruikt als metafoor voor creativiteit en artisticiteit.

Niet alleen het schrijverschap van de romantiek speelt een rol in Van der Kwasts zelfpositionering, maar ook de schrijfstijl van deze literaire stroming. Net als in De ijsmakers maakt de auteur gebruik van voorbeelden uit de romantiek. Dit lijkt een manier om zich te verhouden tot de Nederlandse literatuur. Zo zegt hij:

De Nederlandse literatuur is erg beïnvloed door Hermans; daar staat geen woord te veel in. Je wordt snel als een aansteller gezien als je lyrisch durft te zijn, maar dat is wel de literatuur waar ik van houd: de boeken van Mary Shelley, de romantiek van James Salter en de

Russische schrijver Konstantin Paustovski. (Kuipers)

Hoewel Van der Kwast in dit interview niet expliciet reageert op de kritiek op De ijsmakers, pareert hij de verwijten die ik eerder in dit hoofdstuk besprak. Voor recensenten als Danielle Serdijn en Arie Storm is Van der Kwasts stijl inderdaad te romantisch en daardoor cliché. Maar, zo stelt Van der Kwast, die uitgebeende, Hermansiaanse taal is nu juist een cliché in het Nederlands taalgebied. Van der Kwasts romantische stijl is daarom origineel. Dit maakt hem dan ook immuun voor de verwijten. Elke kritiek op verbondenheid met lyriek of romantiek kan begrepen worden in het kader van de Nederlandse traditie. In ieder geval wordt daarmee duidelijk dat Van der Kwast het cliché van de roeping en de romantiek op een andere manier omzeilt dan Weijers: niet door zich er vanaf te zetten, maar door zich ermee te verbinden.

47