• No results found

Relatie staat en religie: artikel 4 en 219 creëren instabiele verhouding

Dan de vraag op welke manier de relatie tussen staat en religie omschreven staat. Is Egypte een religieuze of seculiere staat? Vooropgesteld, onder Mubarak was Egypte naar Westerse begrippen noch een seculiere staat, noch een religieuze staat (Al-Ali 2013). Hoewel religie binnen Egypte onder de oude grondwet weliswaar altijd een belangrijke rol speelde, familierecht vaak gebaseerd was op religieuze regels (artikel 9) en religie een grote rol speelde binnen het onderwijs (artikel 19), hebben geestelijken binnen Egypte onder Mubarak nooit een officiële positie binnen de staat bekleedt. Egypte werd onder de oude constitutie weliswaar een religieus geïnspireerde staat genoemd, maar de oude grondwet stichtte zeker geen religieuze staat. Zo stond in de oude grondwet in artikel 2 dat ‘Islam is the religion of the state and Arabic its official language. Principles of Islamic law (Shari’a) are the principle source of legislation’. Dit artikel was toentertijd bedoeld om de Islamisten tegemoet te komen, terwijl het tegelijk voldoende ruimte gaf om op basis van juridische interpretatie de impact van de bepaling te minimaliseren. Die interpretatie werd namelijk overgelaten aan de rechtbanken en die stonden niet welwillend tegenover een religieus geïnspireerde staat en bovendien stond nergens gedefinieerd wat die principes precies inhielden, waardoor Egypte in de praktijk vaak handelde als zijnde een seculier/burgerlijke staat (Al-Ali 2013). Is dit in de nieuwe grondwet veranderd? Waar juist in de oude grondwet de rechtbank de toepassing van de interpretatie van de principes van Islamitische wetgeving temperde, doordat de rechterlijke macht het mandaat had voor interpretatie en vrij was hoe wetgeving te interpreteren, is daar in de nieuwe grondwet verandering in gekomen ten faveure van een Islamitische interpretatie. In de nieuwe grondwet is in artikel 4 en 219 namelijk respectievelijk expliciet gemaakt wie die principes moeten interpreteren en gedefinieerd wat die principes precies behelzen. Dus hoewel het eerder genoemde artikel 2 uit de oude grondwet in de nieuwe grondwet in artikel 2 hetzelfde blijft (‘Islam is the religion of the state and Arabic its official language. Principles of Islamic law (Shari’a) are the principle source of legislation’), veranderen de twee nieuwe artikelen de manier waarop artikel 2 toegepast en begrepen wordt.

In artikel 4 wordt namelijk gesteld dat de mening van Al-Azhar (wereldwijd de belangrijkste Islamitische institutie en geen enkele keer genoemd in de oude grondwet) geraadpleegd moet worden over wetgeving die de Sharia aangaat. Er staat er in het artikel niet dat de mening van Al-Azhar bindend is en daarmee laat het nog steeds ruimte voor de eigen interpretatie van de wetgeving door de betreffende rechtbanken. Tegelijkertijd brengt het

Egypte & democratische verandering, getoetst aan de grondwet

(2012) en het Arabisch exceptionalisme

artikel dan ook weer een strijd met zich mee die onder Mubarak beslecht was in het voordeel van de niet-Islamisten en zorgt het daarmee voor mogelijk een instabiele relatie tussen de rechterlijke macht en de religieuze autoriteit. Waar in de oude grondwet het uiteindelijke besluit voor een wet bij het constitutioneel hof lag, wordt het hof met de nieuwe grondwet niet geconsulteerd, maar ligt de uiteindelijke macht bij het parlement:

“Let me explain to you. When I was a criminal judge and I send someone to the death penalty,

we had an article in the law that said that before sending the person to the death penalty, we as judges, have to consult with the mufti. Compared to what is happening with the opinion of Al- Azhar in article 4, the opinion of the mufti is not binding. So the opinion of the scholars of Al- Azhar is not binding for the one who consults them. In the 1971 constitution the power of the interpretation in the issues related to Islamic sharia was for the Supreme Constituional Court, now it is for Al-Azhar and in addition to that, it’s not binding. So, it depend in the end on the majority of the parliament. That means that if they propose a law that Al-Azhar rejects, they still can pass the law through a majority in the parliament.”

[Interview met Hossam – rechter, Cairo op 22 juli 2013]

Diezelfde onduidelijkheid is ook terug te zien in artikel 219. Daarin worden de principes van Islamitische Sharia gedefinieerd als ‘include general evidence, foundational rules, rules of jurisprudence, and credible sources accepted in Sunni doctrines and by the larger community.’ Dit betekent dat een complexe bron van wetgeving, die bovendien eeuwenoud is, nu een bron van interpretatie biedt voor wetgeving – een bron waarbinnen ook nog eens enorm veel verschillende stromingen bestaan:

“For article 2 it was very clear in the 1971 constitution. Why? The Islamic sharia principles were

defined by the Supreme Constitutional Court as they are the definitive rulings (5 percent) of Islamic sharia, that’s all. For this reason you found that Islamic law in Egypt was only family law. Now, in the 2012 constitution with article 219, article 2 is very dangerous. Many scholars in Islamic law say that you shall enter the jurisprudence of many different opinions, and then you enter the speculative rulings (95 percent) of Islamic sharia.”

[Interview met Hossam – rechter, Cairo op 22 juli 2013]

Dit biedt wederom ook de kans voor de wetgevende en rechterlijke macht om moderne interpretaties of gematigde interpretaties te hanteren, maar tegelijkertijd brengt het eveneens een potentiële strijd met zich mee die voorheen niet kon woeden. Dit kan leiden tot een instabiele relatie tussen de rechterlijke, wetgevende en religieuze macht.

Concluderend, de vrijheid van geloof is in beide grondwetten gewaarborgd. De nieuwe grondwet schept meer onduidelijkheid in de relatie tussen staat en religie en de vraag hoe de principes van een bepaalde religie in verhouding staan tot bestaande wetgeving. Hoewel Islamitische raadgevers invloed hebben gekregen in het aangeven welke richting de staat

Egypte & democratische verandering, getoetst aan de grondwet

(2012) en het Arabisch exceptionalisme

Egypte op moet, doordat expliciet is gemaakt wie Islamitische wetgeving moet interpreteren en gedefinieerd is wat die wetgeving precies behelst, ontbreekt hen de politieke macht om dit ook daadwerkelijk te bepalen omdat hun invloed niet bindend is. Die macht ligt nog steeds bij de wetgevende en uiteindelijk de rechterlijke macht. Echter, aangezien laatstgenoemden, zoals we bij de toetsing van “democratisch bestuur” en “rechtstaat” eerder gezien hebben, niet helemaal gevrijwaard blijven van beïnvloeding door de uitvoerende macht, levert de rol die aan de religieuze autoriteit Al-Azhar wordt toegekend mogelijk een afhankelijke relatie tussen staat en religie op. Aangezien duidelijkheid gewenst is wat betreft de relatie tussen staat en religie enerzijds en religie en wetgeving anderzijds, slaagt de nieuwe grondwet hier, in tegenstelling tot de oude grondwet, niet in.