• No results found

Allegorieën op de vrede

In document ‘DE VREEDE IS TEGENWOORDIG’ (pagina 32-37)

2. Eeuwenoude vieringen

2.6 Allegorieën op de vrede

2.6 Allegorieën op de vrede

In de hierboven genoemde pamfletten, toneelstukken, liederen en penningen zijn verschillende allegorieën, of symbolische voorstellingen, op de drie vredes opgenomen. In deze paragraaf wordt een aantal andere allegorieën geanalyseerd, die niet in de deze bronnen gebruikt zijn, maar los daarvan zijn gemaakt door kunstenaars. Ook hier geldt dat er na de Vrede van Nijmegen aanzienlijk minder allegorieën zijn gemaakt dan na de andere vredes.

Figuur 8 laat een allegorie op de Vrede van Nijmegen zien uit 1678.87 Beneden zijn de onderhandelaars te zien die zich in het stadhuis van Nijmegen bevinden. Op het moment dat zij de eed afleggen, komen er wolken boven de zaal met allerlei figuren. Volgens de bijschriften zijn de twee figuren in het midden Mercurius en Minerva, de goden van de handel en het verstand. Mercurius, de linker god, heeft een stuk graan in zijn hand. De figuur links

87 C. Allart, Conferentie Kamer alwaer de Vreede Beëdigt wert, allegorie, 1678. Figuur 8: Conferentie Kamer alwaer de Vreede Beëdigt wert.

29 van hem lijkt een zeis vast te hebben. Dit kan erop duiden dat de maker wilde laten zien dat Mercurius na de Vrede van Nijmegen ervoor zorgt dat de handel weer zou floreren. Engeland en Frankrijk hadden in de Hollandse Oorlog een aanslag gepleegd op economische machtspositie van de Republiek. Hoewel zij verzwakt was, was zij nog niet verslagen en kon het Nederlandse volk aannemen dat gouden tijden weer herleefden.

De vieringen na de Vrede van Rijswijk laten eerder een beeld van vreugde zien, dan dat men dacht dat de Gouden Eeuw van een halve eeuw daarvoor zou terugkeren. Zoals geschetst is dit ook terecht. Sinds 1688 had de Negenjarige Oorlog Europa in zijn greep gehouden. De “Allegorie op de Vrede van Rijswijk” (fig. 9) werd in november 1697 gemaakt naar aanleiding van de gesloten vrede. In het midden is Vrede afgebeeld met een olijftak in haar hand. Linksboven haar zweeft vrouwe Justitia met een weegschaal en een zwaard in haar hand. De andere personen staan symbool voor Eendracht, Oorlog en Voorzichtigheid en

30 Godsdienstigheid.88 Het lijkt of de maker van deze allegorie aan wil geven dat de vrede nu weliswaar over is en de vrede boven alles staat, maar dat voorzichtigheid geboden is. Het feit dat Godsdienstigheid op de allegorie is afgebeeld, zou kunnen betekenen dat men voorzichtig moest omgaan met religieuze kwesties die altijd op de achtergrond meespeelden.

De Vrede van Utrecht betekende het einde van een reeks oorlogen tussen de geallieerden en Frankrijk. Bijna een halve eeuw was de Republiek in oorlog met Frankrijk en in 1713 leek deze strijd eindelijk over. Lodewijk XIV had gegokt en verloren. Het beeld van vreugde en opluchting, zoals dat in de hierboven genoemde pamfletten is terug te zien, keert ook terug in de allegorie Zomer-vrede-jong-spel der dorpelinge (fig. 10).89 Maker Abraham Allard heeft de blijdschap na de Vrede van Utrecht afgebeeld. Hij heeft een grote groep boeren getekend, die zich bij een herberg in een dorp vermaakt met zingen, dansen en drinken. Onderaan staat

88 L. Scherm, Allegorie op de Vrede van Rijswijk, allegorie, 1697. 89 A. Allard, Zomer-vrede-jong-spel der dorpelinge, allegorie, 1713.

31 in het Frans “het landelijke feest van de vrede”, waarmee de maker wil aangeven dat dit feest op vele plekken in het land op deze manier gevierd werd. Zoals de pamfletten en liederen ook al lieten zien, speelt de florerende handel van de Gouden Eeuw een ondergeschikte rol. Men is blij met de vrede en is de strijd zat. Dat blijkt ook uit de tekst op de rechter vlag in het midden. Hierop wordt met “geWIGT” en “geTORI’d” verwezen naar de strijd tussen de Engelse politieke partijen. Een strijd die met koningin Anna van Engeland aan het begin van de achttiende eeuw weer was opgelaaid.90

Concluderend kan gezegd worden dat de vieringen rondom de Vrede van Nijmegen, Rijswijk en Utrecht verschillen en overeenkomsten vertonen. Het eerste verschil is dat de dankdagen naar aanleiding van de Vrede van Rijswijk en Utrecht op grote schaal zijn gevierd. Haks geeft aan dat er vanaf 1618 jaarlijks meerdere bede- en dankdagen zijn georganiseerd. Een overwinning van leger of vloot of het sluiten van vrede zou aanleiding geven voor een algemene dankdag.91 Hoewel de lutherse predikant Georguis Petri de Staten-Generaal in een schriftelijke brief heeft gevraagd een dankdag te organiseren naar aanleiding van de Vrede van Nijmegen, lijkt een omschrijving van de vieringen te ontbreken.92 Haks geeft wel aan dat in het vredesjaar 1679, aansluitend op de Vrede van Nijmegen, het uitschrijven van een bededag door de Staten-Generaal geheel achterwege is gelaten.93 Wat betreft het type media kan gezegd worden dat de uitingen bij alle vredes een multimediaal karakter hebben. Liederen, pamfletten, toneelstukken en allegorieën; via alle mogelijke wegen heeft men stilgestaan bij de vrede. Opvallend is hetgeen dat na het bestuderen van het bronmateriaal niet meer opvallend is: in alle bronnen worden goddelijke figuren gebruikt om de vrede te verbeelden.

Ook de vraag of de vieringen na het sluiten van de vredes de neergang van de Gouden Eeuw weerspiegelen, is in dit hoofdstuk beantwoord. Na de Vrede van Nijmegen dacht men dat de gouden tijden van voor de oorlog terug zouden keren. Dat deze vrede in 1678 minder gevierd lijkt te zijn dan de andere twee, zou kunnen komen door het feit dat men dacht alles weer snel op te kunnen pakken. De oorlog zou snel vergeten worden en de Republiek zou weer bloeien als voorheen. De vieringen na de Vrede van Rijswijk lijken grootschaliger. De Republiek is trots op de rol van Willem III en de vieringen laten dan ook een chauvinistisch beeld zien. De bronnen uit 1713 laten doorschemeren dat men wist dat de Gouden Eeuw over

90 W.A.F. Bannier, De Vrede van Utrecht (Stedelijk Gymnasium: Utrecht, 1913), 9. 91 Haks, 73.

92 Jeroen Salman, “Troebelen en tijdsordening: De actualiteit in zeventiende-eeuwse almanakken,” De

Zeventiende Eeuw 17, 1 (2001), 16.

32 was voor de Republiek. Men deed voorkomen hier niet over in te zitten; iedereen was blij met de vrede en was, na decennia lang oorlogvoeren, toe aan vrede.

In document ‘DE VREEDE IS TEGENWOORDIG’ (pagina 32-37)