• No results found

Het Rijksmuseum Twenthe in Enschede is in 1930 ontstaan uit de 140 schilderijen tellende kunstcollectie van textielfabrikant Jan Bernard van Heek.174 Tot midden jaren negentig vormde

dit kunstmuseum een combinatie met de Oudheidkamer Twente. Het einde van deze nauwe samenwerking betekende een nieuw verzamelbeleid voor het museum, dat aangepast werd op grond van het Rijksbeleid. Dit beleid stond spreiding van specialiteiten en periodes over de diverse Rijksmusea voor. Omdat de achttiende eeuw nog niet zo goed vertegenwoordigd bleek, werd dit het verzamelgebied van het Rijksmuseum Twenthe.175 Om deze periode goed te kunnen

174 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/ontstaan-geschiedenis-en-gebouw, geraadpleegd op

18 juni 2014.

37

vertegenwoordigen, ontving het museum bruiklenen van achttiende-eeuwse werken van de Rijksdienst Beeldende Kunst en van andere musea.176 Eén van deze musea was het Frans Hals

Museum in Haarlem, dat zich in 2005 geheel besloot te richten op de Gouden Eeuw en zodoende achttiende-eeuwse kunst kon missen.177 Samen met verschillende aankopen zorgden deze

bruiklenen ervoor dat het museum voortaan als enige museum in Nederland gespecialiseerd was in de achttiende eeuw. Een grootschalige verbouwing van het museum in de periode 1994 tot 1996 creëerde meer ruimte voor het tonen van grotere delen van de collectie.178 Zo kon de

afdeling achttiende eeuw in 1996 een eigen zaal toegewezen krijgen, waardoor het echt ‘een apart collectieonderdeel binnen de afdeling Oude Kunst’ werd.179

Deze focus op de achttiende eeuw bereikte in 2007 een hoogtepunt met de tijdelijke tentoonstelling Het jaar van de 18de eeuw en zette voort in 2008 met de twee tentoonstellingen

Joseph Benoît Suvée en het neoclassicisme en Cornelis Troost uit het Oudheidkundig Genootschap,

en de aankoop van twee achttiende-eeuwse portretten van de Zweedse schilder Alexander Roslin.180 Toen in 2008 Lisette Pelsers als nieuwe directeur van het Rijksmuseum Twenthe

aantrad, werd er in de twee daarop volgende jaren een nieuwe missie voor het museum opgesteld. Het museum ging zich minder richten op de achttiende eeuw en zich meer presenteren als ‘breed kunstmuseum’, waarin experimenteren belangrijker werd.181 ‘De

presentatie moet afwisselend zijn en ruimte bieden voor “verborgen” kunstwerken en verhalen’, is in het jaardocument 2010 te lezen.182 Ook bij het tonen van verhalen die nog niet vaak verteld

zijn, kwam men echter al snel uit bij de ondergeschoven achttiende eeuw. Daarnaast bleef het museum ook tijdens het nieuwe beleid nog kunst uit de achttiende eeuw aankopen, zoals het schilderij ‘Boomachtig landschap met een rustende herder bij een zonnig pad en schapen’ van de Britse kunstenaar Thomas Gainsborough, die sindsdien in ieder geval in drie tijdelijke

tentoonstellingen heeft gehangen.183 Deze twee factoren vormen dus een verklaring voor het

blijven verschijnen van tentoonstellingen over de achttiende eeuw na de visiewisseling.

176 Beleidsplan Rijksmuseum Twenthe 1997-2000, 29. Online te raadplegen:

http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

177 Pieter Biesboer, ‘De schilderkunst in Haarlem in de 18de eeuw’, Rijksmuseum Twenthe Magazine 1

(2007) afl. 1, 9.

178 Beleidsplan Rijksmuseum Twenthe 1997-2000, 5. Online te raadplegen:

http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

179 Ibidem, 30.

180 http://www.galeries.nl/en.asp?exponr=32970&artistnr=14408, geraadpleegd op 18 juni 2014 en

Jaarverslag Rijksmuseum Twenthe 2008, 7, 12, 31-32 en 37-38. Online te raadplegen: http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

181 E-mailwisseling met Josien Beltman, hoofd publieksactiviteiten van het Rijksmuseum Twenthe, 2 juni

2014 en Jaardocument Rijksmuseum Twenthe 2010, 4-5. Online te raadplegen: http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

182 Jaardocument Rijksmuseum Twenthe 2010, 4-5. Online te raadplegen:

http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

183 Jaardocument Rijksmuseum Twenthe 2010, 17 en Jaardocument Rijksmuseum Twenthe 2012, 9.

38

In 2012 werd ‘museumdokter’ Arnoud Odding aangesteld als nieuwe directeur. Onder zijn leiding ging het tentoonstellingsbeleid definitief op de schop.184 Het museum kent

tegenwoordig geen vaste opstelling van de collectie meer, maar slechts ‘meer of minder snel wisselende presentaties’.185 Het museum zal voortaan altijd tussen de vier en zes zeer van elkaar

verschillende tijdelijke tentoonstellingen aanbieden, die elk tussen de twee maanden en twee jaar zullen blijven staan. Dit zullen zowel tentoonstellingen met oude als moderne kunst zijn, waardoor er op elk moment voor ieder wat wils te zien is.186 En het museum kan dit doel ook

realiseren, want het heeft kunst in bezit die reikt vanaf de middeleeuwen tot het heden, hoewel minder dan een tiende van de hoeveelheid van bijvoorbeeld het Amsterdam Museum.187 De

focus op de achttiende eeuw is dus verdwenen. Desondanks staat er voor de toekomst sowieso nog één tentoonstelling gewijd aan de achttiende eeuw op het programma: Alexander Roslin

(1718-1793). Portrettist van de aristocratie, die in het najaar van 2014 zal openen.188 Dit zal te

maken hebben met het feit dat museum nog steeds een grote collectie kunst uit de achttiende eeuw bezit, onder andere bestaande uit portretten en genrestukken van Cornelis Troost en Adriaan de Lelie, Bijbelse en mythologische voorstellingen van Jacob de Wit en Nicolaas Verkolje, en Delfts aardewerk en porselein afkomstig uit Meissen en Loosdrecht.189

Van de tentoonstellingen die op dit moment in het museum te zien zijn, bevat er slechts één kunstwerken uit de achttiende eeuw: Paden naar het Paradijs. Een roman in twaalf zalen van

schrijver Atte Jongstra. Paden naar het paradijs is een fantasierijke tentoonstelling waarin

denkbeeldige vragen centraal staan waar de zogenaamde ‘neo-wetenschap’ zich mee bezig houdt, zoals: hoe komt men in het paradijs? Hoe ziet het er daar uit? En hoe is het daar

bijvoorbeeld met de hygiëne gesteld?190 De twaalf zalen van de tentoonstelling kennen elk een

thema, bijvoorbeeld ‘De inwendige ziel’, en zijn vervolgens zelf weer opgedeeld in zweverige sub thema’s, zoals ‘Uitbuikstudies’ en ‘Bloeistandbepaling’. De B-teksten, die in elke zaal hangen, ‘lijmen’ deze sub thema’s aan elkaar tot het grote thema van de zaal. Bij de sub thema’s

ontbreken helaas C-teksten om de boodschap te verduidelijken. Hoewel het de bedoeling is dat de audiotour dit doel vervult, roepen de veelal filosofische teksten meer vragen dan antwoorden op. Binnen elk sub thema zijn schilderijen en kunstvoorwerpen uit verschillende tijdsperiodes

http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2013/02/01/thomas-gainsborough-en-de-verbeelding- van-het-landschap-door-de-eeuwen-heen, geraadpleegd op 18 juni 2014.

184 Herman Haverkate, ‘Moderne museumdokter’, Tubantia (17 mei 2014).

185 Visiedocument ‘Rijksmuseum Twenthe. Het museum van de verbeelding’ 2012, 18. Online te

raadplegen: http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

186 Ibidem.

187 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/collectie/over-de-collectie, geraadpleegd op 18 juni 2014. 188 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2014/10/19/alexander-roslin-1718-1793-

portrettist-van-de-aristocratie, geraadpleegd op 18 juni 2014.

189 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/collectie/over-de-collectie, geraadpleegd op 18 juni 2014. 190 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2013/09/15/paden-naar-het-paradijs, geraadpleegd

39

geplaatst. Achttiende-eeuwse schilderijen hangen zodoende tussen twintigste-eeuwse tekeningen en abstract-moderne beelden. Hierdoor worden ze zodanig geïncorporeerd in de massa van kunstvoorwerpen, dat ze niet opvallen noch veel aandacht krijgen. De achttiende eeuw staat in deze opstelling dus op gelijke voet met kunst uit andere tijden. Slechts bij sommige subthema’s krijgen achttiende-eeuwse kunstvoorwerpen bijzondere aandacht, zoals bij het thema ‘Feestcommissie’ in zaal 9, die vijf achttiende-eeuwse prenten van straatverlichting en vuurwerk centraal stelt en de indruk wekt dat het paradijs er ongeveer zo uit moet zien.

De afgelopen tien jaar heeft het Rijksmuseum Twenthe echter veel tijdelijke

tentoonstellingen gehouden waarin de achttiende eeuw wel centraal stond. Deze zijn voor dit onderzoek van groter belang dan het huidige Paden naar het paradijs. De eerste die ik hier zal noemen is Paleizen voor prinsen en burgers uit 2005-2006, over Nederlandse architectuur:

‘Voor de achttiende-eeuwer was architectuur een middel om status en rijkdom te tonen, maar ook om (verlichte) ideeën over hervorming in praktijk te brengen of

wetenschappelijke, politieke en religieuze opvattingen uit te drukken.’191

Alleen al in het persbericht wordt het beeld van de achttiende-eeuwse hang naar uiterlijk vertoon dus genuanceerd. In 2007 wordt de achttiende eeuw in Nederland echter pas echt goed belicht met Het jaar van de 18de eeuw, een groot overzicht van achttiende-eeuwse schilderkunst in de noordelijke Nederlanden.192 Deze tentoonstelling was verdeeld in zes thema’s: ‘Gallery der

konstenaaren’ (over (zelf)portretten en het leven van kunstenaars), ‘Eigen huis en tuin’ (over inrichting en de huiselijke kring als thema in de schilderkunst), ‘Stad en land’ (over

landschapsschilderijen), ‘Normen en waarden’ (over deugden, opvoeding en onderwijs in moraliserende schilderijen), ‘Burgers en buitenlui’ (over portretten en conversatiestukken) en ‘Kunstkamers’ (over verzamelen, kunstkamers en genootschappen).193 De historische kant van

het leven in de achttiende eeuw werd hier dus belicht aan de hand van kunst, zoals dat past bij een kunstmuseum. Men hoopte dat de tentoonstelling ‘met zijn licht deze schaduw’ van de Gouden Eeuw zou verdrijven ‘en een ieder de ogen [zou] openen voor zijn menselijke charme.’194

In het magazine van het museum, waarvan het eerste nummer het thema van de tentoonstelling had aangenomen, wordt de achttiende eeuw zelfs beschreven als ‘een van de meest opwindende periodes ooit’.195 In de tentoonstelling is dan ook geprobeerd om het ‘gevoel’ van de eeuw zo

191 http://www.galeries.nl/mnexpo.asp?exponr=21058, geraadpleegd op 18 juni 2014. 192 Jaarverslag Rijksmuseum Twenthe 2008, 12. Online te raadplegen:

http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

193 Paul Knolle, ‘Het jaar van de 18de eeuw’, Rijksmuseum Twenthe Magazine 1 (2007) afl. 1, 2-7. 194 Biesboer, ‘De schilderkunst in Haarlem’, 15.

40

goed mogelijk op te roepen bij de bezoeker, door het in te richten als een kunstkamer.196 Een

reeks van lezingen over verschillende thema’s complementeerde het beeld van de veelzijdige, interessante achttiende eeuw dat het museum met deze tentoonstelling wilde uitdragen.197

Het jaar daarna volgden de twee reeds genoemde tentoonstellingen Joseph Benoît Suvée

en het neoclassicisme en Cornelis Troost uit het Oudheidkundig Genootschap. De eerste

tentoonstelling, over het neoclassicisme in de zuidelijke Nederlanden, was min of meer bedoeld als tegenwicht aan Het jaar van de 18de eeuw, dat op de noordelijke helft van het land focuste. ‘Portretschilder Joseph Benoît Suvée (1747-1807) speelde hierin een voortrekkersrol.’198 Ook

hier werden lezingen georganiseerd over neoclassicistische kunst en architectuur.199De

tentoonstelling Cornelis Troost toonde veertig tekeningen van deze Nederlandse schilder uit de achttiende eeuw, eveneens vergezeld van een lezing, die in het teken stond van zijn

‘veelzijdigheid’.200 Na een interval van twee jaar die waarschijnlijk veroorzaakt werd door de

beleidswisseling onder directeur Lisette Pelsers, zag 2011 de geboorte van weer een nieuwe tentoonstelling over de achttiende eeuw: Nicolaas Verkolje (1673-1746). De fluwelen hand. Dit was ‘de eerste grote overzichtstentoonstelling van de Nederlandse schilder Nicolaas Verkolje.’201

De tentoonstelling onderstreepte niet alleen het vakmanschap van Verkolje, maar verbond deze aan de vaak verguisde Franse rococokunst, waar Verkolje veel inspiratie vandaan haalde.202 Hij

werd beschreven als een groot meester, zijn schilderijen als ‘mooi’ en ‘levendig’.203 Zo werd dus

een positief beeld van de Franse invloed op de Nederlandse schilderkunst neergezet, een modern idee dat niet strookt met de het beeld van verfoeilijke verfransing uit oude literatuur.204

Hetzelfde jaar volgden er nog twee tijdelijke tentoonstellingen over de achttiende eeuw:

Portretgalerij en Thomas Gainsborough onthuld, waarin het reeds genoemde landschap van

Gainsborough centraal stond.205 In deze laatste werden de achttiende-eeuwse landschappen

echter gepresenteerd als nasleep van de kunst uit de Gouden Eeuw, wat enigszins afdoet aan het

196 Piet Hein Eek, ‘Over het ontwerp van het inrichtingsplan van Het jaar van de 18e eeuw’, Rijksmuseum Twenthe Magazine 1 (2007) afl. 1, 26-27.

197 ‘Lezingencyclus: Het jaar van de 18de eeuw’, Rijksmuseum Twenthe Magazine 1 (2007) afl. 1, 28-30. 198 Jaarverslag Rijksmuseum Twenthe 2008, 12-13. Online te raadplegen:

http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/jaarverslagen.

199 Ibidem, 13 en 25. 200 Ibidem, 37 en 46.

201 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2011/02/05/nicolaas-verkolje-1673-1746-de-

fluwelen-hand, geraadpleegd op 18 juni 2014.

202 Everhard Korthals Altes, ‘Nicolaas Verkolje en de Franse kunst’, in: Paul Knolle en Everhard Korthals

Altes ed., Nicolaas Verkolje 1673-1746. De fluwelen hand (Zwolle 2011) 36.

203 Paul Knolle, Noor van Leeuwen en Everhard Korthals Altes, ‘Nicolaas Verkolje, ‘Konstfenix’: zijn leven,

werk en reputatie’, in: Paul Knolle en Everhard Korthals Altes ed., Nicolaas Verkolje 1673-1746. De fluwelen

hand (Zwolle 2011) 19 en Paul Knolle en Everhard Korthals Altes ed., Nicolaas Verkolje 1673-1746. De fluwelen hand (Zwolle 2011) 68.

204 ‘Activiteiten Nicolaas Verkolje’, Muse 5 (2011) afl. 9, 14-15. Online te raadplegen:

http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/over-rmt/museummagazine-muse.

205 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2011/09/03/thomas-gainsborough-onthuld,

41

moderne, ‘geherwaardeerde’ beeld van de eeuw dat het museum met de vorige

tentoonstellingen wilde bereiken: de boodschap was dat men pas in de negentiende eeuw ‘weer “met eigen ogen” naar de natuur’ zou gaan kijken.206 Hoewel Portretgalerij niet alleen op de

achttiende eeuw gericht was, werd hier een positiever beeld van de achttiende-eeuwse kunst neergezet, als ‘ontspannen’, ‘verfijnd’ en ‘charmant’.207 In 2012 volgde nog een tentoonstelling

over portretten, die echter niet over Nederland ging: Ladies & Gentlemen. Portretten uit de Britse

Gouden Eeuw.208 Deze was ingedeeld aan de hand van thema’s als ‘family’, ‘high society’, ‘natuur’

en ‘liefde’. Wederom was kunst hier dus de leidraad om een beeld van de achttiende-eeuwse samenleving te geven.209 Het feit dat de achttiende eeuw getypeerd werd als de ‘Britse Gouden

Eeuw’, zegt impliciet echter ook iets over de rang van de Nederlandse achttiende eeuw, die de term ‘gouden’ moet missen. Hetzelfde jaar zette het museum ook nog een tentoonstelling over landschappen op, die tot in 2013 doorliep: Het ideaal als werkelijkheid. Landschappen uit het

Mauritshuis en het Rijksmuseum Twenthe. Hier waren (geïdealiseerde) landschappen uit zowel

de zeventiende als de achttiende eeuw te bewonderen.210 Het gevaar bij de combinatie van deze

twee eeuwen is echter altijd dat de nadruk komt te liggen op de zeventiende eeuw. Tot slot volgde in 2013 nog een laatste tentoonstelling over de combinatie van Gainsborough en het landschap: Thomas Gainsborough en de verbeelding van het landschap door de eeuwen heen.211

De centrale focuspunten lagen in alle tijdelijke tentoonstellingen dus op portretten en landschappen. Een derde thema, dat niet vaak het onderwerp is van een eigen tentoonstelling, maar toch op meerdere plaatsen om de hoek komt kijken, is (binnenhuis)architectuur. Deze drie thema’s leggen tezamen de focus op kunst (wat logisch is, omdat het Rijksmuseum Twenthe een kunstmuseum is) en in mindere mate op geschiedenis. Dit kan men verderop in dit onderzoek ook bij het Rijksmuseum Amsterdam terug zien. Bij een concentratie op kunst ligt echter altijd het gevaar op de loer van een al te esthetische presentatie, die geen recht doet aan de historische realiteit. Dit gevaar heeft het Rijksmuseum Twenthe de afgelopen tien jaar voor het grootste deel goed weten af te wenden. Hoewel portretten bijvoorbeeld bij uitstek gebruikt kunnen worden als toonbeeld van de achttiende-eeuwse ijdelheid en nadruk op uiterlijk vertoon, zet het museum de kunst juist neer als teken van ‘zelfverbetering: het cultiveren van innerlijke en

206 Paul Knolle, ‘Droomaankoop wordt werkelijkheid. Landschap van Thomas Gainsborough’, Muse 5

(2011) afl. 10, 10.

207 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2011/03/17/portretgalerij, geraadpleegd op 18 juni

2014.

208 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2012/03/31/ladies-gentlemen-portretten-uit-de-

britse-gouden-eeuw, geraadpleegd op 18 juni 2014.

209 http://www.tubantia.nl/doe-mee/gratis-naar-lezersmiddag-in-rijksmuseum-twenthe-1.1730114,

geraadpleegd op 5 juni 2014.

210 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2012/10/13/het-ideaal-als-werkelijkheid-

landschappen-uit-het-mauritshuis-en-rijksmuseum-twenthe-2, geraadpleegd op 18 juni 2014.

211 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2013/02/01/thomas-gainsborough-en-de-

42

uiterlijke beschaving’.212 Zo wordt ook aan landschappen (die blijk geven van vakmanschap) en

architectuur (als uiting van verlicht gedachtegoed) een positieve, intellectuele draai gegeven. Het Rijksmuseum Twenthe is dus vanaf de jaren negentig begonnen aan een opmars in aandacht voor de achttiende eeuw. Dit resulteerde de afgelopen tien jaar in een aantal

inhoudelijk zeer sterke tentoonstellingen, die zich tot grofweg 2012 uitstrekten. Zowel kwantitatief als kwalitatief gaven deze een beeld van de achttiende eeuw als bruisende, interessante tijd, dat beantwoordde aan het moderne academische beeld van de laatste

decennia. De tijdelijke tentoonstellingen na 2012 waren, waarschijnlijk als gevolg van een nieuw beleid van directeur Arnoud Odding, steeds minder op de (Nederlandse) achttiende eeuw gericht. In de twee meest recente overzichtstentoonstellingen werd de eeuw gecombineerd met andere periodes, waardoor het tijdperk vanzelfsprekend minder aandacht kreeg. Het is echter prijzenswaardig dat het museum ondanks de visiewisselingen in 2009-2010 en 2012 nog steeds aandacht voor de achttiende eeuw heeft, al is het dan slechts in combinatietentoonstellingen. Het is te hopen dat het museum dit in de toekomst blijft volhouden, te beginnen met de tentoonstelling Alexander Roslin in 2014 en 2015, die nu al spreekt van de ‘fascinerende, soms dramatische, intrigerende, prachtige historische en persoonlijke verhalen’ van de door Roslin geportretteerden.213 Het museum heeft in ieder geval met zijn grote hoeveelheid kennis en brede

achttiende-eeuwse kunstcollectie de juiste middelen in handen.