• No results found

Samenvatting en conclusie

Een conclusie die op basis van de literatuur kan worden getrokken, is dat onderzoek vaak is gericht op de vraag hoe onderwijs effectiever en/of efficiënter kan worden en betere leerresultaten kan opleveren. Daarbij wordt doorgaans niet erg gedetailleerd ingegaan op competenties waarover leerkrachten zouden moeten beschikken. Ook is er vaak aandacht voor het verminderen van gedragsproblemen, waarbij de koppeling met de benodigde leerkrachtcompetenties niet altijd wordt gemaakt. Onderzoek naar het verbeteren van het onderwijs aan en de ondersteuning van leerlingen met speci-fieke onderwijsbehoeften en de competenties waarover leerkrachten in verband hier-mee zouden moeten beschikken, is minder wijd verbreid.

Ook het onderzoek naar vormen en kenmerken van professionalisering die tot goede resultaten bij leerkrachten leiden, is meestal niet specifiek gericht op het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.

Tot slot is ook onvoldoende bekend over hiaten die er bestaan in de competenties van leerkrachten, voor zover die relevant zijn voor passend onderwijs. Wat opvalt, is dat zowel leerkrachten als interne begeleiders in het basisonderwijs in Nederland positief zijn over de competenties van leerkrachten in het aansluiten bij cognitieve verschillen en in het omgaan met gedragsproblemen.

Uit de literatuurstudie hebben we afgeleid welke competenties van belang zijn of kun-nen zijn voor passend onderwijs. Deze hebben we zo concreet mogelijk geoperationa-liseerd en geordend naar de SBL-competentiegebieden (zie figuur 3.3). Hierbij maken we onderscheid tussen competenties die nodig zijn om goed onderwijs te geven (waarvan alle leerlingen profiteren en die preventief handelen ten aanzien van ge-dragsproblemen mogelijk maken) en competenties in het aansluiten bij cognitieve verschillen en in het omgaan met sociaal-emotionele en gedragsproblemen en/of an-dere beperkingen.

Figuur 3.3 – Overzicht van mogelijk relevante competenties voor passend onderwijs, naar competentiegebied

Competentie-

Gebied Goed onderwijs / basiscompetenties Aansluiten bij verschillen en omgaan met sociaal-emotionele problematiek, gedragsproblemen en/of andere beper-kingen

1. Interpersoonlijk • kan een band scheppen met leerlingen

• kan gesprekken met leerlingen voeren

• kan groepsdynamiek hanteren

• kan leerlingen betrekken bij activiteiten

• kan gevoel van saamhorigheid creëren

• kan leerlingen met beperkingen bij de groepsactiviteiten betrekken

2. Pedagogisch • heeft hoge verwachtingen van alle leerlingen en handelt daarnaar

• kan leerlingen motiveren

• kan een veilig klimaat creëren

• kan taakgericht gedrag stimuleren

• kan een zelfstandige houding stimuleren

• kan aanwijzingen gericht op gewenst gedrag geven

• is bereid duidelijke regels te hanteren

• is bereid consequent op te treden

• waardeert verschillen tussen leerlingen

• voelt zich verantwoordelijk voor (het onderwijs aan) zorgleerlingen

• is bereid ook zorgleerlingen eigen verantwoordelijkheid te geven

• kan het zelfvertrouwen van zorgleerlin-gen stimuleren

• kan zorgleerlingen aanspreken op hun gedrag zonder verwijten te maken

• heeft zicht op de invloed van het eigen handelen op gedrag van zorgleerlingen 3. Vakinhoudelijk

& didactisch beschikt over voldoende vakinhoudelij-ke kennis

• kan uitdagend les geven en actieve lesvormen toepassen

• heeft kennis van leerlijnen en kan een samenhangend curriculum samenstellen

• kan leerlingen goed laten samenwerken

• kan de vorderingen van leerlingen systematisch volgen en analyseren

• kan het onderwijs afstemmen

• beschikt over voldoende kennis over beperkingen bij leerlingen

• beschikt over voldoende kennis over remediërende aanpakken en middelen

• kan problemen adequaat signaleren

• kan een adequaat plan van aanpak (handelingsplan) maken en bijstellen

• kan een plan van aanpak uitvoeren en de effecten evalueren

4. Organisatorisch • is voldoende vaardig in klassenmana-gement

• kan de beschikbare onderwijstijd optimaal gebruiken

• kan extra structuur aanbrengen voor leerlingen die dat nodig hebben

• weet de beschikbare tijd zo te gebruiken dat zorgleerlingen extra instructie en aandacht krijgen

• kan gedragsproblemen beïnvloeden via beloning of verlies van privileges 5. Samenwerken

met collega’s staat open voor terugkoppeling van collega’s

• is gericht op samenwerking met colle-ga’s

• is bereid collega’s om advies te vragen over onderwijs aan zorgleerlingen

• is bereid informatie met collega’s uit te wisselen over zorgleerlingen

6. Samenwerken

met omgeving kan goed communiceren met ouders is bereid en in staat tot constructief overleg met ouders van zorgleerlingen

• is bereid tot overleg en samenwerking met externe deskundigen

Competentie-

Gebied Goed onderwijs / basiscompetenties Aansluiten bij verschillen en omgaan met sociaal-emotionele problematiek, gedragsproblemen en/of andere beper-kingen

7. Reflectie en

ontwikkeling kan reflecteren op het eigen handelen is bereid om het eigen handelen zo nodig te veranderen

• kan reflecteren op het eigen handelen bij het onderwijs aan zorgleerlingen

• is bereid het eigen handelen ten aanzien van zorgleerlingen te veranderen

• neemt verantwoording voor de eigen professionele ontwikkeling

In figuur 3.4 geven we een overzicht van kenmerken van professionaliserings-activiteiten en de plus- en minpunten daarvan. In figuur 3.5 wordt een overzicht ge-geven van randvoorwaarden op school en daarbuiten die van belang zijn bij het (ver-der) ontwikkelen van competenties gericht op passend onderwijs.

Figuur 3.4 – Kenmerken van professionaliseringsactiviteiten

Kenmerk Meer kans op positieve effecten

Initiatief en

invulling gezamenlijke planning met degenen die deelnemen bevordert kans op succes meer kans op effect indien gebaseerd op samenhangend plan voor lange termijn Focus op inhoud • meer kans op succes als er meer focus op inhoud is

Doelgroep • collectieve deelname van teams vergroot de kans op actief leren en op overleg in het eigen team

• grotere kans op succes indien de activiteiten zijn gericht op zowel individuele verbetering, als collegiale verbetering en verbetering van de organisatie Omgeving • meer kans op succes indien verankerd in de schoolpraktijk

Actief leren • meer kans op succes als actief leren wordt gestimuleerd

Samenhang • meer kans op succes als er samenhang is met andere mogelijkheden tot professionele ontwikkeling

Duur van de

activiteit activiteiten die langer duren en zich over een grotere tijdsperiode uitstrekken, zijn meer gericht op inhoud, bevorderen actief leren en hangen meer samen met andere ervaringen

Figuur 3.5 – Randvoorwaarden voor succesvolle professionalisering op het gebied van onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften

Randvoorwaarde Meer kans op positieve effecten

Aanbod aan

profes-sionalisering meer kans op succes bij flexibel professionaliseringsaanbod meer kans op succes bij divers professionaliseringsaanbod Beleid school of

schoolbestuur meer kans op succes bij systematische aanpak van professionaliseringsbeleid meer kans op succes als het team wordt betrokken bij invulling van de activiteiten Schoolleiderschap • meer kans op succes als de schoolleiding een positieve houding ten aanzien van

leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften uitdraagt

• meer kans op succes als de schoolleiding het team stimuleert tot professionalise-ringsactiviteiten en een professionele cultuur op school bevordert

Beschikbare tijd • meer kans op succes als er voldoende tijd wordt uitgetrokken voor deelname aan professionaliseringsactiviteiten

Toepassing van het

geleerde meer kans op succes als er voldoende ruimte is om het geleerde in de praktijk toe te passen Autonomie en

samenwerking meer kans op succes indien er zowel voldoende autonomie als voldoende samen-werking is op school Deelname aan

leergemeenschappen meer kans op succes als deelname vanuit de school aan professionele leergemeen-schappen wordt gestimuleerd en gefaciliteerd Ondersteuning • meer kans op succes als er voldoende ondersteuning in de school beschikbaar is

voor de leerkracht

De drie hierboven gepresenteerde figuren fungeren in het onderzoek als basis voor de onderzoeksinstrumenten.