• No results found

Hoofdstuk 3 Walzers Theorie van Agressie en zijn Oorlogsconventie toegepast op Humanitaire

2 Jus in Bello: De Oorlogsconventie en Humanitaire Interventie

2.1 Risicovrije Humanitaire Interventie

Moderne democratieën zijn steeds minder bereid om de eigen militairen in te zetten op een wijze die risico’s oplevert voor de eigen troepen.164 Als de eigen gemeenschap zelf niet bedreigd wordt, dan is er weinig animo onder politieke leiders om de eigen militairen risico’s te laten lopen om de internationale rechtsorde te bevorderen of om een ander volk te

beschermen.165

Walzer stelt dat vaak wordt gezegd dat risicovrije oorlogsvoering een noodzakelijk kenmerk is van humanitaire interventies.166 Volgens het argument van de risicovrije oorlog zullen militairen die een abstract concept als ‘de mensheid’ moeten verdedigen niet bereid zijn hun leven te riskeren. Deze bereidheid hun leven op het spel te zetten wordt verondersteld

164 Michael Walzer, The Argument about Humanitarian Intervention, 19. 165 Michael Walzer, The Argument about Humanitarian Intervention, 19. 166 Michael Walzer, Arguing about War, 16.

61

wel aanwezig te zijn als militairen het eigen land en het eigen volk moeten verdedigen. De politieke leiders zouden niet van hun militairen durven vragen hun leven te riskeren voor ‘de mensheid’. Volgens het argument van de risicovrije oorlog is daarom het redden van de slachtoffers van genocide of etnische zuivering alleen mogelijk indien de interventie risicovrij zou kunnen zijn voor de interveniërende landen. De interventie in Kosovo in 1999 wordt als voorbeeld van een risicovrije oorlog gezien omdat er uitsluitend luchtaanvallen werden

uitgevoerd, geen grondtroepen werden ingezet en er bijna geen slachtoffers te betreuren waren onder de interveniërende troepen. In het tweede hoofdstuk hebben we gezien dat er voor een militaire strategie werd gekozen die ‘bombing for humanity’ werd genoemd en waarbij men luchtaanvallen uitvoerde vanaf een hoogte van 15000 voet. Het risico voor de interveniërende troepen werd hierdoor het kleinst, maar het risico op slachtoffers onder de burgerbevolking op de grond werd door deze strategie wel groter.167 Technisch gezien is een voor de militairen risicovrije oorlog dus tegenwoordig deels mogelijk, omdat oorlogen met de huidige techniek gevoerd kunnen worden vanaf een grote afstand met precisie bombardementen en

doelgerichte raketten.168 Volgens Walzer is er geen principe binnen de theorie van de

rechtvaardige oorlog, dat deze manier van oorlogsvoering verbiedt. Zolang het mogelijk is om accuraat te richten op militaire doelen hebben militairen het recht om te vechten vanaf een veilige afstand en is dit moreel acceptabel.169

Dit is echter maar één kant van het verhaal. Walzer gebruikt een citaat van Albert Camus ‘One cannot kill unless one is prepared to die’170 om de andere kant van het verhaal uit te leggen. Dit vraagstuk wordt volgens hem vaak overgeslagen, maar hij vindt dit aspect juist zeer relevant voor humanitaire interventies. Hoewel de uitspraak van Camus niet voor

militairen op het slagveld lijkt te gelden, omdat zij juist in leven proberen te blijven, heeft Camus volgens Walzer wel in een meer algemene zin gelijk. Genocide en etnische

zuiveringen, daden die het geweten van de mensheid schokken, vinden immers over het algemeen plaats op de grond. Soms gebruiken de daders van deze wreedheden bommen of gifgas, maar in veel gevallen (zoals in Bosnië, Kosovo, Rwanda en Sierra Leone) wordt het doden en terroriseren van de bevolking uitgevoerd van dichtbij, met geweren en knuppels in

167 Aidan Hehir, Humanitarian Intervention, 158. 168 Michael Walzer, Arguing about War, 16. 169 Michael Walzer, Arguing about War, 16. 170 Michael Walzer, Arguing about War, 16.

62

plaats van bommen.171 In dit soort situaties kan een humanitaire interventie niet alleen met luchtaanvallen worden uitgevoerd. De daders met geweren en kapmessen kunnen alleen worden gestopt door militairen op de grond, want daar vindt de genocide of etnische zuivering plaats.172 Bovendien zal een risicovrije humanitaire interventie, die wordt ondernomen vanaf grote afstand, in die gevallen waarschijnlijk zorgen voor een directe versnelling in het tempo van moorden en terroriseren op de grond, zeker als de interventie belooft effectief te zijn op de lange termijn.173 Deze escalatie van geweld kan volgens Walzer alleen worden gestopt als de interventie zich ook naar de grond verplaatst. Het is daarnaast moreel noodzakelijk omdat het doel van de interventie het redden van mensen in grote nood is en omdat in deze situatie een grondoorlog vereist is om deze mensen te kunnen redden.174

Een risicovrije luchtoorlog creëert morele problemen. Een oorlog die uitsluitend vanuit de lucht wordt gevoerd of vanaf grote afstand, kan niet worden gewonnen zonder burgerdoelen te raken. Dit soort aanvallen vormen (onbedoeld) een gevaar voor het leven van onschuldige burgers. Het doel van luchtaanvallen is meestal het onder druk zetten van het regime. Echter, volgens Walzer is dit een strategie die niet erg effectief is. Als deze strategie wel zou werken, dan is deze waarschijnlijk niet legitiem zolang een gerichte interventie tegen de daders mogelijk is. Volgens Walzer theorie gelden dus voor humanitaire interventies dezelfde jus in bello regels als in een interstatelijke oorlog: non-combattanten mogen niet direct worden aangevallen en moeten voor zover mogelijk worden beschermd tegen ‘collateral damage’. Militairen (combattanten) moeten zelf risico’s accepteren om te voorkomen dat de burgerbevolking (non-combattanten) door hun optreden in gevaar wordt gebracht.175 Daarmee is de oorlog voor de interveniërende landen dus niet langer risicovrij. De doctrine van het dubbele effect en het belang van het onderscheid tussen combattanten en non-combattanten, die beiden in het eerste hoofdstuk zijn besproken, zijn even relevant voor humanitaire interventies als voor interstatelijke oorlogen.

Het ligt voor de hand dat een land dat een humanitaire interventie overweegt, technologie omarmt waarvan wordt beweerd dat deze risicovrij is voor de eigen militairen. Dit is zou geheel gerechtvaardigd zijn zolang deze technologie ook risicovrij is voor de

171 Michael Walzer, Arguing about War, 16-17. 172 Michael Walzer, Arguing about War, 99. 173 Michael Walzer, Arguing about War, 17. 174 Michael Walzer, Arguing about War, 17.

63

burgers van de andere partij. Volgens Walzers visie geldt daarom de stelregel dat een staat of groep staten niet in een ander land mag interveniëren (met alle gevolgen voor de burgers) als men volhoudt dat de eigen militairen nooit risico mogen lopen. Als een humanitaire

interventie is gestart, dan kan het moreel noodzakelijk zijn over te gaan tot grondgevechten, zelfs als dit militair strategisch nog niet nodig is, om sneller te winnen en levens te sparen of om represailles te voorkomen.176 Dit is het morele argument tegen risicovrije interventies.

Het aanvaarden van risico’s voor militairen is een kenmerk van jus in bello, zoals we in het eerste en tweede hoofdstuk hebben gezien. Wanneer door ons handelen onschuldige mensen in gevaar worden gebracht, zelfs als ons handelen gerechtvaardigd is, dan moeten we volgens Walzers theorie alles doen wat in onze macht ligt om deze risico’s te reduceren, zelfs als dit risico’s voor onze eigen militairen met zich brengt. Als we bijvoorbeeld militaire doelen bombarderen tijdens een humanitaire interventie en er wonen burgers in de buurt van die doelen, dan moeten we de strategie aanpassen (zoals vliegen op een lagere hoogte) zodat de risico’s voor deze burgers worden geminimaliseerd. Het is volgens Walzers theorie wel legitiem om de risico’s voor de eigen militairen goed af te wegen, want we mogen geen zelfmoordmissies van militairen verwachten. De militaire strategie moet daarom een balans zijn tussen enerzijds een bereidheid om het leven van de eigen militairen op het spel te zetten en anderzijds het nemen van maatregelen om de levens van die eigen militairen te

beschermen. Hoe deze balans wordt uitgewerkt is iets dat in ieder afzonderlijk geval moet worden bekeken.177

Walzers visie op de jus in bello van humanitaire interventies is goed bruikbaar voor de evaluatie van humanitaire interventies. Zijn doctrine van het dubbele effect en het onderscheid tussen combattanten en non-combattanten is even relevant voor een humanitaire interventie als voor een interstatelijke oorlog. Walzers visie kan hiermee een bijdrage leveren aan de discussie over een risicovrije humanitaire interventie en laat ons de morele problemen zien die een risicovrije interventie met zich brengt. In het tweede hoofdstuk concludeerden we dat het tijdens een humanitaire interventie bijzonder belangrijk is zo snel mogelijk succes te behalen met zo min mogelijk burgerslachtoffers. Het redden van onschuldige burgers is immers het doel van de interventie. Walzers visie geeft ons inzicht in het gevaar van een risicovrije interventie waarbij men kiest voor luchtaanvallen vanaf een grote hoogte. Deze strategie kan

176 Michael Walzer, The Argument about Humanitarian Intervention, 20. 177 Michael Walzer, Arguing about War, 17.

64

voor een escalatie van het geweld tegen de burgers zorgen en het brengt een veel groter risico voor burgers met zich. Walzer laat ons ook nadenken over de effectiviteit van een risicovrije humanitaire interventie. Genocide of andere zeer ernstige mensenrechtenschendingen vinden meestal plaats op de grond met geweren, knuppels of kapmessen. De daders kunnen niet worden gestopt met enkel luchtaanvallen. Het inzetten van grondtroepen zal dan noodzakelijk zijn.