• No results found

Cognitieve attitudeschaal

In document CKV en attitude (pagina 51-55)

7. Resultaten

7.3. Globale attitude

7.3.2. Cognitieve attitudeschaal

De verschillen tussen de onderzoeksgroep en controlegroep op de cognitieve maat van de globale attitudeschaal zijn net zo min significant als die op de affectieve maat (p varieert tussen 0,120 en 0,754). Op één van de items in deze schaal wijst de Chi2-toets echter wel een significant verschil aan (p = 0,043). Het gaat hier om de semantische differentiaal ‘ik vind kunst waardevol – waardeloos’. In tegenstelling

96

Van de ‘wat is groep reageert 58,8% negatief op dit item, 23,5% neutraal en 17,7% positief. Van de ‘wat doet kunst’-groep reageert respectievelijk 23,9%, 44,9% en 30,7% negatief, neutraal en positief.

97

Van de ‘wat is kunst’-groep reageert 64,7% negatief op het item, tegenover 26,9% van de ‘wat doet kunst’-groep. Neutraal reageerden respectievelijk 11,8% en 35,1% van beide groepen. Een positief oordeel werd geveld door 17,7% van de ‘wat is kunst’-groep en 38% van de ‘wat doet kunst’-groep.

98

In de ‘wat is kunst’-groep reageerde 72,8% met een negatief antwoord, 18,2% met een neutraal antwoord en 9,1% met een positief antwoord. Bij de ‘wat doet kunst’-groep gaat het om respectievelijk 24%; 44% en 32% van de respondenten.

99

81,8% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief, tegenover 53,3% van de ‘wat doet kunst’-groep. Respectievelijk 9,1% en 28% van beide groepen reageert neutraal. Een positief oordeel is afkomstig van 9,1% van de ‘wat is kunst’-groep en 8,7% van de ‘wat doet kunst’-groep.

100

71,7% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op de stelling, 18,2% neutraal en 9,1% positief. Bij de andere groep is dit respectievelijk 31,3%; 26,7% en 41,3% van de respondenten.

101

Geen van de respondenten in de ‘wat is kunst’-groep reageerde negatief op het item. Bij de ‘wat doet kunst’-groep was dit 29,4%. Neutraal was respectievelijk 27,3% en 44,7% van beide groepen. Maar liefst 72,8% van de respondenten in de ‘wat is kunst’-groep sprak zich positief uit over dit item. Bij de andere groep was dit slechts 24,7%.

102

63,7% van de ‘wat is kunst’-groep reageerde negatief op deze semantische differentiaal. 18,2% van dezelfde groep reageerde neutraal en eveneens 18,2% positief. In de ‘wat doet kunst’-groep zijn die percentages respectievelijk als volgt verdeeld: 23,4%; 47,3% en 29,3%.

103

72,8% van de ‘wat is kunst’-groep geeft een negatief antwoord, 18,2% een neutraal antwoord en 9,1% een (gematigd) positief antwoord. Bij de andere groep reageerde 26% negatief op dit item, 37,3% neutraal en 36,6% positief.

104

54,6% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op de stelling tegenover 29,3% van de ‘wat doet kunst’-groep. Van de eerste groep reageert 27,3% neutraal en 18,3% positief. Bij de tweede groep is dat respectievelijk 34% en 36,7%.

45 tot de door mij gestelde hypothese is het oordeel van de respondenten zonder CKV, met betrekking tot deze stelling, negatiever dan dat van de respondenten met CKV105.

Als wordt gekeken naar de verschillen binnen de havo-groep levert dit op drie items een significant verschil op106. Bij het item ‘ik vind kunst waardevol – waardeloos’, geeft de Chi2-toets een p-waarde van 0,000009 aan. Dit wijst op een uiterst hoog significantieniveau. De aard van het verschil is gelijk aan het verschil binnen de gehele steekproef: de respondenten met CKV spreken zich positiever uit over de stelling107. Ook op het item ‘ik vind kunst geen tijdverspilling – tijdverspilling’, is een significant verschil gevonden (p = 0,003). De groep zonder CKV laat zich in dit geval positiever uit dan de groep die het vak wel volgt108. Het laatste significante verschil op deze schaal is gevonden bij het item ‘ik vind kunst goed – slecht’ (p = 0,042). Ook hier is het positiefste oordeel afkomstig van de controlegroep109. Binnen de vwo-groep wijst de Chi2-toets geen significante verschillen aan (p-waarde varieert tussen 0,162 en 0,946).

Wanneer op de cognitieve maat van de globale attitudeschaal een vergelijking wordt gemaakt tussen havo- en vwo-leerlingen binnen de CKV-groep, blijken de groepen op zeven van de negen items significant (vaak zelfs zeer significant) van elkaar te verschillen110. Ten eerste toont de analyse een zeer significant verschil tussen beide groepen aan voor het item ‘ik vind kunst noodzakelijk – onnodig’ (p = 0,003). Net als voor veel items van de affectieve maat, geldt ook voor dit cognitieve item dat de havo-groep er het meest negatieve oordeel op na houdt111. Ook op het item ‘ik vind kunst waardevol – waardeloos’ verschillen de groepen zeer significant van elkaar (p = 0,000003). Hier zijn het de vwo’ers die een negatiever oordeel hebben dan de havisten. Op het item ‘ik vind kunst geen tijdverspilling – tijdverspilling’ geeft de Chi2-toets wederom een zeer significant verschil aan (p = 0,00005). Hier is het wel de vwo-groep die het positiefst oordeelt112. Het volgende zeer significante verschil is gevonden op het item ‘ik vind kunst belangrijk – onbelangrijk’ (p= 0,0002). Ook hier is het positiefste oordeel afkomstig van de vwo-respondenten113. Ook het verschil tussen beide groepen op het item ‘ik vind kunst

105

50,8% van de controlegroep laat zich negatief tot zeer negatief uit met betrekking tot deze stelling. Van de onderzoeksgroep is dit 40,3%. 29,2% van de onderzoeksgroep laat zich positief tot zeer positief uit over deze stelling. Bij de controlegroep is dit 26,3%. Opvallend is daarentegen wel, dat de respondenten in de onderzoeksgroep veel meer in het midden zijn gaan zitten met hun antwoorden: 30,4% reageert neutraal op de stelling, tegen 22,9% in de controlegroep.

106

De p-waarde van de overige items varieert tussen 0,146 en 0,796. 107

26,7% van de CKV-leerlingen laat zich negatief uit over de stelling, tegen 52% van de leerlingen zonder CKV. Opvallend is dat geen van de CKV-leerlingen de meest negatieve optie heeft aangekruist. Het percentage respondenten met een positief oordeel is vergelijkbaar voor de onderzoeksgroep en controlegroep, respectievelijk 39% en 36%. Neutrale oordelen werden gegeven door 34% van de CKV-groep, en 12% van de groep zonder CKV.

108

48% van de respondenten zonder CKV is positief over de stelling, tegen 18,1 van de groep met CKV. De CKV-groep is uitgesproken negatiever dan de groep zonder CKV: 53,3%, respectievelijk 36% oordeelt negatief. Wederom zit een groot deel van de respondenten met CKV in het midden: 28,6% oordeelde neutraal, tegen 16% van de controlegroep.

109

Ook bij dit item valt op dat de groep met CKV veelvuldig kiest voor de neutrale positie: 50% bij deze stelling. Bij de controlegroep is dit 28%. 48% van de controlegroep geeft een positief oordeel, tegen 29,7% van de onderzoeksgroep. 24% van de controlegroep oordeelt negatief, tegen 20,2% van de onderzoeksgroep.

110

De twee items op deze schaal waarop de groepen niet significant van elkaar verschillen zijn ‘ik vind kunst leerzaam – niet leerzaam’ (p = 0,124) en ‘ik vind kunst nutteloos – nuttig’ (p = 0,303).

111

60% van de havo-groep is negatief, tegenover 36,4% van de vwo-groep. Binnen de vwo-groep wordt vaker neutraal geoordeeld (45,5%) dan binnen de havo-groep (30,5%). Geen van de havisten reageert zeer positief, 10,5% van hen geeft een gematigd positief oordeel met betrekking tot dit item. Van de vwo-groep oordeelt 18,2% positief.

112

53,3% van de havo-groep reageert negatief op dit item, tegenover 11,2% van de vwo-groep. Ongeveer een derde van beide groepen reageert neutraal (respectievelijk 28,6% en 33,9%). Van de havisten spreekt 18,1% zich positief uit over de stelling. Bij de vwo-respondenten is dit 48,2%.

113

Van de havo-groep reageert ruim de helft (50,5%) negatief op dit item, tegenover 23,3% van de vwo-groep. In beide groepen reageert ongeveer een derde van de respondenten neutraal (respectievelijk 34,3% en 32,1%). 15,3% van de havisten geeft een positieve respons. Bij de vwo’ers is dat 44,6%.

46 verstandig – onverstandig’ is zeer significant (p = 0,007). Weer is de havo-groep het meest negatief114. Op het item ‘ik vind kunst goed – slecht’ is het verschil tussen havo en vwo eveneens zeer significant (p= 0,001), en is de respons van de vwo-groep het meest positief115. Op het laatste item van de cognitieve globale attitudemaat verschillen de groepen eveneens significant. Hier geeft de havo-groep een positiever oordeel met betrekking tot het item116.

Vervolgens is met behulp van de Chi2-toets onderzocht of er binnen de CKV-groep significante verschillen zijn tussen jongens en meisjes. Voor zeven van de negen items werd een significant verschil tussen de respondenten gevonden op basis van geslacht117. Op het item ‘ik vind kunst noodzakelijk – onnodig’ verschillen de jongens en meisjes significant van elkaar. De groep vrouwelijke CKV’ers is ietwat positiever dan de mannelijke groep118. Ook op het item ‘ik vind kunst waardevol – waardeloos’ is het verschil tussen jongens en meisjes zeer significant. De jongens reageren het meest positief op dit item119. De verschillen tussen de mannelijke en vrouwelijke respondenten bij het item ‘ik vind kunst belangrijk – onbelangrijk’ zijn eveneens zeer significant. De meisjes reageren wederom het positiefste120. Op de semantische differentiaal ‘verstandig – onverstandig’, geven de meisjes vooral een neutraal antwoord. Toch reageren de jongens beduidend negatiever op dit item121. Het verschil tussen beide groepen is voor dit item zeer significant (p = 0,0002). Het verschil tussen jongens en meisjes op het item ‘ik vind kunst nutteloos – nuttig’ is significant (p = 0,032). Het zijn hier weer de meisjes die het meest positief op de stelling reageren122. Voor de laatste twee items in deze schaal zijn de verschillen zeer significant: een p-waarde van 0,002 voor het item ‘ik vind kunst goed – slecht’ en een p-waarde van 0,004 voor ‘ik vind kunst zinvol – zinloos’. De meisjes zijn over deze beide stellingen het meest positief123.

Ook voor de cognitieve schaal van de globale attitudemaat ben ik nagegaan of er verschillen zijn tussen leerlingen die wel of geen kunstvak of cultuurprofiel hebben gekozen in hun vakkenpakket. Op deze schaal is het antwoord op die vraag minder eenduidig: voor de variabele ‘cultuurprofiel’ geldt dat de subgroepen (wel/geen cultuurprofiel) op zeven van de negen items significant van elkaar verschillen.

114

Van de havo-groep is 40% van de respondenten negatief. Bij de vwo-groep is dat 16,1%. 43,8% van de havo-respondenten is neutraal. Bij de vwo-respondenten is dat meer dan de helft van de groep (51,8%). De vwo’ers zijn het positiefst (32,2% van de respondenten reageert positief, bij de havo-groep is dat 15,3%).

115

De verdeling van de negatieve, neutrale en positieve oordelen bij de havo-groep is respectievelijk 40%, 43,8% en 15,3%. Bij de vwo-groep zijn deze responsen anders verdeeld over de respondenten, respectievelijk 12,5%, 25% en 62,5% oordeelde op die wijze.

116

Binnen de havo-groep reageert slechts 12,5% van de respondenten negatief. Bij de vwo-groep is dit 19,6%. 25% van de havo-respondenten geeft een neutrale respons op dit item, tegenover 37,5% van de vwo-groep. Van de havisten laat 62,5% zich positief uit over de stelling. Bij de vwo’ers is dit 42,9%.

117

De twee items die geen significant verschil lieten zien, zijn: ‘ik vind kunst leerzaam – niet leerzaam’ (p = 0,196) ‘ik vind kunst geen tijdverspilling – tijdverspilling’ (p = 0,054).

118

61,1% van de jongens reageert negatief op deze semantische differentiaal. Bij de meisjes is dat 42,7%. 29,2% van de jongens is neutraal, tegenover 40,4% van de meisjes. 8,3% van de mannelijke CKV-leerlingen reageert negatief op het item. Bij de vrouwelijke respondenten is dat 16,8%.

119

30,6% van de mannelijke respondenten reageert negatief op dit item. Bij de vrouwelijke respondentengroep is dat maar liefst 48,3%. 26,4% van de jongens reageerde neutraal, en 43,1% positief. Bij de meisjes is dat respectievelijk 33,7% en 18%. 120

52,8% van de jongens reageerde negatief, 30,6% neutraal en 16,7% positief. Dezelfde responsen kwamen bij de meisjes onder de volgende percentages voor: 31,4%, 36% en 32,6%.

121

45,8% van de jongens reageerde negatief op dit item, tegenover 20,2% van de meisjes. Waar bij de jongens een derde van de respondenten neutraal antwoordt, is dit bij de vrouwelijk respondenten een veel hoger percentage: 57,3%. 20,9% van de mannelijke CKV’ers antwoordt positief. Bij de vrouwelijke respondenten is dat 21,3%.

122

Van de jongens met CKV geeft 33,4% een negatieve respons op deze semantische differentiaal. Bij de meisjes is dat 21,4%. 26,4% van de jongens antwoordt neutraal en 38,9% positief. Bij de meisjes is dat respectievelijk 32,6% en 44,9%.

123

Op de semantische differentiaal ‘goed – slecht’ antwoordde 25% van de jongens negatief, 47,2% neutraal en 26,4% positief. Bij de meisjes was dat voor dit item respectievelijk 11,2%, 36% en 52,8%. Op de semantische differentiaal ‘zinvol – zinloos’ werden de negatieve, neutrale en positieve antwoorden gegeven door respectievelijk 45,8%, 31,9% en 20,8% van de jongens. Bij de meisjes betrof het respectievelijk 23,6%, 38,2% en 38,2%.

47 Voor de variabele ‘kunstvak’ gaat dit niet op: hier verschillen de groepen slechts in vier van de negen gevallen significant van elkaar. Bij de verschillen voor de variabele ‘cultuurprofiel’ geldt in vrijwel alle gevallen dat leerlingen met een cultuurprofiel een positievere houding laten blijken. Een uitzondering is het item ‘ik vind kunst waardevol – waardeloos’124. Over drie van de vier items met significante verschillen tussen respondenten met/zonder kunstvak zijn leerlingen met een kunstvak positiever gestemd dan leerlingen zonder zo’n vak. Op het vierde item - ‘ik vind kunst goed – slecht’- zijn de rollen omgedraaid.

Hierna is ook voor deze schaal een vergelijking gemaakt tussen respondenten in de leeftijd tot 16 jaar (de ‘jongere’ groep) en respondenten van 16 jaar en ouder (de ‘oudere’ groep). Voor de cognitieve maat van de globale attitude worden evenmin significante verschillen gevonden tussen deze twee groepen. Ook binnen de onderzoeksgroep worden geen significante verschillen gevonden tussen beide leeftijdscategorieën. Daarnaast zijn ook voor deze schaal zijn de twee subgroepen van de havo-groep met elkaar vergeleken. De helft van deze havo-groep krijgt immers les van docent A, de andere helft van docent B. De groepen verschillen echter niet significant van elkaar.

Vervolgens is door middel van statistische analyse nagegaan of er significante verschillen zijn tussen respondenten die gebruikmaakten van antwoorden in de ‘wat doet kunst’-categorie en respondenten die dit niet deden. Binnen de gehele onderzoekspopulatie verschillen deze subgroepen significant van elkaar op zes van de negen items in deze schaal. Te beginnen met het item ‘ik vind kunst leerzaam – niet leerzaam’ (p = 0,004). De ‘wat doet kunst’-groep spreekt zich duidelijk het positiefste uit over dit item125. Op het item ‘ik vind kunst belangrijk – onbelangrijk’ verschillen de groepen eveneens zeer significant (p = 0,009). Ook hier is het positiefste oordeel afkomstig van de groep die één of meer hokjes in de ‘wat doet kunst’-categorie aankruiste126. De verschillen op het item ‘ik vind kunst verstandig – onverstandig’ hebben dezelfde p-waarde als het vorige item, en zijn dus zeer significant te noemen. Ook hier is de ‘wat doet kunst’-groep de positiefste van de twee127. Op het item ‘ik vind kunst nutteloos – nuttig’ verschillen de groepen ook zeer significant van elkaar. Weer is het de ‘wat doet kunst’-groep die zich het positiefste uitspreekt128. Op het item ‘ik vind kunst goed – slecht’ is het verschil met een p-waarde van 0,0003 eveneens te betitelen als zeer significant. Opnieuw reageert de tweede subgroep het positiefste op het item129. Op het laatste item van de schaal is het verschil tussen de ‘wat is kunst’-groep en de ‘wat doet kunst’-groep ook zeer significant. En ook hier is het positiefste oordeel afkomstig van de tweede groep130.

Wanneer alleen binnen de onderzoeksgroep (respondenten met CKV) wordt gekeken naar de verschillen tussen deze subgroepen, wijst de analyse op significante verschillen voor acht van de negen items. Voor het eerste verschil is de p-waarde 0,033; op het item ‘ik vind kunst leerzaam – niet leerzaam’. Hier zijn de respondenten die gebruikmaakten van de ‘wat doet kunst’-categorie het

124

Ook voor deze schaal is een overzicht van de verschillen tussen de items voor leerlingen met/zonder cultuurprofiel of kunstvak opgenomen in bijlage 6.

125

58,8% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op het item, 11,8% neutraal en 29,4% positief. Dit tegenover 30,7%; 31,7% en 37,6% van de ‘wat doet kunst’-groep.

126

82,3% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op dit item, tegenover 38,6% van de ‘wat doet kunst’-groep. Respectievelijk 11,8% en 31,2% van de groepen antwoordt neutraal, en respectievelijk 5,9% en 30,3% positief.

127

58,8% van de ‘wat is kunst’-groep spreekt zich negatief uit over de stelling; 35,3% neutraal en 5,9% (gematigd) positief. Bij de ‘wat doet kunst’-groep is dat respectievelijk 26,8%; 50,2% en 22,4% van de respondenten.

128

64,7% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op de stelling, tegenover 25,4% van de ‘wat doet kunst’-groep. Neutraal reageert respectievelijk 17,6% en 28,8% van de groepen. Met een positieve respons van 44,9% is de tweede groep beduidend positiever dan de eerste groep (17,7%).

129

47% van de ‘wat is groep reageert negatief op het item, 41,2% neutraal en 11,8% positief. Bij de ‘wat doet kunst’-groep is dat 14,2%; 37,6% en 47,8%.

130

64,7% van de ‘wat is kunst’-groep reageert negatief op de stelling. Bij de ‘wat doet kunst groep is dat 31,7%. 11,8% van de eerste groep reageert neutraal en 17,7% positief. Bij de tweede groep is dat respectievelijk 35,6% en 32,7%.

48 positiefste van de twee groepen131. Voor het item ‘ik vind kunst waardevol – waardeloos’ is de verkregen p-waarde 0,045. In dit geval zijn het de respondenten uit de ‘wat is kunst’-groep die positiever reageren op het item132. Ook op het item ‘ik vind kunst geen tijdverspilling – tijdverspilling’ is het verschil tussen beide groepen significant (p = 0,008). Nu is het wel weer de ‘wat doet kunst’-groep die als positiefste uit de bus komt. Het volgende zeer significante verschil werd gevonden op het item ‘ik vind kunst belangrijk – onbelangrijk’ (p = 0,001). Hier is overduidelijk dat de ‘wat is kunst’-groep uitgesproken negatief is over de stelling133. Op het item ‘ik vind kunst verstandig – onverstandig’ reageert de ‘wat doet kunst’-groep significant positiever dan de ‘wat is kunst’-groep134. Voor het item ‘ik vind kunst nutteloos – nuttig’ wordt een zeer significant verschil aangetoond (p = 0,007). Ook hier is de ‘wat doet kunst’-groep de positiefste van de twee135. Het verschil op het item ‘ik vind kunst goed – slecht’ is eveneens zeer significant (p = 0,0004). Opnieuw is de ‘wat doet kunst’-groep beduidend positiever136. Het laatste zeer significante verschil wordt gevonden voor het laatste item in deze schaal: ‘ik vind kunst zinvol – zinloos’ (p = 0,001). Wederom komt de groep die gebruikmaakte van antwoordmogelijkheden uit de ‘wat doet kunst’-categorie als positiefste uit de bus137.

In document CKV en attitude (pagina 51-55)