• No results found

Het Rijksmuseum Amsterdam is als museum van het nationale verleden het perfecte product van het tot ontwikkeling komen van nationale en historische gevoelens in de late achttiende en de negentiende eeuw.214 Toen het museum in 1800 voor het eerst geopend werd, was het nog

gevestigd in Huis ten Bosch in Den Haag. Acht jaar later verhuisde het naar Amsterdam, waar het achtereenvolgend gehuisvest werd in het Paleis op de Dam en het Trippenhuis aan de

Kloveniersburgwal.215 In 1885 opende het huidige neogotische gebouw naar ontwerp van

architect Pierre Cuypers op het Museumplein zijn deuren. De uitgebreide decoratie van het pand was een lofzang op de geschiedenis van Nederland. In de jaren na de opening was het museum één grote ‘eregalerij’ met als doel om vooral de zestiende- en zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst in al haar grootsheid aan ‘heel een natie’ te tonen.216 De werkelijke eregalerij had

212 Josien Beltman, Bezoekersgids Rijksmuseum Twenthe (Antwerpen 2009) 54.

213 http://www.rijksmuseumtwenthe.nl/nl/agenda/2014/10/19/alexander-roslin-1718-1793-

portrettist-van-de-aristocratie, geraadpleegd op 18 juni 2014.

214 Frans Grijzenhout, ‘Historische en a-historische klanken. De presentatie van oude kunst in Nederlandse

musea’, in: Riet de Leeuw ed., De kunst van het tentoonstellen. De presentatie van beeldende kunst in

Nederland van 1800 tot heden (Amsterdam 1991) 63.

215 https://www.rijksmuseum.nl/nl/organisatie/geschiedenis, geraadpleegd op 19 juni 2014. 216 Grijzenhout, ‘Historische klanken’, 62.

43

acht kabinetten en bereikte in de Rembrandtzaal, waar de Nachtwacht en enkele

schuttersstukken hingen, een hoogtepunt.217 Vijftig jaar later zag het museum er al weer heel

anders uit, als gevolg van een radicale herinrichting die was gestart in 1921, onder leiding van directeur Frederik Schmidt-Degener. Hierbij werden de uitvoerige decoraties (onder andere schilderingen) grotendeels verwijderd, onder invloed van de nieuwe kernwoorden ‘rust’ en ‘symmetrie’. Het museum kreeg een gemengde opstelling, waarin schilderkunst gecombineerd werd met beeldhouwwerken en producten van kunstnijverheid die uit dezelfde tijd afkomstig waren. Dit op basis van Schmidt-Degeners geloof in de samenhang van alle kunsten. Bezoekers zouden voortaan een chronologisch pad moeten volgen, dat leidde vanaf de primitieve schilders uit de noordelijke Nederlanden, via de vroeg-zeventiende-eeuwse schilderkunst naar de

Nachtwacht. Daarna volgde een tweede gedeelte van de rondgang met latere Rembrandts.218

Het honderdjarig jubileum van het Rijksmuseum in 1985 gaf aanleiding tot een

gedeeltelijke terugkeer naar de oorspronkelijke inrichting van de eregalerij en de reconstructie van kleine delen van Cuypers’ decoratieve schilderingen.219 Sinds 2003 is het museum begonnen

aan de meest recente verbouwing, waarbij ook een groot deel van de rest van het museum is teruggebracht naar Cuypers’ originele staat. Een deel van het museum bleef de hele tijd open:

‘Onder de slogan “Wegens verbouwing geopend” heeft het Rijksmuseum de afgelopen jaren getracht, ondanks de beperkingen die de ingrijpende verbouwing en renovatie ons opleggen, een stevige band met zijn publiek te waarborgen. Naast de tijdelijke

presentatie van De Meesterwerken werd het aanbod regelmatig verlevendigd door tentoonstellingen in de Philipsvleugel en elders.’220

Het Rijksmuseum had voor deze tentoonstellingen ‘elders’ tien satellietpresentaties tot zijn beschikking, waarvan er vier (Antwerpen, Apeldoorn, Assen en Dordrecht) al in 2007 werden beëindigd.221 Eén van deze dependances staat nog steeds op luchthaven Schiphol, achter de

paspoortcontrole. In de tentoonstellingen daar, die logischerwijs vooral op toeristen gericht zijn, staat ‘elk kwartaal (…) een ander, typisch Nederlands thema centraal en worden 10 Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw tentoongesteld.’ Op dit moment is dat Typically Dutch.222

Het Rijksmuseum zelf is in 2013 in ‘de oorspronkelijke structuur van Cuypers’ weer geopend. Kunst, geschiedenis en objecten van kunstnijverheid zijn wederom in een gemengde,

217 Ibidem.

218 Ibidem, 63,66 en 70. 219 Ibidem, 67.

220 Jaarverslag Rijksmuseum Amsterdam 2007, 18. Online te raadplegen:

https://www.rijksmuseum.nl/nl/organisatie/jaarverslagen.

221 Ibidem, 24.

44

chronologische opstelling te zien.223 Desondanks hoeft men de afdelingen, die opgedeeld zijn in

eeuwen, niet allemaal chronologisch af te lopen, maar kan men ook direct naar de eeuw gaan die zijn of haar interesse heeft. Tot 1 mei 2014 werden er dagelijks instaprondleidingen gegeven door alle verschillende afdelingen, maar deze zijn sinds die datum afgeschaft (alleen groepen van meer dan vijftien personen kunnen deze nog reserveren) en vervangen door rondleidingen over slechts drie thema’s: ‘Rijksmuseum hoogtepunten’, ‘Rijksmuseumgebouw’ en ‘17e eeuw:

eeuw van Rembrandt en Vermeer’. Ook de rondleidingen door de afdeling achttiende eeuw – die beschreven wordt als ‘frivole (…) Pruikentijd’ doordrenkt van een ‘liefde voor luxe’ – hebben hier helaas onder moeten lijden.224 En alsof het hierdoor nog niet duidelijk genoeg mag zijn op

welke onderwerpen de focus van het museum ligt, heeft ook de gratis Rijksmuseum applicatie voor smartphones momenteel slechts tours door deze deelgebieden en informatie over

‘kunstwerken op verdieping 2, de 17de eeuw. Later komen daar andere eeuwen bij.’225

De afdeling achttiende eeuw lijkt niet alleen op deze gebieden een ondergeschoven kindje te zijn, maar ook qua locatie in het museum. De eeuw is voor de bezoeker namelijk niet snel en duidelijk te lokaliseren, en deelt bovendien de verdieping met de negentiende eeuw, waardoor de afdeling twee keer zo weinig ruimte heeft als zowel de zeventiende als de twintigste eeuw. Er is dan ook steevast minder publiek aanwezig dan in de eregalerij, wat natuurlijk ook verklaard kan worden door de bekendheid van de kunstwerken die daar hangen. De afdeling achttiende eeuw ziet er op het eerste gezicht sfeervol, visueel aantrekkelijk en tot in de puntjes afgewerkt uit. De combinatie van de grauw gekleurde muren en de doordachte plaatsing van de verlichting zorgt ervoor dat de kunstobjecten gelijk opvallen en qua kleur geheel tot hun recht komen.

De afdeling bestaat uit elf genummerde zalen, die in sommige gevallen eigenlijk meerdere zalen onder één nummer bevatten. Elke zaal heeft één of meerdere thema’s, die duidelijk worden gemaakt door zowel B-teksten als aanwijzingen op de plattegrond. Zaal 1.1 heeft als thema ‘Burgers en regenten’, zaal 1.2 kent de thema’s ‘Rococo in Nederland’ en ‘Stadhouder Willem IV’, zaal 1.3 is geheel gewijd ‘Aan het Ottomaanse hof’. Zaal 1.4 gaat over ‘Europese hofkunst’, zaal 1.5 over ‘Nederland overzee’. Zaal 1.6 en 1.7 zijn speciaal, want deze kennen twee achttiende-eeuwse stijlkamers: een ongemeubileerde ‘Amsterdamse

grachtenkamer’ in rococostijl in zaal 1.6 en een compleet gemeubileerde ‘Haarlemse

ontvangstkamer’ in neoclassicistische stijl in zaal 1.7. Zaal 1.8, op de plattegrond simpelweg

223 https://www.rijksmuseum.nl/nl/organisatie/geschiedenis, geraadpleegd op 19 juni 2014. 224 https://www.rijksmuseum.nl/nl/nu-in-het-museum/rondleidingen en

https://www.rijksmuseum.nl/nl/nu-in-het-museum/rondleidingen/18de-eeuw, beide geraadpleegd op 19 juni 2014 en telefoongesprek met baliemedewerker van het Rijksmuseum Amsterdam op woensdag 4 juni 2014.

225 Applicatie Rijksmuseum, geraadpleegd op 19 juni 2014. Deze applicatie is gratis te downloaden in de

45

aangeduid als ‘Prenten’, toont een wisselende opstelling van achttiende-eeuwse (Aziatische) prenten. Op het moment van schrijven is het onderwerp daar ‘Seks’. Het thema van zaal 1.9 is wederom ‘Europese hofkunst’, maar dan op een later moment in de geschiedenis dan in zaal 1.4. Zaal 1.10 kent twee boeiende thema’s: ‘De verlichting in Nederland’ en ‘Stadhouder Willem V en de revolutie’, en zaal 1.11 tot slot weer één thema: ‘Schilderijen’. De afdeling is dus zowel chronologisch als thematisch geordend: de zalen hebben thema’s, maar deze worden op chronologische volgorde behandeld. De zaalthema’s hebben een aantal zaken met elkaar gemeen. Zo worden binnen alle thema’s door middel van objecten kunst en geschiedenis

gecombineerd. Een tweede overeenkomst is dat binnen deze indeling kunst de meeste aandacht krijgt. Tot slot bieden alle thema’s de gemengde presentatie van schilderijen en

(kunstnijverheids)objecten die zo typerend is voor het Rijksmuseum. Het is echter opvallend dat deze afdeling bovengemiddeld veel meubilair toont, dat soms geen ander doel lijkt te dienen dan om de zaal te vullen. Deze worden door het museum zelf echter vaak als topstukken gezien, zo blijkt uit het boekje Rijksmuseum Amsterdam. Topstukken uit de collectie. Hier wringt dus iets, omdat dit voor de bezoeker van de afdeling niet helemaal duidelijk wordt. Kunstnijverheid (porselein, glaswerk, zilverwerk, uurwerken en meubilair) die in dit boek naast meubilair aangeduid wordt als hoogtepunt, staat voor het grootste gedeelte ook on display.226 Het is

bewonderenswaardig dat het Rijksmuseum, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Amsterdam Museum, veel van zijn topstukken aan het publiek wil tonen.

Een korte A-tekst die vooral de internationale politiek en kunst behandelt is het enige dat de bezoeker de afdeling achttiende eeuw binnen leidt. De thematische B-teksten in de zalen zijn overwegend objectief, maar verwijzen naar mijn mening te vaak terug naar de Gouden Eeuw om de achttiende eeuw op eigen waarde te kunnen beoordelen. De B-tekst ‘Schilderijen’, die bij de laatste zaal hoort, verwijst bijvoorbeeld terug naar de invloed van de zeventiende eeuw op de achttiende-eeuwse schilderkunst en vooruit naar de romantiek van de negentiende eeuw. Het enige dat in deze tekst als eigen aan de achttiende-eeuwse kunst wordt gepresenteerd, is de liefde voor het tentoonspreiden van welvaart.227 Een niet al te positief beeld van materialisme en

een gebrek aan creativiteit. Daarnaast is de meerderheid van alle B-teksten, en daarmee de meerderheid van alle thema’s en tentoongestelde objecten, gericht op vorstenhoven. Voornamelijk Europese vorstenhoven, die beheerst werden ‘door het hof van de Franse koningen in Versailles en het keizerlijke hof in Wenen’, maar in zaal 1.3 ook het Ottomaanse hof.228 Het leven van de ‘gewone’ achttiende-eeuwer komt totaal niet aan bod. Wellicht logisch

voor een kunstmuseum, aangezien er vaak alleen kunstobjecten uit de hogere klassen zijn

226 Rijksmuseum Stichting ed., Rijksmuseum Amsterdam. Topstukken uit de collectie (Amsterdam 1995). 227 B-tekst ‘Schilderijen’, Rijksmuseum Amsterdam, zaal 1.11.

228 B-tekst ‘Europese hofkunst’, Rijksmuseum Amsterdam, zaal 1.4 en B-tekst ‘Aan het Ottomaanse hof’,

46

overgeleverd, maar een gebrek voor een historisch museum, dat het Rijksmuseum eveneens tracht te zijn.229 Kernwoorden die in veel B-teksten terugkomen zijn dan ook niet heel

verrassend: de termen ‘hofcultuur’, ‘hofkunst’, ‘vorstenhoven’, ‘welvaart’, ‘Gouden Eeuw’, ‘interieur’, ‘decoratie’, ‘rococo’ en ‘neoclassicisme’ voeren de boventoon.

De langere D-teksten bij objecten gaan echter wat dieper in op de context van de achttiende eeuw en kunnen de bezoeker interessante informatie bieden. Bij sommige objecten zijn zelfs ‘Meer zien’ kaarten beschikbaar gesteld met extra informatie. Een goed streven, het is echter maar de vraag of bezoekers deze überhaupt lezen met zoveel objecten om zich heen die ze kunnen bekijken. Objecten die, zoals gezegd, op een prachtige manier in de ruimte geplaatst zijn, waardoor de focus van de afdeling niet naar de (kunst)historische inhoud, maar naar de esthetiek van de kunstobjecten toegetrokken wordt. De tekstbordjes komen door deze esthetische vormgeving niet helemaal uit de verf, en de bezoeker die de veelheid aan bordjes niet zal lezen, zal een beeld van de achttiende eeuw meekrijgen dat gebaseerd is op de op

uiterlijk vertoon gerichte levenswijze van de vorstenhoven en de regentenelite, gedemonstreerd door het tentoonstellen van hun voorwerpen. Een beeld van ongebreidelde rijkdom, luxe en schoonheid, dat nergens aangevallen wordt op de representativiteit voor de gehele Nederlandse achttiende eeuw. Kortom, een beeld waarin de term ‘Pruikentijd’ luid en duidelijk resoneert.

Of dit beeld uit de huidige afdeling achttiende eeuw ook doorklonk in de tijdelijke tentoonstellingen van de afgelopen tien jaar, is lastig na te gaan omdat het museumarchief betreffende deze periode nog niet is vrijgegeven voor publiek.230 Informatie over deze

tentoonstellingen valt dus slechts uit de jaarverslagen van het museum te halen, waarin in de meeste gevallen helaas niet meer informatie gegeven wordt dan de titel, begin- en einddatum en de medewerkers van de tentoonstelling.231 Zo is het vaak niet duidelijk of er kunstwerken uit de

achttiende eeuw in een bepaalde tentoonstelling voorkwamen, laat staan wat het beeld van de achttiende eeuw was dat hiermee opgeroepen werd. Enkele tentoonstellingen in de dependance op Schiphol waar de achttiende eeuw mogelijk aan bod is gekomen, zijn Winter in Holland uit 2004 en 2005 (‘Winteruitbeeldingen van Bruegel tot Breitner’),232 Dutch windmills, art and

industry uit 2005 (waar onder andere ‘een ingenieus 18de-eeuws model van een houtzaagmolen’

te zien was),233 Flowers from the Rijksmuseum collection uit 2005 en 2006234 en tot slot Dutch

229 https://www.rijksmuseum.nl/nl/organisatie/visie-en-missie, geraadpleegd op 20 juni 2014. 230 E-mailwisseling met Andrea Coerdt, medewerker archief van het Rijksmuseum Amsterdam, 2 juni

2014.

231 Jaarverslagen Rijksmuseum Amsterdam 2004-2012. Online te raadplegen:

https://www.rijksmuseum.nl/nl/organisatie/jaarverslagen.

232 Jaarverslag Rijksmuseum Amsterdam 2005, 20 en http://www.codart.nl/exhibitions/details/818/,

geraadpleegd op 20 juni 2014.

233 Jaarverslag Rijksmuseum Amsterdam 2005, 20 en http://www.codart.nl/exhibitions/details/952/,

geraadpleegd op 20 juni 2014.

47

boys at Schiphol uit 2012 (schilderijen en beeldhouwwerken ‘geven een beeld van hoe jongens

werden vereeuwigd in de 17de, 18de en 19de eeuw’).235 De achttiende eeuw wordt hier dus

telkens gecombineerd met kunst uit de zeventiende en soms negentiende eeuw. Aangezien de focus van het Rijksmuseum onbetwist op de Gouden Eeuw ligt, zal deze tijd hoogstwaarschijnlijk ook in de genoemde tijdelijke tentoonstellingen de boventoon gevoerd hebben.

Hoewel het Rijksmuseum Amsterdam zichzelf dus ziet als nationaal museum van zowel kunst als geschiedenis (‘Als nationaal instituut biedt het Rijksmuseum een representatief overzicht van de Nederlandse kunst en geschiedenis vanaf de Middeleeuwen’, is te lezen op de website), ligt de focus wat betreft de achttiende eeuw duidelijk op de kunst.236 En binnen deze

kunst zijn twee thema’s te ontwaren die door de gehele afdeling telkens terugkeren: hofkunst en –cultuur en de inrichting van het interieur. De focus op kunst creëert een esthetische opstelling van de museumobjecten, die in de presentatie de vorm duidelijk boven de inhoud verkiest. Dit mag in de B- en D-teksten dan wel anders zijn, de vorm is toch van grote invloed op de ervaring van de bezoeker. Daarnaast staat de zeventiende eeuw voor het Rijksmuseum duidelijk op een hoger plan dan de achttiende, zo blijkt niet alleen uit de indeling van het museum, het aanbod van rondleidingen en de thema’s van tijdelijke tentoonstellingen, maar ook uit het feit dat er in teksten van de afdeling achttiende eeuw constant terugverwezen wordt naar de zeventiende. De kwantitatieve presentatie van de achttiende eeuw blijft dan ook duidelijk achter bij die van de zeventiende, en ook de kwalitatieve presentatie in de permanente opstelling laat te wensen over. Hoewel er weinig gesproken wordt in termen van het traditionele beeld van achteruitgang, geven de esthetische presentatie en focus op de gegoede klassen een vertekend beeld van de achttiende eeuw als tijd van weelde en ijdelheid, waarin op bijvoorbeeld politiek gebied weinig gebeurde dat echt van belang was, behalve aan het einde van de eeuw. Deze tijd van patriotten en revoluties krijgt op historisch gebied meer aandacht dan de rest van de eeuw, die het vooral van een kunsthistorische benadering moet hebben. Zo bevestigt de vaste opstelling een

traditioneel historiografisch beeld dat veel mensen nog steeds van de eeuw zullen hebben. Om verbetering aan te brengen in dit beeld zou het Rijksmuseum de focus op kunst kunnen verleggen naar een focus die in grotere mate ook de geschiedenis omvat, zoals het museum belooft. Om de geschiedenis meer in de vaste opstelling te betrekken zouden ook de minder esthetische objecten, die wellicht het verhaal van de geschiedenis wel beter vertellen, uit het depot gehaald moeten worden, zo het museum deze in bezit heeft. Hiervoor zal het museum de (haast obsessieve) focus op schoonheid deels los moeten laten. Door het niet meer uitsluitend tonen van deze objecten uit het bezit van de rijken der samenleving, valt gelijk de noodzaak weg om de afdeling slechts op hen te richten. Ook vraagt het betrekken van de geschiedenis in de

235 http://www.codart.nl/exhibitions/details/2775/, geraadpleegd op 20 juni 2014.

48

vaste opstelling om een verdieping van de aangeboden historische informatie, in de vorm van inhoudelijk sterke B- en C-teksten. De thema’s van deze teksten zouden niet meer voornamelijk kunsthistorisch van aard moeten zijn, maar ook historisch. Het museum zal een goede balans moeten zien te vinden tussen deze historische en kunsthistorische kennis om aan de eigen missie te kunnen voldoen en de achttiende eeuw naar de historische werkelijkheid te kunnen presenteren. Dit zal er echter in de nabije toekomst niet van komen, omdat de achttiende eeuw niet tot het centrale focusgebied van het museum behoort (en dit waarschijnlijk ook niet snel zal doen) en de kunsthistorische essentie nog altijd leidend is voor het museumbeleid.