• No results found

4. Resultaten ideologische analyse

4.2. Resultaten kwalitatieve analyse van ideeën en ideologische inhoud (discours)

4.2.1. Rollen in de private en publieke sfeer

Het thema dat het vaakst voorkomt in het discours van Liar zijn de rollen in de private en publieke sfeer, namelijk in acht van de zeventien sequenties met relevante dialogenXVI. De lijn van de

formele analyse wordt voortgezet, want ook nu wijst de reeks de postfeministische ideologie af, aangezien de oude genderstereotypen nog steeds worden nagevolgd. Mannen worden door hun publieke rollen gekarakteriseerd, terwijl bij vrouwen, zoals de social role theory betaamt, enkel over de rollen in de private sfeer wordt gesproken. Zo bekritiseert Andrews zoon Luke zijn vader via een expliciete en evaluatieve descriptie op het fundamentele niveau: “You don’t have to stay in every night, dad” (sequentie 1). Luke typeert hem dus als een man die elke avond thuis op de bank hangt, en keurt dat gedrag af. Daardoor stelt hij impliciet dat de ideale man en alleenstaande vader vooral rollen in de publieke sfeer moet uitoefenen en niet zoals de vrouw aan de haard moet gekluisterd zijn. Die onderliggende waarde houdt vast aan de klassieke genderdichotomie van mannen als publieke en vrouwen als private figuren en levert daardoor onrechtstreeks kritiek op het postfeministische ideaal van de nieuwe man en vader. Bovendien volgt op die waarde en descriptie ook een prescriptie of expliciete aanbeveling: “You need to go out, for both of our sakes, trust me.” Luke raadt Andrew dus aan om meer activiteiten buitenshuis na te streven, omdat dat zo hoort voor een man.

In sequentie 28 omschrijft Andrew ook zichzelf door zijn publieke persoonlijkheid. Hij verwijt het Laura namelijk dat ze door de verkrachtingsbeschuldiging rechtstreeks verantwoordelijk is voor de schade die zijn reputatie op het werk en zijn familie hebben geleden: “You think I wanted this? You dragging my name, my family through the mud. Having to go to work and have people look at me, wondering if I’m some kind of pervert. You think that’s what I wanted?” In die expliciete en evaluatieve descriptie op het fundamentele niveau schuilt de impliciete waarde dat Andrew zijn gewichtigheid als man ontleent aan zijn reputatie en professionele rol in de publieke sfeer. Hij denkt namelijk pas in tweede instantie aan de gevolgen voor zijn familie in de private sfeer. Dit sluit opnieuw volledig aan bij de klassieke genderstereotypen waarbij mannen agentic roles vervullen.

Zelfs in de private sfeer grijpt Andrew nog steeds terug naar zulke agentic roles. In sequentie 32 stelt hij expliciet en clichématig dat het doel van mannen is om te jagen op een vrouwelijke prooi (operatief niveau): “It’s what a man needs, isn’t it? Someone to chase, someone to hunt.” Door die uitspraak duwt hij vrouwen ook in de passieve rol van prijs, die door de man binnengehaald moet worden, waardoor hij ze beschouwt als “dispensable props, placed on life’s periphery, merely intended to show off the prowess of the male” (Schmidt, 2015, p. 429). In diezelfde sequentie bekritiseert hij Laura, omdat zij zelf de actieve rol van jager op zich neemt, en hem opjaagt zoals wild. Aangezien hij haar niet kan overheersen, beantwoordt ze niet aan zijn ideaalbeeld, waardoor hij de assertieve, postfeministische superwoman afkeurt. Ook in sequentie 33 eigent hij zichzelf de typisch mannelijke rol van beschermer toe van zijn zoon Luke (waarde op het fundamentele niveau): “If I can’t protect myself, who is going to protect you?” Hierbij gaat hij niet enkel in op klassieke genderstereotypen, maar bevestigt hij tegelijk het postfeministische ideaal van de nieuwe vader die instaat voor de opvoeding en veiligheid van zijn kind. Van Damme en Van Bauwel (2012, pp. 174-175) benoemen “a single parent household run by a man” bovendien als een emancipatoire genderrol.

Bij de vrouwelijke protagonist wordt daarentegen enkel ingegaan op haar rollen in de private sfeer, hoewel de postfeministische ideologie hierbij wel vaak geïncorporeerd wordt. In sequentie 3 moedigt Laura’s zus Katy haar namelijk via een expliciete en evaluatieve descriptie (operatief niveau) aan om zich te settelen door Andrew voor te stellen als een begeerlijke prijs waarvoor alleenstaande vrouwen hun ledematen zouden opofferen: “Single women here in this hospital would give both arms and would probably throw in a leg just for a drink with that man.” Uit die uitspraak blijkt dat het impliciete doel van postfeministische vrouwen is om een romantische, heteroseksuele relatie na te jagen (zie ook sequentie 2), want “the man is the rare prize and women compete with one another for the prize” (Vered en Humphreys, 2014, p. 158). Via een expliciete causale prescriptie tot actie stimuleert Katy Laura om hem te sms’en en de date te initiëren: “Text Andrew, do it, just do it! I’ll forward you his number, do it now or I will hate you forever.”

In sequentie 26 draagt Andrew bij aan de postfeministische heropleving van de huisvrouw. Via een expliciet en evaluatief oordeel (fundamenteel niveau) raadt hij Laura aan om als aantrekkelijke vrouw ’s nachts niet meer alleen over straat te lopen: “A nice woman like yourself shouldn’t be out on her own. Not at this time at night.” In zijn discours zit impliciet het ideaal van het new traditionalism verscholen, aangezien hij vindt dat vrouwen voor hun eigen veiligheid thuis moeten blijven in de private sfeer. Daardoor geeft hij ook onrechtstreeks de boodschap mee dat vrouwen het zwakkere geslacht zijn en dat ze zich moeten beschermen tegen gevaarlijke mannen, dus ondermijnt hij het ideaalbeeld van de assertieve en sterke postfeministische superwoman. In de daaropvolgende expliciete prescriptie gedraagt Andrew zich betuttelend door Laura zoals een

bezorgde ouder naar huis te sturen: “You should be running along now, shouldn’t you? It’s getting late.”

De genderverschillen inzake rolverdeling komen nog het duidelijkste naar voren in sequentie 11. Daar worden de mannelijke en vrouwelijke protagonist immers rechtstreeks tegen elkaar afgezet via een expliciete en evaluatieve descriptie (fundamenteel niveau):

Andrew: “I saw what you wrote. You think you can say this shit about me? Publically blacken my name and expect me to roll over. How dare you? This is my life.” Laura: “And this is my body.”

Andrew karakteriseert zichzelf dus zoals de typische man door zijn reputatie die hij ontleent aan zijn prestigieuze job als chirurg in de publieke sfeer. Laura definieert zichzelf daarentegen zoals de typische vrouw door haar lichaam in de private sfeer. Door die omschrijvingen worden het klassieke rollenpatroon en de privaat/publiek-dichotomie impliciet bevestigd. De mannelijke identiteit wordt namelijk nog steeds gevormd door agentic roles. De vrouwelijke identiteit wordt echter voorgesteld als een lichamelijke eigenschap in plaats van een sociale, wat in lijn ligt met de postfeministische obsessie met lichamelijkheid (Van Damme & Van Bauwel, 2012).

Ook in Tabula rasa zijn de rollen in de private en publieke sfeer prominent aanwezig in het discours, want er wordt op ingegaan in dertien van de achttien sequenties met relevante dialogenXVII. Zoals in Liar worden de klassieke genderstereotypen nog steeds geïncorporeerd,

waardoor de postfeministische ideologie afgewezen wordt. De mannelijke protagonist Benoit lijkt immers uitsluitend zijn rol in de publieke sfeer te vervullen. In sequentie 8 en 26 uit Mie via een expliciete en evaluatieve descriptie (fundamenteel niveau) kritiek op Benoits rolverdeling, omdat hij enkel zijn professionele en agentic rol vervult, terwijl hij zijn interpersoonlijke rollen als echtgenoot en vader van Romy verwaarloost: “’k Heb het gevoel da ge de laatste tijd heel veel afstand neemt van mij, Benoit. Ge zijt precies altijd weg, alsof da ge nie thuis wilt zijn” (sequentie 26).

De vrouwelijke protagonist Mie definieert zichzelf daarentegen enkel door haar familiale banden en interpersoonlijke rollen in de private sfeer. In sequentie 14 en 19 (fundamenteel niveau) twijfelt ze eraan of ze wel een goede echtgenote en moeder is. Aangezien ze een panische angst heeft om die zelfopgelegde en door maatschappelijke druk ingegeven rollen niet naar behoren te vervullen, zoekt ze bevestiging bij politie-inspecteur Wolkers: “Ben ‘k ik een goeie vrouw? Een goeie vrouw voor mijne man? Ik ben toch wel een goeie moeder?” (sequentie 14). Uit die vragen blijkt dat Mie’s ideaalbeeld van de vrouw zich slechts tot één facet van de postfeministische superwoman beperkt, namelijk de huisvrouw. Andere vereisten, zoals het maken van carrière in de publieke sfeer, laat ze buiten beschouwing, omdat ze die onbelangrijk vindt. Die onzekerheid is bovendien typisch voor de postfeministische vrouw, want ze is “consistently aware of feeling insufficient—not being a ‘good enough’ mother or a ‘good enough’ wife” (Schmidt, 2015, p. 433).

In sequentie 11 behandelt Benoit Mie zoals Andrew bij Laura doet in Liar (sequentie 26). Via een expliciete en evaluatieve descriptie (fundamenteel niveau) gedraagt hij zich bemoederend en beschermend tegenover haar. Hij wil namelijk te allen tijde weten waar ze is en dat ze ’s avonds op tijd thuiskomt, waardoor hij haar benadert zoals een ouder een kind:

“Wat dede gij in de nachtwinkel? Zo laat, da heb ik nie graag, da weet ge, Mie. Dees is voor mij ook nie altijd gemakkelijk, Mie. En ik zou het appreciëren…” Mie: “Ik hoor precies mijn moeder praten.”

Met die woorden ondermijnt hij het ideaalbeeld van de onafhankelijke postfeministische superwoman en reduceert hij Mie tot een kinderlijke staat. Zijn discours sluit immers impliciet bij het new traditionalism aan, omdat hij verkiest dat vrouwen ’s avonds thuis in de private sfeer aan de haard zitten.

Bovendien worden de genderverschillen duidelijk geschetst in drie sequenties waar de rolverdeling van Mie en Benoit gecontrasteerd wordt. In sequentie 16 en 18 gedragen ze zich volgens het klassieke rollenpatroon en de privaat/publiekdichotomie. Mie is als enige bezig met de opvoeding van Romy en uit haar ontevredenheid via een expliciet en evaluatief oordeel (fundamenteel niveau), omdat Benoit zich aan die rol in de private sfeer onttrekt: “Waarom zegde gij nooit iets? ‘k Moet hier altijd de slechte spelen. Gij zegt nooit iets” (sequentie 18). Daardoor worden de klassieke genderstereotypen nog steeds bevestigd, want Schmidt (2015, p. 441) stelt dat “the husband plays a peripheral role in raising children.” Bijgevolg wordt het postfeministische model van de nieuwe vader impliciet afgewezen. In sequentie 13, tot slot, oordeelt Mie negatief (fundamenteel niveau) over haar relatie met Benoit tijdens een gesprek met haar zus, omdat hij enkel zijn professionele rol in de publieke sfeer vervult, en zij alleen haar rol als moeder in de private sfeer: “’k Weet

gewoon nooit echt wat dat er in dieje zijn hoofd omgaat. ’t Gaat eigenlijk nie zo goe. Hij is heel veel weg, gaan werken. ‘k Zit altijd alleen thuis me Romy.” Het verschil is wel dat Nikki haar nu via een prescriptie expliciet aanbeveelt om die rolverdeling te doorbreken door haar private rollen meer af te wisselen met activiteiten buitenshuis. Daardoor wijst ze het postfeministische new traditionalism af: “Dan moet gij misschien wa meer buitenkomen, hé? Allez, hoeveel volk ziede gij nog van vroeger?”