• No results found

Hoofdstuk 2 Humanitaire Interventie

2 De Beleidskenmerken van Humanitaire Interventies

2.3 De Consequenties

Als laatste element van humanitaire interventies als beleid worden nu de consequenties van humanitaire interventies besproken. In een vorige paragraaf werd het motieven versus consequenties debat benoemd. De meeste aandacht gaat in de literatuur vaak uit naar de motieven van humanitaire interventies. Er is minder aandacht voor de humanitaire

consequenties. De auteurs die positieve humanitaire consequenties centraal stellen zijn in de minderheid. Een goed voorbeeld van deze positie is te vinden in het werk van Chris Brown en in het werk van Nicholas Wheeler die beiden een belangrijke rol toekennen aan de

humanitaire consequenties van een interventie.

Chris Brown omschrijft humanitaire interventie in Sovereignty, Rights and Justice (2002)als het interveniëren in de interne aangelegenheden van een staat uit humanitaire

124 Aidan Hehir, Humanitarian Intervention, 158. 125 Aidan Hehir, Humanitarian Intervention, 160.

45

overwegingen, dat wil zeggen, als primair in het belang van de inwoners van die staat.126 Volgens Brown wordt vaak verondersteld dat een actie pas humanitair is als onomstotelijk vast staat dat altruïsme het motief voor deze actie is. Voor Brown is de nadruk op motieven niet vanzelfsprekend. We zijn misschien niet bereid een interventie humanitair te noemen als deze uitsluitend gemotiveerd is door niet-humanitaire motieven en waarbij de humanitaire consequenties alleen een bijproduct zijn van ‘less noble impulses’. Het is volgens Brown echter niet een noodzakelijke eis dat acties geheel gemotiveerd moeten zijn door humanitaire overwegingen om als humanitair aangemerkt te kunnen worden, vooral omdat motieven bijna altijd gemengd zijn. Brown stelt dat één van de oorzaken van de nadruk die wordt gelegd op motieven de wens is om ‘praise and blame’ toe te wijzen vanuit de Middeleeuwse notie van juiste intentie. Volgens Brown is aandacht voor de humanitaire gevolgen van een interventie minstens zo gerechtvaardigd als de aandacht die wordt geschonken aan de motieven voor interventie. In de geschiedenis van het Westfaalse systeem is het namelijk volgens Brown herhaaldelijk voorgekomen dat positieve humanitaire consequenties zijn veroorzaakt door acties die gemotiveerd waren door niet-humanitaire overwegingen.127 Brown stelt dus dat humanitaire motieven wel belangrijk zijn, maar dat er teveel nadruk op motieven wordt gelegd en te weinig naar humanitaire consequenties wordt gekeken bij het beoordelen of een interventie als humanitaire interventie kan worden bestempeld.

Nicholas Wheeler argumenteert in Saving Stangers (2000) volgens een benadering die humanitaire uitkomsten als primair beschouwt bij het beoordelen of een interventie een humanitaire interventie kan worden genoemd. Hij vindt dat de benadering die humanitaire motieven centraal stelt de interveniërende staten als het object van analyse neemt in plaats van de slachtoffers die worden gered als gevolg van het inzetten van militaire macht.128 Voor Wheeler is het een vereiste dat besluitvormers geloven dat het gebruik van geweld positieve humanitaire consequenties zal hebben. Enerzijds zijn de positieve humanitaire consequenties het redden van de slachtoffers van onderdrukking. Dit verwijst naar de humanitaire

consequenties op korte termijn en naar het succes van de interventie voor wat betreft het beëindigen van de ‘supreme humanitarian emergency’. Anderzijds zijn de positieve

humanitaire consequenties voor Wheeler het tot stand brengen van een politieke orde die open

126 Chris Brown, Sovereignty, Rights and Justice, 135. 127 Chris Brown, Sovereignty, Rights and Justice, 137.

46

staat voor het beschermen van mensenrechten. Dit zijn de humanitaire consequenties op de lange termijn. Het terugtrekken van de interveniërende staten zou niet moeten leiden tot een hervatting van de schending van de mensenrechten. Het gaat om de mate waarin een

interventie de onderliggende politieke oorzaken, die leiden tot schendingen van de rechten van de mens, aanpakt.129

Voor Wheeler geldt dat als kan worden aangetoond dat de motieven voor interventie, of de redenen voor de gekozen middelen, niet consistent zijn met een positieve humanitaire uitkomst, deze interventie niet humanitair kan worden genoemd. Hieruit volgt dat zelfs als een interventie gemotiveerd wordt door niet-humanitaire overwegingen, deze toch kan worden aangemerkt als een humanitaire interventie zolang de motieven en gebruikte middelen een positieve humanitaire uitkomst niet ondermijnen.130 Volgens deze benadering is een

interventie dus humanitair te noemen als deze positieve humanitaire consequenties heeft, ook al was dit niet de oorspronkelijke intentie en werd er geïntervenieerd uit eigen belang.

We kunnen ons de vraag stellen of er wel sprake is van een humanitaire interventie als de enige drijfveer eigen belang is. De op uitkomsten gerichte benadering bevindt zich op een hellend vlak, want dan is iedere interventie met een per ongeluk positief humanitair effect een humanitaire interventie terwijl het meer voor de hand ligt te spreken van een militaire

interventie met een positief humanitair effect.Het is niet realistisch te verwachten dat staten zullen handelen uit zuiver humanitaire overwegingen omdat, zoals Walzer ook benadrukt, motieven altijd gemengd zullen zijn. Motieven hoeven niet puur altruïstisch te zijn om toch te kunnen spreken van een humanitaire interventie. Een mate van eigen belang is misschien ook onvermijdbaar. Echter, dat wat humanitaire interventies onderscheid van andere vormen van militaire interventie is humanitaire nood als directe aanleiding. Humanitaire motieven zullen dus een significante rol moeten spelen om te kunnen spreken van een humanitaire interventie, anders verliezen we het onderscheidend vermogen. Humanitaire interventie verliest dan zijn specifieke betekenis. De uitkomsten van humanitaire interventies spelen zeker een rol, maar dan eerder in het evalueren van het succes van de humanitaire interventie. Als Wheelers positieve humanitaire uitkomsten het gevolg zijn van een humanitaire interventie, dan zou men kunnen spreken van een succesvolle humanitaire interventie. We kunnen concluderen dat de consequenties van humanitaire interventies vooral een rol spelen bij het beoordelen van het

129 Nicholas Wheeler, Saving Strangers, 37. 130 Nicholas Wheeler, Saving Strangers, 38.

47

succes van de humanitaire interventies. Natuurlijk is het wel een prudente overweging. Een humanitaire interventie moet in het belang zijn van de mensen die men probeert te redden of te beschermen. Het ‘kwaad’ van een humanitaire interventie moet worden gerechtvaardigd door het ‘goed’ dat ermee wordt bereikt.131

Conclusie

In dit hoofdstuk werd onderzocht hoe we het verschijnsel van humanitaire interventies kunnen verstaan. Duidelijk is geworden dat, in tegenstelling wat vaak wordt gedacht, humanitaire interventies geen nieuw verschijnsel zijn. In het eerste deel van dit hoofdstuk werd een historisch overzicht gegeven. Aan de hand van de argumentaties van Martha Finnemore en Gary Bass hebben we gezien dat humanitaire interventies al in de 19e eeuw deel uitmaakten van het buitenlands beleid van staten. Natuurlijk ziet de wereld er bijna twee eeuwen later heel anders uit maar toch zijn er parallellen te trekken met het verleden, zoals de rol van de publieke opinie, media en transnationale pressiegroepen (NGO’s) en de bereidheid eerder in te grijpen bij humanitaire nood in de achtertuin of bij verwante volkeren. Daarna werd er gekeken naar humanitaire interventies na 1945. De oprichting van de VN en de ondertekening van het Handvest van de VN, waarin de principes van soevereiniteit en non-interventie

werden gecodificeerd maar waarin ook mensenrechten en rechtvaardigheid als fundamentele missie werden beschreven, hebben een grote invloed gehad op humanitaire interventies. Het einde van de Koude Oorlog bracht nieuwe kansen voor mogelijke internationale

verplichtingen en consensus ten aanzien van de (legitimiteit van) humanitaire interventies. De ICISS probeerde in 2001 een bijdrage te leveren aan meer overeenstemming over het

onderwerp door het debat op een andere manier te formuleren. De ICISS stelde onder andere voor niet meer te spreken van ‘humanitaire interventies’ maar van ‘military interventions for human protection purposes’ en van een ‘responsibility to protect’ in plaats van een recht op

48

humanitaire interventie. De spanning tussen soevereiniteit en mensenrechten blijft echter bestaan en consensus blijkt steeds weer moeizaam te bereiken.

In het tweede deel van dit hoofdstuk kwamen de motieven, consequenties en middelen van humanitaire interventies aan bod. Het motieven versus uitkomsten debat is hierin

besproken waarbij er werd geconcludeerd dat humanitaire motieven een significante rol zullen moeten spelen om een interventie als humanitair aan te duiden. Het primaat van humanitaire motieven zijn dus een onderscheidend kenmerk van humanitair interventies. Indien positieve humanitaire uitkomsten primair zijn, dan zou iedere interventie met een per ongeluk positief humanitair effect een humanitaire interventie kunnen worden genoemd, terwijl het meer voor de hand ligt te spreken van een militaire interventie met een positief humanitair effect.

Daarnaast werd er vastgesteld dat er wel degelijk een rol is weggelegd voor de consequenties, maar dan in het beoordelen van het succes van humanitaire interventies. Hierbij werd

verwezen naar wat Wheeler noemt het redden en beschermen van de slachtoffers. Voor wat betreft de middelen van humanitaire interventies wijst de ICISS op een belangrijk onderscheid tussen humanitaire interventies en traditionele interstatelijke oorlogen. Humanitaire

interventies vereisen wel het gebruik van zoveel geweld als nodig om de bevolking te beschermen, maar het hoofddoel is altijd het snel behalen van succes met zo min mogelijk burgerslachtoffers en met zo min mogelijk schade om zo de vooruitzichten op herstel in de postconflict fase te bevorderen. Anderzijds is het in de praktijk zo dat regeringsleiders weinig geneigd zijn in te stemmen met een militaire strategie die risicovol is voor de eigen troepen omdat men de publieke opinie vreest en omdat men ook een plicht heeft de eigen onderdanen en soldaten te beschermen. Wheeler geeft het dilemma goed weer als hij stelt dat het doel is ‘to find a strategy that protects civilians without exposing military personel to excessive dangers.’132

49