Tabel 5.7 Overzicht van toegekende mestgiften bij verschillende klassen van landgebruik
HOOFDSTUK 6 NICHE Vlaanderen in referentiegebieden
7.2 Vallei van de Dommel ter hoogte van het Hageven (VMM ‐ afdeling water)
7.2.6 Scenario 2: Hermeandering Dommel
Bij dit scenario zouden er oude meanders terug aangesloten worden op de Dommel zodat deze meer zijn oude loop terugkrijgt. Deze hermeandering zal uiteraard een effect hebben op de grondwaterstanden. Voor meer informatie zie 7.2.2 Invoergegevens – GxG en kwel. A) Abiotische berekening De duidelijkste verschillen met scenario 1 zien we in de zuurgraadberekening. De basische zones zijn duidelijk uitgebreid. Dit is te verklaren door de verhoogde grondwaterstand (GLG). Voor de trofie zijn de verschillen beperkt. De berekening bij scenario 2 is minder voedselrijk, maar de verschillen zijn enkel aan de overgangen tussen de klasse op te merken. Figuur 7.2.18: Berekening van de zuurgraad bij de huidige situatie (links, scenario 1) en na hermeandering (rechts, scenario 2) Figuur 7.2.19: Berekening van de trofie van de standplaats met NICHE voor scenario 1 (links) en scenario 2 (rechts)
B) Vegetatieberekening Bij de totale vegetatieberekening zijn er duidelijk verschuivingen in het patroon. Dit zien we doordat de locaties zonder berekeningen veranderd zijn (blanco zones). Bij scenario 2 is in het westen de zone met berekeningen ijler geworden, terwijl centraal er nu meer wordt berekend. We zullen in de verdere bespreking zien hoe dit komt.
Figuur 7.2.20: Totale berekening van de verschillende vegetatietypen na het hermeanderen van de Dommel (links: scenario1, rechts: scenario2).
Door de hermeandering stijgt op de meeste plaatsen de grondwatertafel en treedt er een vernatting op. Dit heeft tot gevolg dat verbonden die een droge standplaats verkiezen zullen afnemen terwijl deze van vochtige tot natte standplaatsen zullen toenemen. Ook het toenemen van basische standplaatsen als gevolg van een hoge GLG leidt tot verschuivingen in het berekeningspatroon. Aan de hand van volgende voorbeelden wordt dit geïllustreerd.
De zone met Berkenbroekbos breidt uit naar het noorden. Ook zou dit type in het tweede scenario meer potenties hebben om op een grotere afstand van de Dommel voor te komen. De onderste zone vlak bij een open water (westen) verdwijnt.
Figuur 7.2.21: Berekening van het Berkenbroekbos (Sphagno‐Betuletum) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Figuur 7.2.22 toont de berekening van het Mesotroof elzenbroekbos, dit komt op iets voedselrijkere plaatsen voor dan het Berkenbroekbos. Aan de grens met Nederland, ter hoogte van het natuurgebied, Het Hageven, zien we dat het potentiële areaal sterk is
uitgebreid.
Figuur 7.2.22: Berekening van het Mesotroof elzenbroekbos (Carici elongatae‐Alnetum) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Voor het Ruigte elzenbroekbos verdwijnt in het westen een belangrijke zone. Meer naar het noorden toe breidt er een zone uit, terwijl in het noord‐oosten de zone inkrimpt.
Figuur 7.2.23: Berekening van het Ruigt elzenbroekbos (Macrophorbio‐Alnetum) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering). Bij de berekening van het Verbond van Scherpe zegge (Caricion gracilis) zien we een afname meer centraal, en een uitbreiding in het noorden van het studiegebied. Het patroon vertoont veel gelijkenis met het Ruigte elzenbroekbos.
Figuur 7.2.24: Berekening van Verbond van Scherpe zegge (Caricion gracilis) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Bij de berekening van Grote zeggevegetatie met Riet (Magnocaricion met Phragmites) zien we duidelijk in het noorden van het Hageven een toename. Ook in de vallei van de Dommel
breidt dit type uit. Het is een voorbeeld van een vegetatietype dat duidelijk natte standplaatsen verkiest en vertoont hier ook de sterkste toename in vergelijking met de andere vegetatietypen.
Figuur 7.2.25: Berekening van Grote zeggevegetatie met Riet (Magnocaricion met Phragmites) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering). De berekening van het Verbond van Zwarte zegge (Caricion nigrae) neemt af in het westen en blijft langsheen de Dommel ongeveer gelijk.
Figuur 7.2.26: Berekening van het Verbond van Zwarte zegge (Caricion nigrae) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Bij de berekening van Dotterbloem‐verbond zien we een afname vooral in het westen van het studiegebied. Ook in het noorden van het Hageven zien we een inkrimping van het areaal. Centraal neemt dit type dan weer toe.
Figuur 7.2.27: Berekening van het Dotterbloem‐verbond (Calthion palustris) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Een duidelijk voorbeeld waar het potentiële areaal krimpt bij vernatting is dit van het Berken‐eikenbosd. Dit verbond komt voor op de meer drogere locaties in de NICHE databank en dit wordt dan ook weerspiegeld in het afnemen van dit type in de vallei. Er is een uitbreiding in de drogere delen van het studiegebied te verwachten, maar dat wordt niet berekend door NICHE Vlaanderen.
Figuur 7.2.28: Berekening van het Berken‐eikenbos (Betulo‐Quercetum roboris) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Zoals figuren 7.2.29 en 7.2.30 aangeven, zouden de graslanden met Verbond van Grote vossestaart (Alopecurion pratensis) en Kamgras ‐ verbond (Cynosurion cristati) sterk inkrimpen tot bijna volledig verdwijnen uit het gebied waarvoor berekeningen kunnen worden uitgevoerd bij de hermeandering van de Dommel. Figuur 7.2.29: Berekening van het Verbond van Grote vossestaart (Alopecurion pratensis) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Figuur 7.2.30: Berekening van het Kamgras ‐verbond (Cynosurion cristati) in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Voor de heidetypes zijn er geen grote verschuivingen te verwachten. De oppervlaktes worden kleiner of verschuiven lichtjes. Bij het Dopheide‐verbond zijn de verschillen zelfs minimaal. Volgens NICHE heeft de hermeandering weinig effect op dit vegetatietype. Figuur 7.2.31: Berekening van het Verbond van Struikheide en Kruipbrem in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Figuur 7.2.32: Berekening van het Dophei‐verbond in respectievelijk scenario 1 (actuele toestand) en scenario 2 (hermeandering).
Onderstaande tabel geeft het overzicht van de veranderingen tussen de twee scenarios weer.
Per vegetatietype is ook de natuurwaarde (GSEW) weergegeven zoals berekend in
De
Nockere et al (2006).
De tientallen duiden op de biologische waardering, de eenheden op dezeldzaamheid van het vegetatietype. 75 is dus de hoogste score en 51 de laagste score.
Tabel 7.2.2: Vergelijking van de berekeningen van de NICHE vegetatietypen tussen scenario 1 en 2 met + uitbreiding, ‐ afname, = geen wijziging.
Code Verbond GSEW verandering Vergelijken van scenario 2 met scenario 1
1 Berkenbroekbos 75 + uitgebreid, in noorden nieuwe locatie 2 Mesotroof elzenbroekbos 74 + uitgebreid ter hoogte van het Hageven
3 Ruigte elzenbroekbos 73 +/- In westen afname, in noorden langs Dommel toename 4 Vogelkers-essenbos - berekende zones nemen af
5 Haagbeuken - verbond geen berekening
6 Berken-eikenbos 71 - neemt af in het centrum van het gebied 7 Verbond van Scherpe zegge 75 +/- verschuift naar oosten, neemt centraal af 8 Moerasspirea - verbond 73 -/=
minimale verschuiving, zones worden minder aansluitend
9 Verbond van Look-zonder-look 53 = verwaarloosbare verandering 10 Rompgemeenschap van Rietgras geen berekening
11 Rompgemeenschap van Pitrus verwaarloosbaar 12 Grote zeggevegetatie met Riet 75 + duidelijke uitbreiding 13 Rompgemeenschap van Liesgras geen berekening 14 Verbond van Zwarte zegge -/+
afname in westen, sterke toename in noorden langs Dommel
15 Knopbies - verbond/ kalkmoeras geen berekening 16 Zilverschoon - verbond 51 geen berekening 17
Verbond van Biezenknoppen en
Pijpestrootje 75 -/+
neemt af in westen, breidt uit in noorden en centrale deel
18 Dotterbloem - verbond 74 +/- verschuiving, zones in noorden minder aaneengesloten 19 Verbond van Grote vossestaart 51 - neemt af
21 Kamgras - verbond 51 - neemt sterk af
22 Dophei - verbond 74 = minimaal verschil
23 Venige heide 75 = verschuift
24 Hoogveenmos - verbond + breidt beperkt uit 25 Verbond van Veenmos en Snavelbies 74 geen berekening 26 Rompgemeenschap van Pijpestrootje 52 - patroon meer versnipperd 27 Rompgemeenschap van Wilde gagel 75 = weinig verschil 28 Verbond van Struikhei en Kruipbrem 73 -/+ verschuiving
7.2.7 Scenario 3: Natuurscenario bij huidige hydrologie (geen bemestingsdruk)
In een derde scenario werd een natuurscenario bekeken bij de huidige hydrologische randvoorwaarden. Dit houdt in dat een natuurbeheer wordt verondersteld in het volledige gebied. In het kader van NICHE Vlaanderen wordt de bemesting gelijk gesteld aan 0 kgN/ha/jr. Enkel atmosferische depositie wordt in rekening gebracht. Dit levert uiteraard een veel uitgebreidere berekening op van een groot aantal vegetatietypes in vergelijking met de vorige scenario’s.
Onderstaande figuur toont de veranderingen in trofie aan. Het grootste deel van het studiegebied wordt oligotroof in de plaats van hypereutroof. De zware bemesting op akkers en de lichte bemesting van weilanden wordt gesupprimeerd.
Figuur 7.2.33: Links de berekening van de trofiegraad met voor het hele gebied bemesting van akkers en weilanden, rechts zonder bemesting in het gebied.
Vanzelfsprekend gaan de totale berekening van NICHE Vlaanderen gaat sterk vooruit. Het is logisch dat de NICHE‐databank vooral vegetatietypen bevat waarbij de trofiegraad zich in de range oligotroof tot mesotroof situeert.