• No results found

Samenhang tussen beleidsterreinen

In document Achtergrondstudie Gemeente en zorg (pagina 140-145)

4 Wonen en vervoer

6 Knelpunten in de samenhang tussen beleidsterreinen

6.2 Samenhang tussen beleidsterreinen

Collectieve preventie en Zorg

Het is zonder meer duidelijk dat collectieve preventie de ande- re beleidsterreinen beïnvloedt. Echter ook omgekeerd is daar- van sprake: zo zijn het welzijnsbeleid, het beleid inzake wonen en vervoer en met name het beleid op het terrein van de zorg onmiskenbaar van invloed op de gezondheidstoestand van individuen en daarmee op die van de bevolking als geheel. De samenhang tussen collectieve preventie en zorg is waar- schijnlijk het meest evident, althans het gemakkelijkst aan- toonbaar. Een sprekend voorbeeld vormen de vaccinaties welke zijn opgenomen in het rijksprogramma. Vaccinatie draagt bij tot de bestrijding van infectieziekten. Rijksvaccina- ties vormen tevens een aanspraak in het kader van de AWBZ. Deze AWBZ-aanspraak draagt aldus bij aan de verwezenlijking van een taak op het gebied van de collectieve preventie.

Ook voor andere aanspraken uit hoofde van de ziektekosten- verzekeringen geldt dat zij bijdragen aan de uitvoering van collectieve preventie. In de onlangs in de AWBZ ingevoerde functionele omschrijvingen van de aanspraken vinden we het preventieaspect zelfs expliciet terug. Zo geeft het huidige Be- sluit Zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering aan- spraak op ondersteunende en activerende begeleiding, voor zover deze activiteiten gericht zijn op bevordering van zelfred- zaamheid dan wel ‘het voorkomen van verergering van de onderliggende problematiek’.

Welzijn, wonen en zorg

De samenhang tussen welzijn, wonen en zorg is evident en behoeft nauwelijks toelichting.

Welzijn en wonen

Het beleid inzake wonen (inclusief vervoer) is duidelijk van invloed op het welzijn van burgers en daarmee ook op het welzijnsbeleid: naarmate het woonbeleid meer rekening houdt met de specifieke behoeften van ingezetenen zullen minder (individuele) welzijnsvoorzieningen nodig zijn, en omgekeerd. De overlap tussen welzijn en wonen blijkt bijvoorbeeld wan- neer er in een gemeente een voornemen is een wijksteunpunt in een buurtcentrum (een collectieve welzijnsvoorziening) te vestigen. De initiatiefnemers kunnen bij de gemeente een sub- sidie uit hoofde van de Welzijnswet aanvragen, en kunnen tevens een beroep doen op de woonzorgstimuleringsregeling (wzsr) van VROM en VWS.

Welzijn en zorg

De samenhang/overlap tussen welzijn en zorg komt sinds de invoering van functioneel omschreven aanspraken in de AWBZ nadrukkelijk naar voren: Enkele van de functioneel omschreven aanspraken vallen namelijk grotendeels samen met activiteiten die momenteel door instellingen voor maatschap- pelijke opvang worden uitgevoerd en die door de gemeente uit hoofde van de Welzijnswet worden gefinancierd. Het gaat hierbij met name om de functies ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding en verblijf.

Overlap tussen de Welzijnswet en de AWBZ/ZFW is er ook op het gebied van hulpmiddelen. De AWBZ/ZFW bevatten onder meer aanspraak op hulpmiddelen die bedoeld zijn om de zelfredzaamheid van burgers/verzekerden te verhogen, zoals inrichtingselementen voor woningen (aangepast meubilair).

Het bevorderen van de zelfredzaamheid is één van de hoofd- doelstellingen van het welzijnsbeleid.

Wonen en zorg

De samenhang tussen de beleidsterreinen wonen en zorg komt steeds duidelijker naar voren door de toenemende extramurali- sering van de zorg. Naarmate woningen (in het algemeen) beter zijn toegerust voor het leven met een beper-

king/handicap neemt de behoefte aan zorg af, met name aan intramurale zorgvoorzieningen en vice versa. In die verhouden deze beleidsterreinen zich tot elkaar als communicerende va- ten.

Overigens is er ook binnen het domein wonen een onmisken- bare samenhang tussen het algemene en specifieke beleid. Ook hier geldt: naarmate het algemene beleid meer rekening houdt met mensen met beperkingen is minder specifiek beleid nodig. Zo hebben gemeenten op grond van de Huisvestingswet (HVW) de mogelijkheid om regels op te stellen voor een rechtvaardige verdeling van de woningen in hun gemeente. In de Huisvestingsverordening kan gemeente ook woningen op grond van hun kenmerken afschermen t.b.v. toewijzing aan huishoudens die deze nodig hebben. Op grond van de Wo- ningwet (WW) en het Bouwbesluit moet de gemeente een bouwverordening vaststellen. Daarin kan zij afspraken vastleg- gen over bijvoorbeeld aantallen te realiseren aanpasbare wo- ningen, seniorenwoningen, levensloopbestendige woningen etc. Verder kunnen de gemeenten in hun verordening ook beleid uitstippelen ten aanzien van de uitgifte van parkeerver- gunningen en –plaatsen.

Voor een deel zijn de beleidsterreinen ook complementair: een huisaanpassing alleen is vaak niet voldoende om de burger met een bepaalde ondersteuningsbehoefte in staat te stellen zelf- standig te leven; vaak zijn tevens hulpmiddelen en/of ver- voersvoorzieningen nodig. Wvg (huisaanpassingen, sociaal vervoer) en ziektekostenverzekeringen (hulpmiddelen, zittend ziekenvervoer) liggen in die zin in elkaars verlengde.

6.3 Knelpunten

Preventie en zorg

Gegeven het belang van de individuele gezondheidszorg voor de collectieve preventie en vice versa is het opmerkelijk dat aan de gemeente weliswaar expliciet een regiefunctie wordt toegekend waar het gaat om de onderlinge afstemming tussen beide beleidsterreinen, maar dat op generlei wijze geregeld is op welke wijze de gemeente deze taak kan vervullen. Zo heeft de gemeente met name geen zeggenschap over c.q. invloed op het zorgbeleid noch op het handelen van de zorgverzekeraar. Welzijn, wonen en zorg

De Welzijnswet geeft weliswaar een vrij gedetailleerde op- somming van de deelterreinen, maar is verder nauwelijks ka- derstellend; ze bevat met name geen omschrijving van het soort voorzieningen. Daarbij komt dat welzijnswerk voorna- melijk wordt bekostigd uit de algemene uitkering uit het ge- meentefonds (Een uitzondering geldt voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg, waarvoor een doeluitkering is inge- steld). De gemeenten hebben derhalve een zeer hoge mate van beleidsvrijheid bij de invulling van het lokale welzijnsbeleid. Gezien de – potentieel - ruime werkingssfeer van de Welzijns- wet (die de basis biedt voor zowel collectieve als individuele welzijnsvoorzieningen) is de overlap met andere beleidsterrei- nen groot: enerzijds met zowel het algemene als het specifieke beleid inzake wonen en vervoer, anderzijds met AWBZ en ZFW.

Welzijn en wonen

Wat betreft de overlap met het specifieke beleid inzake wonen: de voorzieningen die uit hoofde van de WVG kunnen worden toegekend dragen (tevens) bij aan het bereiken van de doelstel- lingen van de Welzijnswet. Hoewel dit tot afbakeningsproble- men kan leiden, leidt dit niet tot grote praktische bezwaren. De gemeente is immers zowel belast met de uitvoering van de WVG als van de Welzijnswet. Doordat de reikwijdte van de Welzijnswet in beginsel ruimer is dan die van de WVG, kan de Welzijnswet in de praktijk (tevens) als vangnet fungeren: wan- neer een bepaalde voorziening niet uit hoofde van de Wvg kan worden toegekend kan de gemeente de voorziening veelal wel op grond van de Welzijnswet verstrekken. Een voorbeeld hiervan is de maaltijdservice aan ouderen (tafeltje-dek-je).

Welzijn en zorg

De overlap tussen welzijn en zorg kan in de praktijk wel tot problemen leiden. Tot voor kort werden bijvoorbeeld bepaalde instellingen voor maatschappelijke opvang bekostigd uit de Welzijnswet. Een (onbedoeld?) gevolg van de invoering van functionele omschrijvingen in de AWBZ is dat de betreffende voorzieningen feitelijk worden overgeheveld vanuit de Wel- zijnswet naar de AWBZ. Dit zal ongetwijfeld ook gevolgen hebben voor bestaande subsidieregelingen (zoals voor de ggz in de Maatschappelijke Opvang) en daarmee voor de bestaans- zekerheid van gesubsidieerde instellingen.

Wonen en zorg

Gegeven het complementaire karakter van de beleidsterreinen wonen en zorg is het van belang dat een goede afstemming tussen beide plaatsvindt. Met name hier wreekt zich dat de uitvoering in verschillende handen ligt: het wonen bij de ge- meente en de zorg bij de zorgverzekeraar. Complicerende factor is dat ook het wettelijk en bestuurlijke regime totaal verschillend is:

- Wonen: binnen het kader van de WVG is de gemeente in hoge mate vrij een eigen beleid te bepalen.

- Zorg: hoewel binnen het systeem van ziektekostenverze- keringen voor zorgverzekeraars vrijheidsgraden worden ingebouwd (om eigen beleid te voeren ten aanzien van bijvoorbeeld vervangingstermijnen voor hulpmiddelen) heeft de zorgverzekeraar overall weinig beleidsvrijheid: de verstrekkingen zijn minutieus en limitatief bij wet bepaald, evenals de voorwaarden waaronder aanspraak op de be- treffende verstrekkingen bestaat. De zorgverzekeraar is dus in hoge mate ‘uitvoeringsorgaan’ in strikte zin. Consequentie van deze totaal verschillende regimes is dat de afstemming tussen de beide beleidsterreinen nagenoeg ont- breekt.

Voor de burger met een bepaalde ondersteuningsbehoefte levert dit een aantal bezwaren op: hij heeft te maken met ver- schillende instanties (loketten), er vindt geen integrale beoor- deling van de ondersteuningsbehoefte plaats, terwijl evenmin is gegarandeerd dat een op elkaar afgestemd geheel aan voor- zieningen wordt geleverd. Daarnaast bestaat de kans dat hij van ‘het kastje naar de muur gestuurd wordt’ (lange doorloop- tijden) en, wat nog erger is, ‘tussen wal en schip geraakt’.

Een voorbeeld van dit laatste ter illustratie:

Een 70-jarige alleenstaande vrouw heeft als gevolg van een infantiele encephalopathie last van hypertonie en spasmen. De laatste jaren heeft zij daarbij ook wisselend optredende pijn- klachten van nek en lumbale wervelkolom. Ze heeft hiervoor fysiotherapie ter ontspanning en pijnvermindering. In het verleden ging zij regelmatig zwemmen, maar dit is niet meer vol te houden gezien de bewerkelijke reis, en de moeite met aan- en uitkleden. De revalidatiearts acht het noodzakelijk dat zij dagelijks een warm bad neemt om de hypertonie en spas- men te doen verminderen, zodat ze langer zelfstandig in haar woning kan blijven functioneren. Ze is echter niet in staat zelfstandig een transfer te maken in/uit bad.

Ze dient een aanvraag in bij de gemeente voor de verstrekking uit hoofde van de Wvg van een zogenoemde bath-buddy – een hulpmiddel om zelfstandig transfers in en uit bad te kunnen maken. De gemeente wijst de aanvraag af op grond van de overweging dat het hier gaat om een voorziening die op medi- sche gronden is geïndiceerd. Mevrouw dient zich derhalve – zo redeneert de gemeente – niet tot haar, maar tot de zorgverze- keraar te wenden.

In tweede instantie dient mevrouw X een aanvraag in voor de bath-buddy bij haar zorgverzekeraar. Ook deze wijst de aan- vraag evenwel af, op grond van de overweging dat het aange- vraagde niet behoort tot het wettelijke verstrekkingenpakket waarop aanspraak bestaat.

In document Achtergrondstudie Gemeente en zorg (pagina 140-145)