• No results found

Samenvatting van de resultaten

In document CKV en attitude (pagina 60-64)

7. Resultaten

7.5. Samenvatting van de resultaten

In tabel 7.1 is een overzicht gegeven van de gevonden significante verschillen op elk van de vier attitudematen (affectieve en cognitieve globale attitudemaat, affectieve en cognitieve belief-based attitudemaat). In dit onderzoek ga ik ervan uit dat er sprake is van een significant verschil voor één van de attitudematen wanneer één van de subgroepen op ten minste de helft van alle items op de schaal significant positiever of negatiever reageert dan de andere subgroep. Wanneer dit niet het geval is, is er weliswaar misschien sprake van een verschil, maar is het verschil niet groot genoeg om te kunnen beweren dat de attitude van een subgroep significant afwijkt van die van de vergelijkingsgroep.

In het onderstaande schema zijn de attitudematen waarop twee subgroepen significant van elkaar verschillen geaccentueerd door deze cursief te maken. Zo wordt duidelijk dat er op de affectieve

169

Maar liefst 76,4% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op de stelling. 11,8% van de ze groep reageert neutraal, en hetzelfde percentage positief. Binnen de ‘wat doet kunst’-groep zijn de percentages als volgt verdeeld: 53,4% negatief; 22% neutraal en 32,2% positief.

170

47% van de ‘wat is groep geeft een negatieve respons op deze stelling, tegenover 19,1% van de ‘wat doet kunst’-groep. Van de eerste groep reageert 5,9% neutraal en 47% positief. Bij de tweede groep is dat respectievelijk 21,5% en 55,1%. Ook gebruikt 2,4% van de laatstgenoemde groep de optie ‘weet ik niet’.

171

70,5% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op de stelling, 17,6% neutraal en 11,8% positief. Bij de andere groep is dat respectievelijk 49,7%; 31,2% en 16,1%. Van de tweede groep maakte tevens 1,5% gebruik van de ‘weet ik niet’-optie. 172

Maar liefst 76,4% van de ‘wat is groep reageert negatief op de stelling, tegenover 36,1% van de ‘wat doet kunst’-groep. 11,8% en 34,6% van de groepen reageert neutraal op de stelling en 5,9% en 24,9% positief. De ‘weet ik niet’-optie wordt gebruikt door 5,9% van de eerste groep, en 4,4% van de tweede groep.

173

Maar liefst 90,9% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op deze stelling en 9,1% positief. Geen van de respondenten in deze groep reageert neutraal of gebruikt de optie ‘weet ik niet’. Bij de ‘wat doet kunst’-groep reageert 45,3% negatief, 22,7% neutraal en 30% positief.

174

Maar liefst 81% van de eerste groep reageert negatief op de stelling, tegenover 56% van de tweede groep. Van de beide groepen reageert respectievelijk 9,1% en 35,3% neutraal en 9,1% en 14,7% positief. De ‘weet ik niet’-optie wordt alleen gebruikt door respondenten in de ‘wat doet kunst’-groep (2%).

175

Maar liefst 81,8% van de ‘wat is kunst’-groep geeft een negatief antwoord op de stelling, 9,1% neutraal en hetzelfde percentage (gematigd) positief. Bij de ‘wat doet kunst’-groep antwoordt 34,7% positief; 37,3% neutraal en 22,6% positief. 5,3% van de tweede groep gebruikt de optie ‘weet ik niet’.

54 globale maat ten eerste een significant verschil is tussen havisten (negatief) en vwo’ers (positief); ten tweede tussen jongens (negatief) en meisjes (positief); ten derde tussen leerlingen met een cultuurprofiel (positief) en zonder een dergelijk profiel (negatief); ten vierde tussen leerlingen met (positief) en zonder een kunstvak (negatief) en ten slotte tussen de groepen die zijn onderscheiden op basis van de gegeven antwoorden in het A-deel van de vragenlijst. Respondenten die gebruik hebben gemaakt van antwoordmogelijkheden uit de ‘wat doet kunst’-categorie (vgl. metacognitieve opvatting van kunst) oordelen zowel binnen de gehele populatie als binnen de onderzoeksgroep significant positiever dan respondenten die dat niet deden. Op de cognitieve globale attitudemaat worden er significante verschillen onderscheiden tussen ten eerste de havo-groep (negatief) en de vwo-groep (positief); ten tweede tussen jongens (negatief) en meisjes (positief); ten derde tussen leerlingen met (positief) en zonder cultuurprofiel (negatief) en ten slotte, binnen zowel de gehele onderzoekspopulatie als specifiek binnen de onderzoeksgroep: tussen de ‘wat is kunst’-groep (negatief) en de ‘wat doet kunst’-groep (positief).

Op de affectieve belief-based attitudemaat verschilt slechts één subgroepenpaar significant van elkaar: havo-leerlingen (negatief) en vwo-leerlingen (positief). Op de cognitieve schaal van de belief-based attitudemaat wordt naast het verschil tussen havisten (negatief) en vwo’ers (positief), ook een significant verschil aangetoond tussen jongens (negatief) en meisjes (positief); ten derde is er een significant verschil tussen leerlingen met een kunstvak (positief) en zonder zo’n vak (negatief) en ten slotte tussen de ‘wat is kunst’-groep (negatief) en ‘wat doet kunst’-groep (positief). Maar in dit geval geldt dat verschil alleen binnen de gehele onderzoekspopulatie, en niet specifiek binnen de onderzoeksgroep.

Tabel 7.2: Schema met overzicht van de verschillen per attitudemaat, op basis van de statistische analyse van de data

Affectieve globale attitudemaat Cognitieve globale attitudemaat Affectieve belief-based attitudemaat Cognitieve belief-based attitudemaat CKV vs. geen CKV (Gehele populatie) Geen significant verschil. Significant verschil voor één van de negen items. Respondenten met CKV betuigen zich positiever dan respondenten zonder het vak.

Significant verschil voor één van de zes items. Respondenten met CKV spreken zich positiever uit dan respondenten zonder het vak.

Significant verschil voor één van de acht items. Respondenten met CKV betuigen zich negatiever dan respondenten zonder het vak.

CKV vs. geen CKV (havo)

Significant verschil voor drie van de acht items. Respondenten zonder CKV spreken zich positiever uit dan respondenten met CKV.

Significant verschil voor drie van de negen items. Respondenten zonder CKV spreken zich in twee gevallen positiever uit dan respondenten met CKV.

Significant verschil voor twee van de zes items. De ene keer spreken respondenten zonder CKV zich positiever uit dan respondenten met CKV, bij het andere item is dit andersom. Significant verschil voor één item. De groep zonder CKV is hier het positiefste. CKV vs. geen CKV (vwo) Geen significant verschil. Geen significant verschil. Significant verschil voor één van de Geen significant verschil.

55 zes items.

Respondenten met CKV betuigen zich positiever dan respondenten zonder het vak.

Havo vs. vwo Significant verschil

voor alle acht items. Havisten reageren op zeven van de acht items negatiever dan vwo’ers. Op één item is dat andersom.

Significant verschil voor zeven van de negen items. Havisten reageren op vijf van deze items negatiever dan vwo’ers. Op twee items is dat andersom.

Significant verschil voor vier van de zes items. In drie gevallen reageren vwo’ers positiever dan havisten. Voor één item is het andersom.

Significant verschil voor vijf van de acht items. Vwo’ers reageren in alle gevallen positiever dan havisten. Jongens vs. meisjes Significant verschil voor zeven van de acht items. In zes gevallen spreken jongens zich negatiever uit dan meisjes, één keer is dat andersom.

Significant verschil voor zeven van de negen items. In zes gevallen spreken jongens zich negatiever uit dan meisjes, één keer is dat andersom.

Significant verschil voor twee van de zes items. In deze gevallen spreken jongens zich negatiever uit dan meisjes.

Significant verschil voor vier van de acht items. In alle gevallen spreken jongens zich negatiever uit dan meisjes.

Cultuurprofiel vs. geen

cultuurprofiel

Significant verschil voor zeven van de acht items. In zes gevallen zijn respondenten met cultuurprofiel positiever dan leerlingen zonder zo’n profiel, één keer is dat andersom. Significant verschil voor zeven van de negen items. In zes gevallen zijn respondenten met cultuurprofiel positiever dan leerlingen zonder zo’n profiel, één keer is dat andersom. Significant verschil voor twee van de zes items. De ene keer reageert de groep met cultuurprofiel positiever, op het andere item is dit de groep zonder cultuurprofiel.

Significant verschil voor drie van de acht items. In alle gevallen zijn respondenten met cultuurprofiel positiever dan leerlingen zonder zo’n profiel. Kunstvak vs. geen kunstvak Significant verschil voor vijf van de acht items. In alle gevallen zijn de respondenten met kunstvak het positiefste gestemd. Significant verschil voor vier van de negen items. In drie van deze gevallen zijn de respondenten met een kunstvak positiever gestemd dan respondenten zonder zo’n vak, één keer zijn de rollen

Significant verschil voor twee van de zes items. De ene keer reageert de groep met kunstvak

positiever, op het andere item is dit de groep zonder kunstvak.

Significant verschil voor vier van de acht items. In alle gevallen zijn respondenten met een kunstvak het positiefste gestemd.

56 omgedraaid. Jongere leerlingen vs. Oudere leerlingen (Gehele populatie) Geen significant verschil. Geen significant verschil. Significant verschil voor één item. Oudere respondenten antwoorden positiever. Geen significant verschil. Jongere leerlingen vs. Oudere leerlingen (Onderzoeksgroep) Geen significant verschil. Geen significant verschil. Geen significant verschil. Geen significant verschil.

Voor havo: Docent A vs. Docent B Geen significant verschil. Geen significant verschil. Geen significant verschil. Geen significant verschil. Wat is kunst? vs. Wat doet kunst? (Gehele populatie)

Significant verschil voor vijf van de acht items. In vier gevallen is de ‘wat doet kunst’-groep het positiefste gestemd.

Significant verschil voor zes van de negen items. In alle gevallen is de ‘wat doet kunst’-groep het positiefste gestemd.

Significant verschil voor twee van de zes items. In beide gevallen spreekt de ‘wat doet kunst’-groep zich het positiefste uit.

Significant verschil voor vier van de acht items. In alle gevallen oordeelt de ‘wat doet kunst’-groep het positiefste.

Wat is kunst? vs. Wat doet kunst? (Onderzoeksgroep)

Significant verschil voor zes van de acht items. In vijf gevallen is de ‘wat is kunst’-groep het negatiefste gestemd.

Significant verschil voor acht van de negen items. In zeven gevallen is de ‘wat doet kunst’-groep het positiefste gestemd. Significant verschil voor één item. De ‘wat doet kunst’-groep spreekt zich het positiefste uit.

Significant verschil voor drie van de acht items. In alle gevallen oordeelt de ‘wat doet kunst’-groep het positiefste.

57

In document CKV en attitude (pagina 60-64)