• No results found

Rijswijk en 1997

In document ‘DE VREEDE IS TEGENWOORDIG’ (pagina 57-62)

5. De vrede na 300 jaar

5.2 Rijswijk en 1997

zoveel te beleven viel in de kleine stad die Nijmegen was.163 De verzameling van Smetius toont de rijke geschiedenis van de stad en lijkt daarmee het nut te hebben gehad de stad wat meer naam te geven. De wandtapijten, die in één van de laatste artikelen in het tijdschrift worden genoemd, zijn aangekocht om het Nijmeegse stadhuis meer allure te geven. Hiermee lijken het kabinet van Smetius en de collectie wandtapijten de stad Nijmegen een culturele impuls te hebben gegeven in 1678.

Andere artikelen gaan over de juridische problemen overtredingen door ambassadeurs ten tijde van de vredesonderhandelingen. Er worden rechtszaken besproken en wetsartikelen geciteerd. Geconcludeerd kan worden dat alleen het eerste artikel ingaat op het congres van Nijmegen. In de andere artikelen worden zaken aangekaard die weliswaar met de Vrede van Nijmegen te maken hebben gehad, maar waarvan geen van hen ingaat op de herdenking van hetgeen de titel van deze editie doet vermoeden, namelijk de Vrede van Nijmegen.

Als laatste zal kort de catalogus worden behandeld, die naar aanleiding van de tentoonstelling in de Commanderie van Sint Jan in 1978 is gepubliceerd. In deze catalogus, die is uitgegeven door de gemeente Nijmegen, staan alle kunstobjecten die op de tentoonstelling zijn te zien. Het rijk geïllustreerde werk geeft een vergaand overzicht van de tentoonstelling. Na de ‘historische inleiding’, waarin de aanloop naar de Hollandse Oorlog wordt geschetst, volgt een overzicht van alle kunstwerken, historische prenten, portretten en tapijten. Met deze catalogus  en de tentoonstelling in 1978  heeft de gemeente Nijmegen de kunstzinnige overblijfselen van de Vrede van Nijmegen samengevoegd.

5.2 Rijswijk en 1997

Het toneelstuk dat tachtig scholieren speelden op 17 september 1997 markeerde het begin van een week waarin het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk werd herdacht. Een week eerder waren zij, samen met de leraren, ingewijd in de technieken van het diplomatiek onderhandelen door stafleden van het Instituut Clingendael, het Nederlandse Instituut voor Internationale Relaties.164 Het was ‘onderhandelen’ dat een centrale rol had gespeeld op het symposium, dat naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk is georganiseerd.

163 Hans Bots, “Het kabinet Smetius tijdens het vredescongres,” Numaga: Herdenking Vrede van Nijmegen 4

(augustus, 1978), 177-178.

164 P.W. Meerts, “Symposium ‘Vrede van Rijswijk’,” in Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997, ed. W.P.V. van der Ende, et al. (Rijswijk: Koninklijke De Swart BV, 1997), 29.

54 Na de korte opwelling van de herinnering aan de Vrede van Rijswijk in 1947 door Rijswijkse historicus Rodenburg, werd er pas in 1997 weer een georganiseerde herdenking opgezet. Het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk is in 1997 op vergelijkbare manier gevierd als Nijmegen in 1978. Zo heeft in oktober 1997 een internationaal congres plaatsgevonden op het Instituut voor Europese Geschiedenis in het Duitse Mainz. Daarnaast heeft de Historische Vereniging van Rijswijk  die in deze context vergeleken kan worden met Numaga  het eerste deel van zijn jaarboek uit 1997 gewijd aan de Vrede van Rijswijk en is er een symposium georganiseerd in de Schouwburg van Rijswijk op 18 september 1997.

Waar Hans Bots in 1980 de bundel naar aanleiding van het internationale congres in Nijmegen heeft geredigeerd, heeft Duits historicus Heinz Duchhardt dit in 1998 gedaan. Alvorens de inhoud van diens bundel wordt geanalyseerd, is het aardig te kijken naar de overeenkomsten en verschillen tussen de twee bundels. Op het oog lijken deze niet veel te verschillen; ze bevatten artikelen naar aanleiding van een congres. Toch zijn er verschillen. Allereerst is het Nijmeegse congres georganiseerd in en door Nijmegenaren, terwijl het internationale congres in Mainz is georganiseerd door het Instituut voor Europese Geschiedenis. Daarnaast de taal. In de bundel van Bots is een aantal artikelen in het Frans geschreven, wat verklaard kan worden door het feit dat de Hollandse Oorlog een oorlog was die voornamelijk ging tussen de Republiek en Frankrijk. De bundel van Duchhardt bevat daarentegen, op één artikel na, louter Duitse artikelen. Dit is het gevolg van het gegeven dat het congres in Mainz had plaatsgevonden.

Hoewel het 300-jarig bestaan van een vrede aan het einde van de zeventiende eeuw bij beide congressen centraal staat, zijn er inhoudelijk zowel verschillen als overeenkomsten te zien. Waar Hatton in 1978 begon met een lezing over de Europese machtsverhoudingen, was het Duits historicus Klaus Malettke die in Mainz met een vergelijkbaar onderwerp het spits afbeet. Malettke behandelt de opkomst van het ‘Statensysteem’ en, evenals Hatton, de machtsverhoudingen in West-Europa. Hij gaat in op de continuïteit en verandering van het buitenlandse beleid van de Europese landen, waarbij de ontwikkeling voor en na de Vrede van Rijswijk het middelpunt vormen.165 Anders dan Hatton, die concepten als balance of power gebruikt om de verschuiving in het Europese machtsysteem te duiden, gaat de Duitser in op de buitenlandse politiek. Malettke ziet in de Vrede van Rijswijk een keerpunt. Het is volgens

165 Klaus Malettke, “Der Friede von Rijswijk (1697) im Kontext der Mächtepolitik und der Entwicklung des Europäischen Staatensystems,” in Der Friede von Rijswijk 1697, ed. Heinz Duchhardt (Mainz: Verlag Phillip von Zabern, 1998), 1-2.

55 hem sinds 1697 dat het multipolaire ‘Statensysteem’ zijn doorbraak heeft gemaakt.166 Het was Nijmegen dat in 1978 de aanstoot had gegeven voor de balance of power en Rijswijk dat twintig jaar later een definitief multipolair systeem tot stand had zien komen. Beide artikels lijken elkaar dus aan te vullen.

In Duchhardts bundel wordt, net als in die van Bots, een veelvoud aan landen en regio’s besproken. Een groot verschil met de bundel van Bots is de strekking van de artikelen. In 1978 is aandacht geschonken aan verschillende landen en stonden ontwikkelingen in een bepaald land centraal; diplomatie in de Republiek, de neergang van Zweden en onderhandelingskwaliteiten van William Temple. De artikelen in de bundel van Duchhardt gaan daarentegen meer in op de buitenlandse politieke ambities van de deelnemende landen aan het congres in Rijswijk in 1697. Zij lijken het multipolaire ‘Statensysteem’ van Malettke hiermee kleur te geven.

Jeremy Black gaat bijvoorbeeld in op de ontwikkeling van de ‘Anglo-continentale’ relaties en de manier waarop deze relaties werden verstevigd onder koning Willem III. Engeland had volgens Black de rol van interventionist op het Europese vasteland op zich genomen.167 Dit was aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw zijn taak binnen het multipolaire systeem. Christine Roll beschrijft de positie van het Habsburgse Rijk aan het einde van de zeventiende eeuw als een “moeilijke”, omdat keizer Leopold I aan beide kanten van zijn rijk “strijdende interesses” had.168 Zo was er de oorlog tegen Lodewijk XIV in het westen en streden de Oostenrijkers in het oosten tegen het Ottomaanse Rijk. Roll bespreekt de doelen, maar noemt ook de beperkingen die deze situatie voor de keizer met zich meebracht. Zij concludeert dat Leopold zich ten tijde van het congres met name bezig moet hebben gehouden met de Spaanse erfopvolging.169

Inhoudelijk zijn er dus duidelijk verschillen te zien tussen de twee bundels. Waar bij de Vrede van Nijmegen meer naar ‘kleine’, specifiekere onderwerpen is gekeken, zoals het bronmateriaal in Wenen, de zaak van Johan de Witt of de rol van de Engelse onderhandelaar, kijkt men in 1997 meer vanuit een geopolitiek oogpunt en de manier waarop Europese landen daar rond de Vrede van Rijswijk invulling hebben gegeven aan hun buitenlandse beleid. Ook de artikelen die niet over een bepaald land gaan, werpen een geopolitieke kijk op zaken. Zo

166 Idem, 39.

167 Jeremy Black, “The Treaty of Rijswijk and the Long-term Development of Anglo-continental Relations,” in

Der Friede von Rijswijk 1697, ed. Heinz Duchhardt (Mainz: Verlag Phillip von Zabern, 1998), 122.

168 Christine Roll, “Im Schatten der Spanischen Erbfolge? Zur Kaiserlichen Politik auf dem Kongress von Rijswijk,” im Kontext der Mächtepolitik und der Entwicklung des Europäischen Staatensystems,” in Der Friede

von Rijswijk 1697, ed. Heinz Duchhardt (Mainz: Verlag Phillip von Zabern, 1998), 51.

56 wordt de Vrede van Rijswijk vergeleken met de Vrede van Karlowitz (1699), in verband gebracht met de aankomende oorlogen in Oost-Europa en wordt de rol van de trans-Atlantische, periferische gebieden besproken. Dit verschil zou verklaard kunnen worden door het feit dat in 1978 de Koude Oorlog nog volop bezig was. De geschillen tussen het kapitalisme en het communisme waren nog niet opgelost en machtsverhoudingen waren daarmee nog niet duidelijk zichtbaar. In 1997, een aantal jaren na de val van de Sovjet-Unie, was dit echter wel het geval. Dit zou een reden kunnen zijn waarom men in Rijswijk in 1997 heeft gekozen voor een geopolitieke benadering.

Naar aanleiding van het 300-jarig bestaan van de Vrede van Rijswijk heeft de Historische Vereniging van Rijswijk het eerste deel van haar jaarboek gewijd aan deze herdenking. Met drie artikelen en een verslag van het gehouden symposium op 18 september in Rijswijk heeft de vereniging geprobeerd dit memorabele jaar te herdenken.170 Het eerste artikel is te vergelijken met het hierboven geanalyseerde artikel uit Numaga. Het verschil is echter dat er in dit geval wel ruimte wordt geboden voor de voorgeschiedenis en het verloop van de Negenjarige Oorlog. Daarnaast staan ook in dit artikel de onderhandelingen en de omgang tussen de ambassadeurs centraal. Zij wilden ook bij het vredescongres in Rijswijk niet voor elkaar onder doen. Zo werden er verschillende bruggen gemaakt naar het Huis ter Nieuwburg, zodat niemand als eerste kon gaan.171

Opvallend genoeg heeft het jaarboek geen aandacht besteed aan de Naald van Rijswijk, die hierboven omschreven is als de nog meest in het oog springende lieu de

mémoire op dit moment. Het artikel “Door de stad Amsterdam gemunt” gaat over de gouden

penning in een zilveren doos die het Museum Rijswijk in 1996 aan haar collectie heeft toegevoegd.172 Alleen het feit dat deze penning recentelijk is verworven, en daarmee nieuwswaarde heeft, verklaart waarom dit de voorkeur heeft gekregen boven het monument in het Rijswijkse Bos. Historicus Rietje van Vliet noemt in haar artikel wel de aanwezigheid van de “statige gedenknaald”.173 Verder gaat zij in op de aandacht die het kleine plaatsje Rijswijk kreeg van correspondenten uit alle windstreken. en de manier waarop de vredesconferentie in de eigentijdse versie van de ‘courant’ werd verslagen.174

170 W.P.C. van der Ende, “Voorwoord,” in Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997, ed. W.P.V. van der

Ende, et al. (Rijswijk: Koninklijke De Swart BV, 1997), 5.

171 H.H. Huitsing, “De Negenjarige Oorlog en de Vrede van Rijswijk,” in Historische Vereniging Rijswijk:

Jaarboek 1997, ed. W.P.V. van der Ende, et al. (Rijswijk: Koninklijke De Swart BV, 1997), 17.

172 A.D. Kwakernaak, “’Door de stad Amsterdam gemunt’,” in Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997,

ed. W.P.V. van der Ende, et al. (Rijswijk: Koninklijke De Swart BV, 1997), 63.

173 Rietje van Vliet, “Even draaide de wereld om Rijswijk,” in Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997, ed. W.P.V. van der Ende, et al. (Rijswijk: Koninklijke De Swart BV, 1997), 71.

57 Inhoudelijk gezien zijn er verschillen tussen de artikelen in het Rijswijkse jaarboek 1997 en Numaga. Eerste lijkt vooral de gebeurtenissen op en rond het vredescongres weer te geven. Tweede heeft, naast de onderhandelingen, meer aandacht voor zaken die zich in de stad Nijmegen afspeelden ten tijde van de vredesconferentie. Het grootste verschil is het verslag van het symposium, wat eigenlijk los staat van het jaarboek, omdat dat louter dient als medium voor de verslaggeving. Zoals gezegd heeft ’t Hooft in zijn artikel in Numaga de moeilijk verlopen onderhandelingen onder de loep genomen. In 1997 is men nog een stap verder gegaan en is de techniek van het diplomatiek onderhandelen van toen vergeleken met nu.175 Hier vindt de interactie plaats tussen geschiedenis en geheugen, waarbij de herinnering aan de Vrede van Rijswijk nieuwe inzichten heeft geboden wat betreft de manier van onderhandelen. Het symposium heeft het proces van onderhandelen bij de Vrede van Rijswijk op een wetenschappelijke, didactische en met een hedendaagse blik benaderd.176 In het didactische gedeelte gaat socioloog Willem Mastenbroek in op de geschiedenis van de wijze van onderhandelen. ’t Hooft had in zijn artikel beschreven hoe de posities aan de onderhandelingstafel de onderhandelingen zelf vertraagd hadden. Mastenbroek geeft aan dat men in Rijswijk ook te maken had met dit probleem. Hier ging men echter in een kring zitten, zonder tafel, zodat een duidelijke voorzittersrol vermeden werd.177

175 P.W. Meerts, “Symposium ‘Vrede van Rijswijk’,” in Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997, ed. W.P.V. van der Ende, et al. (Rijswijk: Koninklijke De Swart BV, 1997), 29.

176 W.P.V. van der Ende, et al., “Symposium: ‘De diplomatieke betekenis van de Vrede van Rijswijk’,” in

Historische Vereniging Rijswijk: Jaarboek 1997, ed. W.P.V. van der Ende, et al. (Rijswijk: Koninklijke De

Swart BV, 1997), 34. 177 Idem, 41.

In document ‘DE VREEDE IS TEGENWOORDIG’ (pagina 57-62)