• No results found

Scheiding der machten beter, wettelijke garantie ondermaats

Hoewel het principe van de scheiding der machten duidelijk stond beschreven in de oude grondwet, had de onafhankelijkheid en het functioneren van zowel de wetgevende als de rechterlijke macht te lijden onder de dominantie van de uitvoerende macht:

‘The powers of these branches were either insufficient, particularly in light of the Emergency Law provisions, or lacked the clarity to ensure the adequate delimitation and seperation of power in practive. The result was the heavy predominance of the excecutive over both the legislative and the judicial branches.’ (Benarbia 2012: 7)

In de nieuwe grondwet (artikel 133) is de macht van de president afgenomen ten opzichte van de oude grondwet (artikel 77). Volgens Brown & Al-Ali (2013: 3), ‘the 2012 constitution establishes a semi-presidential system of government, according to which the president of the republic has to share excecutive authority with the government’. Waar in de oude grondwet de president nog zes jaar diende en oneindig herkozen kon worden, is de termijn in de nieuwe grondwet vier jaar en mag de president slechts één keer herkozen worden. Daarnaast staat in artikel 139 dat de president nauw moet samenwerken met het parlement wanneer er een regering gevormd moet worden en moet het beleid van een eenmaal gevormde regering ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd. Tevens is de mogelijkheid van het parlement om de regering, de premier of elke individuele minister te ontslaan toegenomen in de nieuwe grondwet (artikel 126) in vergelijking met de oude grondwet (artikel 127), waarbij dit nu kan op basis van een meerderheid terwijl het voorheen de goedkeuring van de president of een twee derde meerderheid in het parlement vereiste.

Een andere bevestiging van democratisch bestuur is het feit dat er in de nieuwe grondwet artikelen zijn opgenomen (artikel 123-25) die parlementaire minderheden, in de vorm van individuele parlementsleden, het recht geeft om ofwel informatie op te vragen bij de regering, ofwel het recht geeft een statement van de regering over een bepaald onderwerp te eisen, ofwel het recht geeft om de premier te ondervragen over belangrijke publieke zaken (Al-Ali 2013). Wat betreft de noodtoestand, onder Mubarak ruim dertig jaar van kracht met daarmee een verlammende werking op de meeste artikelen uit de grondwet van 1971, zijn de mogelijkheid tot het uitroepen ervan alsmede de macht die de president onder de noodtoestand heeft sterk afgenomen in de nieuwe grondwet (artikel 148) ten opzichte van de oude grondwet (artikel 148).

Egypte & democratische verandering, getoetst aan de grondwet

(2012) en het Arabisch exceptionalisme

Desalniettemin staan er in de nieuwe grondwet tevens een aantal zaken die de president veel macht geven. Zo staat in de nieuwe grondwet in artikel 128 bijvoorbeeld dat de president één tiende van de leden van de Shura Council mag aanstellen, wat de president indirecte invloed geeft op de wetgeving. Overigens was dit in de oude grondwet met artikel 196 nog een percentage van één derde en is het absolute percentage dus afgenomen. Naast invloed op het wetgevingsproces biedt het de president ook een ander voordeel. In de nieuwe grondwet staat in artikel 202 dat de president verantwoordelijk is voor het benoemen van het hoofd van vrijwel elke onafhankelijke instantie in het land, bijvoorbeeld de rekenkamer en de centrale bank. Hoewel de benoeming weliswaar goedgekeurd dient te worden door de Shura Council, is het feit dat de president daar één tiende van de leden mag aanstellen een (in)directe invloed op instellingen die juist bedoeld zijn om onafhankelijk tegenwicht te bieden tegen overheidsbeleid. Het feit dat er ‘onafhankelijke’ en toezichthoudende instanties bestaan is overigens wel een vooruitgang ten opzichte van de oude grondwet, waar dit namelijk niet bestond. In de nieuwe grondwet is een apart gedeelte ingeruimd voor toelichting van deze independent bodies and regulatory agencies (artikel 200-16).

Er zijn echter ook aspecten op het gebied van democratisch bestuur waarin de nieuwe grondwet nog steeds tekortschiet. Decentralisatie is een wereldwijde trend die democratie dichter bij de mensen brengt, maar in Egypte is decentralisatie opnieuw buiten de grondwet gehouden (Al-Ali 2013). Waar in de Arabische wereld vaak verkondigd wordt dat decentralisatie zal leiden tot het uit elkaar vallen van een samenleving op basis van sektarische lijnen, ‘the truth in fact is that non-democratic regimes have used highly centralized forms of government to maintain an iron grip on power and control their populations to the fullest extent possible’ (Al-Ali 2013: 7). In de nieuwe grondwet in artikel 188 en 190 is dat bijvoorbeeld te zien in het feit dat local councils weliswaar gekozen worden, maar de staat het recht heeft iedere beslissing terug te draaien als beleid “damage to the public interest” oplevert. Wat betreft de aanstellingswijze van gouverneurs en hun machtspositie is er in de nieuwe grondwet (artikel 187) ten opzichte van de oude grondwet (artikel 162) weinig veranderd: dat laat men over aan latere wetgeving. Dit biedt net als de afgelopen decennia ruimte aan invloed van derden en kan onder het mom van ‘defined and regulated by law’ de scheiding der machten mogelijk ondermijnen (Benarbia 2012). De ‘weigering’ toe te geven aan de trend van decentralisatie is tevens terug te zien in het schrappen uit de eerdere conceptgrondwet(ten) van een financieel herverdelingsmechanisme dat de ongelijkheid tussen provincies in Egypte zou aanpakken (Al-Ali 2013).

Egypte & democratische verandering, getoetst aan de grondwet

(2012) en het Arabisch exceptionalisme