• No results found

Hoofdstuk 3 – Bescherming ter zee

3.1 Samenwerking met Vlaanderen en Brabant

Afgaande op de ligging van de Zeeuwse eilanden te midden van de Scheldedelta – tussen de gewesten Vlaanderen, Brabant en Holland in – lijkt het logisch dat voor de bescherming van deze wateren er intensief samengewerkt werd tussen deze gewesten. In de praktijk blijkt echter dat de Staten van Zeeland voornamelijk samenwerkten met de Staten van Holland. Ondanks dat uit één van de dagvaarten blijkt dat overleg met Vlaanderen noodzakelijk was om in de zomer van 1472 de wateren te kunnen beveiligen tegen Franse schepen, vindt er alsnog geen overleg plaats.175 De kuststeden van Vlaanderen lijken namelijk zelfstandig hun

eigen maritieme bescherming te organiseren. Volgens Blockmans rustten deze steden tussen 1465 en 1468 meerdere malen konvooien uit om zichzelf te bewapenen tegen Franse

174 Sicking, Neptune and the Netherlands, 179.

45 aanvallen.176 Samenwerking tussen de Staten van Zeeland en Staten van Vlaanderen kwam

dan ook enkel incidenteel voor, zoals in januari 1471.

Er ontstond een nieuwe samenwerking tussen vertegenwoordigers van de hertog, de stad Brugge, het Vrije en Zeeland, toen een nieuwe golf van piraterij de wateren voor de Nederlandse kust teisterde. Zo werd er een commissie opgericht om de bevolking van de grensstreken te beveiligen en oorlogsschepen uit te rusten. Afgevaardigden van de Staten van Vlaanderen en Zeeland en hertogelijke commissarissen organiseerden persoonlijk deze bewapening ter zee.177 Uit Dagvaarten Zeeland blijkt dat in eerste instantie hier ook

Hollandse gedeputeerden bij betrokken waren. Tijdens de eerste bijeenkomst in januari 1471 te Sluis werd er namelijk tussen de Hollandse, Vlaamse en Zeeuwse Staten afgesproken elkaar op de hoogte te houden van de beschikbaarheid van maritieme oorlogsgereedschappen. In tijden van onrust zou er dan direct ingegrepen kunnen worden.178 Gedurende twee opeenvolgende bijeenkomsten werden deze onderhandelingen

voortgezet, maar zonder dat er gedeputeerden uit de Staten van Holland aanwezig waren.179 Het lijkt er dan ook op dat de directe bescherming van de Vlaamse en Zeeuwse

kusten een zaak was waar de Staten van Holland te weinig baat bij hadden, waarop de Hollandse Staten besloten uit deze onderhandelingen te stappen. Dit weerhield de Staten van Zeeland en Vlaanderen echter niet om samen vorm te geven aan de maritieme bescherming.

Deze samenwerking leidde tot het voorstel om oorlogsschepen in te huren om de visgronden te beveiligen en de ‘vreemde’ kooplieden die dagelijks Vlaamse en Zeeuwse wateren betraden te beschermen en een veilige toegang te bieden.180 Vlaanderen zou zes

en Zeeland achttien schepen uitrusten, die in half mei onder het bevel van admiraal Hendrik van Borsele uitvoerden. Deze maatregel kon echter niet verhinderen dat de klachten over Franse overlast afnamen, waardoor de kuststeden jaarlijks opnieuw oorlogsschepen moesten uitrustten.181 Voor de Staten van Zeeland zou dit echter niet in samenwerking met

Vlaanderen gebeuren. In augustus 1472 werden de Vlaamse kuststeden nog eenmalig

176 Blockmans, Volksvertegenwoordiging, 452. 177 Ibidem, 453.

178 Dagvaarten Zeeland, 879: 286; Dagvaarten Holland III, 134: 124. 179 Dagvaarten Zeeland, 880, 882: 286-287.

180 Dagvaarten Zeeland, 880, 882: 286-287. 181 Blockmans, Volksvertegenwoordiging, 453.

46 betrokken in een dagvaart samen met de Staten van Zeeland en steden van Holland, maar in de voorafgaande en opvolgende dagvaarten werden zij niet geconvoceerd.182 Volgens Paviot

organiseerde Vlaanderen dat jaar een eigen maritieme bewapening, waarvoor veelal Zeeuwen gemonsterd werden.183 Hoewel de Staten van Zeeland er niet mee gemoeid

waren, werd er door de Vlamingen gretig gebruik gemaakt van de Zeeuwse expertise in scheepsbouw en scheepsvaart. Hoe deze actie zich echter verhoudt tot de Vlaamse aanwezigheid in één van de dagvaarten is onduidelijk. Samenwerking tussen de Staten van Zeeland en Vlaanderen lijkt hiermee in ieder geval niet vanzelfsprekend te zijn geweest.

De Staten van Vlaanderen waren echter wel actief in de bescherming ter zee. In 1482 kwamen de steden van Holland en Zeeland met die van Vlaanderen samen. Volgens de bronnen hadden de Vlamingen enkele voorstellen ingediend over de bewapening ter zee, waar op deze dagvaart te Den Haag antwoord werd gegeven.184 Evenals in de incidentele

bijeenkomst in 1472 is er geen voorafgaande of opvolgende context om deze dagvaart in te kunnen plaatsen. Wel geeft het enige indicatie naar de betrokkenheid en coördinatie in de organisatie van de maritieme bescherming tussen de gewesten. Mogelijk was het voor de Staten van Zeeland niet haalbaar om zowel met de Staten van Vlaanderen als Holland samen te werken. In de keuze tussen deze twee partijen kozen de Staten van Zeeland voor samenwerking met hun vertrouwde partner, de Staten van Holland. Het duurde tot 1487 voor er weer met de Staten van Vlaanderen werd samengewerkt om de bescherming ter zee te waarborgen.

Het is bijzonder dat de Vlaamse steden in deze periode toenadering zochten met hun noorderburen. In het interbellum tussen de twee Vlaamse Opstanden werden eind juli 1487 door Ieper de steden van Zeeland, Holland en Vlaanderen opgeroepen om bijeen te komen in Brugge. De focus van deze bijeenkomst lag op de beveiliging van de haringvissers, die in het najaar weer zouden uitvaren.185 Deze dagvaart kreeg begin augustus zelfs een

vervolg, waarin de admiraal Filips van Kleef dezelfde steden opriep om de beveiliging verder vorm te geven.186 Deze nieuwe samenwerking werd mogelijk gestimuleerd door Filips van

Kleef, die vanuit zijn functie als admiraal van alle kustgewesten zocht naar nieuwe

182 Dagvaarten Zeeland, 903: 292; Dagvaarten Holland III, 204: 200-203. 183 Paviot, Politique Navale, 210.

184 Dagvaarten Zeeland, 1091: 400; Dagvaarten Holland IV, 376, 461-462. 185 Dagvaarten Zeeland, 1153: 442; Dagvaarten Holland IV, 635: 737. 186 Dagvaarten Zeeland, 1154: 442-443.

47 samenwerkingsverbanden tussen de gewesten. Zo kon een vreedzame situatie gehandhaafd worden en was er ruimte voor de gewesten om weer nader tot elkaar te komen. Opvallend is wel dat enkel de steden werden geconvoceerd. Gezien de onderlinge spanningen die naar alle waarschijnlijkheid nog tussen de Hoekse en Kabeljauwse facties heersten, is het aannemelijk dat edelen bewust niet werden betrokken in dit proces. Of er uiteindelijk sprake is geweest van een vruchtbare samenwerking tussen de drie gewesten wordt uit de bronnen niet duidelijk. Gezien de tweede Vlaamse Opstand al in het najaar van 1487 aanving zal de potentiële samenwerking niet van lange duur zijn geweest. De voorgaande twee voorbeelden zijn de enige samenwerkingsverbanden tussen de Staten van Zeeland en Vlaanderen op het gebied van maritieme bescherming die tussen 1467 en 1506 in de Dagvaarten Zeeland naar voren komen.

Naast Vlaanderen was Brabant ook een gewest met belangen in de Schelde. Met de Staten van Brabant is echter vrijwel geen coöperatie zichtbaar, terwijl de Brabanders zich wel actief met de beveiliging van de Schelde bezighielden. Zo had de Brabantse stad Antwerpen gedurende de Vlaamse Opstanden de beveiliging van de zeehandel van en naar de stad toe als één van de belangrijkste prioriteiten. Daarnaast kan er vanuit gegaan worden dat de Kabeljauwsgezinde Antwerpenaren hun maritieme acties niet enkel hiertoe beperkten, maar ook deelnamen aan kapingen en plunderingen op vijandelijk terrein.187

Hiermee begaven de Brabanders zich veelvuldig in de Scheldedelta, zonder dat dit met de Staten van Zeeland werd gecoördineerd. Pas in 1491 is er in de bronnen een overleg tussen de Staten van Zeeland, Holland en Brabant terug te vinden.188 Dit overleg had betrekking op

de beveiliging van de binnenlandse stromen, die met het beleg van Sluis in gevaar waren gebracht. Gezien er hiervoor geen sprake was van hostiliteiten tussen de twee gewesten en de toename van de handel op Antwerpen gunstig was voor Walcheren, lijkt de onderlinge relatie op een natuurlijke wijze vorm te hebben gekregen. Dit formele overleg lijkt dan ook een incidentele uitzondering te zijn op wat waarschijnlijk doorgaans op informele wijze werd besproken.

In tegenstelling tot de Staten van Vlaanderen en Brabant waren de Staten van Holland wel een belangrijke partner voor de Staten van Zeeland in de organisatie van de bescherming ter zee. Door de jaren 1470 en 1480 heen werkten deze twee kustgewesten

187 Sicking, ‘De zaak Draeck’, 6-7.

48 talloze keren samen om de bescherming van de visserij en koopvaardij te kunnen waarborgen zoals verder besproken zal worden in de volgende paragrafen.