• No results found

13 Appendices

13.4 Appendix IV: Delphi methode

13.4.3 Ronde 2; Vragenlijst

Delphi Methode

Tweede ronde

Geachte meneer/mevrouw,

Hierbij ontvangt u de tweede en tevens laatste ronde van de Delphi methode. Naar aanleiding van de antwoorden gegeven in de eerste ronde wordt binnen deze ronde gestreefd om overeenstemming te bereiken ten aanzien van de zeven stellingen voorgelegd in de eerste ronde. Hierbij zullen de resultaten uit de eerste ronde worden teruggekoppeld en zal opnieuw om uw mening worden gevraagd. Daarnaast kunnen de antwoorden resulteren in een vervolgvraag.

De resultaten van de enquête zullen vertrouwelijk worden behandeld en de uitkomsten zullen niet terug te leiden zijn naar één persoon. Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan gerust contact met mij op.

Alvast bedankt voor uw medewerking, Met vriendelijke groeten,

Lieke Weemstra

liekeweemstra@hotmail.com

FACILITATION

De eerste vier stellingen gaan over de rol van de proces facilitator en met name de benodigde vaardigheden. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar vaardigheden met betrekking tot inhoudelijke kennis van de keten en vaardigheden met betrekking tot het managen van een groepsproces. Stelling 1 en 3 gaan beiden over de bijdrage van inhoudelijk kennis van de proces facilitator op een effectief ketenoverleg.

Stelling 1

Het feit dat de proces facilitator inhoudelijk kennis heeft van de keten draagt bij aan een effectief ketenoverleg.

Stelling 3

De inhoudelijk kennis die de proces facilitator heeft, kan een gebrek aan vaardigheden voor het managen van het groepsproces compenseren.

Uit de antwoorden is naar voren gekomen dat inhoudelijke kennis van de proces facilitator inderdaad bijdraagt aan een effectief ketenoverleg, echter verschillen de experts van mening over hoe zwaar deze factor weegt.

Hieronder zijn de belangrijkste argumenten weergegeven welke het belang van inhoudelijke kennis van de proces facilitator erkennen:

 Het vergroot het arsenaal aan middelen waarmee de groep gestuurd kan worden. Namelijk op inhoud zowel als op proces.

Het stelt de facilitator in staat om gerichter vragen te stellen.

Echter wordt bij zowel stelling 1 als ook stelling 3 duidelijk weergegeven dat de vaardigheden met betrekking tot het managen van een groepsproces belangrijker zijn. De belangrijkste argumenten zijn hieronder weergegeven:

 Het kwartiermaken moet altijd voorop staan, de kennis kan uit de groep komen dus moet voor de kwartiermaker niet de reden zijn. Hij of zij kan wel eerder bepaalde verhelderende vragen stellen.

Een facilitator zonder inhoudskennis zou zich ook moeten kunnen redden, maar met aanzienlijk meer moeite en afbreukrisico.

 Toch weeg ik de vaardigheid om het groepsproces te managen net iets zwaarder dan de inhoudelijke kennis. Dat laatste kun je namelijk oppikken. Het eerste moet een beetje in je bloed zitten.

 De culturele diversiteit en de belangenverschillen in een ketenoverleg vragen specifiek om facilitatorvaardigheden.

Vraag 1:

Heeft u nog aanvullingen/opmerkingen ten aanzien van deze resultaten?

Stelling 2 en 4 gaan beiden over de bijdrage van de proces facilitator met betrekking tot het managen van een groepsproces op een effectief ketenoverleg.

Stelling 2

Het feit dat de proces facilitator vaardigheden heeft met betrekking tot het managen van een groepsproces draagt bij aan een effectief ketenoverleg.

Stelling 4

De vaardigheden van de proces facilitator, voor het managen van het groepsproces, kan een gebrek aan inhoudelijke kennis compenseren.

De experts waren het er unaniem over eens dat deze vaardigheden van belang zijn om een ketenoverleg effectief te kunnen laten zijn. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn:

 Ketenoverleg brengt een heterogene groep bijeen, uit verschillende professionele culturen (overheid - bedrijfsleven - onderwijs). De culturele afstand en ook de belangenverschillen compliceren het werken aan effectief ketenoverleg. Facilitator vaardigheden zijn dan onmisbaar.

 Zeker weten, want als je inhoudelijke experts bij elkaar zet is het juist belangrijk een

groepsproces facilitator de leiding over het proces te geven. Anders loop je risico in details te verzanden of zijwegen.

Het is belangrijk iedereen betrokken te houden. Zeker omdat je dit proces voor onbepaalde tijd wilt aangaan. Er moet winst te creëren zijn voor alle deelnemers.

Echter wordt door de experts aangegeven dat enige inhoudelijke basiskennis van belang kan zijn:  Een goede facilitator kan sfeer, spreektijd, planning, conclusies, etc. in de hand houden,

maar er kan toch ook het gevoel zijn dat de kern van de zaak niet boven water is gekomen.  De grote lijnen van de inhoud weten en horen is vaak genoeg om begrip te hebben van de

vraagstukken en daar kan dan op gefocust worden

Vraag 2:

Naar aanleiding van de resultaten uit stellingen 1 t/m 4 kan gesteld worden voor de proces facilitator dat zowel het hebben van inhoudelijk kennis van de keten als ook het hebben van vaardigheden met betrekking tot het managen van een groepsproces bijdragen aan een effectief ketenoverleg. Echter wordt hierbij ook aangegeven dat het hebben van vaardigheden met betrekking tot het managen van een groepsproces belangrijker is. Hieronder wordt nogmaals gevraag om de invloed van beide vaardigheden op een effectief ketenoverleg in te schalen.

Vraag 3a:

Met bovengenoemde resultaten in acht nemende, hoe groot schat u de invloed van het hebben van inhoudelijke kennis van de keten van de procesfacilitator op een effectief ketenoverleg, op schaal 1 t/m 10 (1=helemaal niet, 10=in zeer hoge mate).

Vraag 3b:

Met bovengenoemde resultaten in acht nemende , hoe groot schat u de invloed van het hebben van vaardigheden van de proces facilitator met betrekking tot het managen van een groepsproces op een effectief ketenoverleg, op schaal 1 t/m 10 (1=helemaal niet, 10=in zeer hoge mate).

DOELCONSENSUS

Stelling 5

Het hebben van doelconsensus draagt bij aan een effectief ketenoverleg.

Met betrekking tot stelling 5 zijn alle experts het er over eens dat doelconsensus voor een belangrijke mate bijdraagt aan een effectief ketenoverleg. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn:

Het is belangrijk voor zowel het resultaat als het groepsgevoel. De groep wordt versterkt door concrete successen. Deelnemers willen de doelen van hun eigen organisatie kunnen behalen in het overleg.

 Zonder een duidelijke doel (SMART) is het ketenoverleg gedoemd om te mislukken. Als het doel niet duidelijk is zullen partijen gaande het proces afhaken. Op basis van het doel heeft men namelijk bepaald of deelname interessant genoeg is.

 Ik heb in de praktijk ervaren dat het zo is. Mensen zijn gemotiveerder als het doel concreet is.

 Het wij gevoel is hiermee het sterkst en ik ervaar dan ook bij de deelnemers de energie om ergens iets voor te gaan doen of aan te doen het best. Het voorkomt frustratie en onhandige discussie.

Vraag 4:

DEELNEMERS Stelling 6

Wanneer alle stakeholders, die noodzakelijk zijn voor het circulair maken van de keten, vanaf het begin af aan deelnemen aan het ketenoverleg, draagt dit bij aan een effectief ketenoverleg. Stelling 7

Het feit dat organisaties die deelnemen aan het overleg zich betrokken voelen bij het onderwerp draagt bij aan een effectief ketenoverleg.

De experts zijn het eens met zowel stelling 6 als ook stelling 7. Hieronder worden de belangrijkste argumenten genoemd waarom de experts het eens zijn met de stellingen.

Stelling 6:

 Om de keten sluitend te krijgen is deelname van alle schakels van belang. Er zijn wellicht uitzonderingen mogelijk, om in bepaalde situaties met een niet volledige keten te starten. En dat op basis van aangetoond tussentijds succes een ontbrekende schakel later toetreedt.  Ja dan kan je vanaf het begin de breedte beschouwen en hoef je dat niet halverwege nog

eens te doen als je iemand erbij haalt die in het begin vergeten was. Dat is vaak frustrerend en je moet dan soort van opnieuw beginnen.

 Juist het besef dat alle belanghebbenden (in de zin van alle geledingen aanbod-vraag-recycling-kennis-overheid-transitie) deelnemen versterkt het collectief

verantwoordelijkheidsgevoel in het ketenoverleg. Die verantwoordelijkheid is immers niet meer bij een ontbrekende partij te leggen, maar 'hier moet het gebeuren'.

Stelling 7:

 Als er geen betrokkenheid is, voegt deelname niets toe. Dit werkt alleen maar vertragend/verstorend.

 Duurzame ketenontwikkeling vraagt van alle belanghebbenden dat ze verder om zich heen kijken en verder in de toekomst. Een extra inspanning dus die slechts indirect gerelateerd is aan het eigenbelang. Betrokkenheid is dan een belangrijke factor.

 Het idee van ketenoverleg is dat verduurzaming bereikt wordt en dat de opbrengsten en lasten worden verdeeld in de keten. Gebrek aan betrokkenheid duidt erop dat de uitgangspunten van het ketenoverleg niet worden behaald.

Wanneer stelling 6 met 7 wordt gecombineerd, kan gesteld worden dat hier mogelijk een tegenstrijdigheid optreedt. Immers het feit dat stakeholders vanaf het begin af aan deelnemen aan het ketenoverleg (zoals gesteld in stelling 6), kan betekenen dat niet al de partijen zich (direct) betrokken voelen bij het overleg. Echter volgt uit stelling 7, dat betrokkenheid bijdraagt aan een effectief ketenoverleg.

Vraag 5: