• No results found

5. De verdeling van zorgverantwoordelijkheden tussen broers en zussen

5.4 Schuldgevoelens en emotion work: een verschil tussen broers en zussen

Aan het begin van dit hoofdstuk gaf ik al even kort aan dat broers en zussen niet enkel verschillen in de hoeveelheid en type zorgtaken die zij op zich nemen, maar dat zij ook verschillen in de mate dat zij emotionele afstand (kunnen) nemen in de zorg. Twee respondenten relateren dit expliciet aan gender (R1, R10):

Mijn broer kan het makkelijker naast zich neerleggen. Want ja aan de ene kant heb je de

38

dat dus het makkelijkst naast zich neerleggen. Dat schuif ik gewoon op dat hij een man is en ik denk echt dat dat wat uitmaakt. Ik denk dat mannen dat wat makkelijker kunnen parkeren of met iets meer afstand naar kunnen kijken (R10).

Dit idee dat mannen makkelijker emotionele afstand in de zorg voor hun ouder kunnen nemen, lijkt in de meerderheid van de gevallen bevestigd te worden (R1&R12, R2, R3, R4, R7, R10&R11). Ten eerste lijken zonen minder schuldgevoelens te ervaren dan dochters en wanneer ze deze ervaren lukt het hen ten tweede meestal beter, sneller en makkelijker om emotion work toe te passen. Het zijn meestal broers die zich helemaal onttrekken aan de zorg (R2, R3, R4), slechts een enkele keer langs komen (R6), of netjes hun taak doen maar daarnaast niet continue bezorgd zijn over hun ouder (R1&R12, R10&R11, R7). Dochters hebben wel eerder last van een continue bezorgdheid en gevoelens van schuld wanneer zij een keer niet langs gaan bij hun ouder (R1, R2, R4, R5, R7, R8, R10, R11) of een kleinere bijdrage leveren in de zorg dan hun andere zus (R2, R4, R11). Dit verschil komt onder andere in het volgende citaat naar voren:

Ik denk dat mijn broers daar emotioneel meer afstand toe hebben ja. Want ik weet nog toen ze hier woonden en ik ging tegen mijn broers zeggen dat ons moeder er zo alleen zat en dat ik er veel moeite mee had, dan zeiden zij ja daar moet je je minder van aan gaan trekken. Zo van gewoon uitschakelen. En toen dacht ik huh ja dat zeggen jullie wel maar dat kan ik helemaal niet (R1).

Uit de interviews blijkt dat gender niet de enige voorspeller is voor het ervaren van schuldgevoelens. Tussen de zussen R10 en R11 is namelijk ook een groot verschil, dat niet door gender verklaard kan worden. Beide zussen wijzen op persoonlijkheid en de plaats in het gezin als verklaring voor dit verschil. Een van de mannelijke respondenten (R9) lijkt daarnaast ook een uitzondering op de regel: Hij is emotioneel zeer betrokken bij de zorg voor zijn moeder en het lukt hem niet altijd hier afstand van te nemen. Dit wijst meteen op enige relativering die nodig is bij de aantekening die ik in deze paragraaf maak. Ik stel mannen en vrouwen voor als homogene groepen terwijl er niet enkel tussen deze groepen maar zeker ook binnen deze groepen verschillen bestaan. De gendernormen die in de Nederlandse samenleving heersen en daarmee verschillende verwachtingen van mannen en vrouwen maken het echter over het algemeen voor mannen makkelijker om een grotere emotionele afstand te bewaren en zich niet schuldig te voelen wanneer zij niet of minder bijdragen in de zorg.

5.5 Conclusie

Broers en zussen hanteren dezelfde framing rule dat ze als kind voor hun ouder horen te zorgen. In dit hoofdstuk komt echter naar voren dat deze framing rule wel een verschillende invulling krijgt. ‘Zorgen voor’ betekent bij mannen en vrouwen iets anders. Wat en hoeveel ze als kind doen en wat ze vinden dat ze horen te doen verschilt en daarmee ook de sterke van de feeling rule dat ze zich schuldig moeten

39 voelen of niet. Dat hier zo’n verschil in zit tussen broers en zussen lijkt ten eerste verklaard te kunnen worden door de socialisatietheorie. Broers geven in lijn met maatschappelijke verwachtingen meestal de voorkeur aan specifieke ‘mannelijke taken’ terwijl zussen eerder ‘vrouwelijke taken’ op zich nemen. De rol van de ouder in het vragen van zorg is hierbij ook sterk van belang. Ten tweede verklaard de structurele theorie een deel van de ongelijke bijdrage van broers en zussen in de zorg. Werk is voor mannen een legitiem aanvaard excuus om minder mantelzorg te verschaffen. Andere factoren die verder van invloed bleken op de taakverdeling zijn nabijheid, het hebben van kinderen en rolpatronen van vroeger.

Volgens Saraceno & Keck (2010) zorgen bezuinigingen op collectieve voorzieningen ervoor dat genderongelijkheid in de zorg toeneemt. In het Nederlandse zorgstelsel zullen de huidige

veranderingen richting een active citizenship regime echter niet enkel leiden tot een grotere ongelijkheid in de hoeveelheid taken die dochters en zonen op zich nemen. Tevens zal, doordat het huidige beleid vooral vrouwen emotioneel aanspreekt, het verschil in schuldgevoelens en daarmee slagen van emotion work toenemen. Hogere verwachtingen van mantelzorg betekent zo ook een hogere emotionele belasting voor vrouwen.

De gezamenlijke zorg voor de ouder brengt zowel prettige als minder fijne ervaringen met zich mee. Als positieve ervaring wordt meestal het versterken van de band met broers en zussen genoemd en onderlinge waardering en erkenning. Een negatieve ervaring is dat de relatie onderling een meer verplicht karakter krijgt wanneer er voor de ouder gezorgd moet worden. Dit verplichte karakter was minder aanwezig in het welfare recipient regime waar, doordat de overheid de zorg voor ouderen op zich nam, broers en zussen werden bevrijd van hun onderlinge afhankelijkheden. In het huidige zorgregime zijn zij echter weer op elkaar aangewezen. Wanneer een broer of zus zich onttrekt aan de zorg, betekent dit dat er meer zorg op de schouder van de ander komt te liggen. Waar in het welfare recipient regime, wanneer gewenst, eenieder minder kon zorgen is er nu zoals een respondent treffend verwoord: ‘op een gegeven moment eentje echt de dupe, want je móet’ (R1). Dit kan leiden tot ergernissen tussen broers en zussen of zelfs conflict. Dit conflict wordt meestal echter actief vermeden door irritaties te onderdrukken en deze niet of slechts op een heel algemeen niveau naar elkaar uit te spreken.

40