• No results found

Museum het Valkhof lijkt op het eerste gezicht een vreemde eend in de bijt van dit onderzoek, omdat het voornamelijk bekend staat als archeologisch museum. Het museum is echter in deze selectie opgenomen, omdat het in 2013 de tentoonstelling Uit de plooi. De 18e eeuw in beweging organiseerde, de meest recente grote overzichtstentoonstelling van de achttiende eeuw in Nederland. Het museum is in 1998 ontstaan als samensmelting tussen het Nijmeegs Museum Commanderie van Sint Jan, dat zowel oude als moderne kunst in bezit had, en het Museum G.M. Kam, bekend om zijn grote archeologische collectie. Op 14 september 1999 werd de moderne nieuwbouw aan het Kelfkensbos geopend, waar het museum tegenwoordig nog steeds gehuisvest is. Op deze plaats lag ooit een Romeinse versterking, waarop in de middeleeuwen zowel Karel de Grote, keizer van het Frankische Rijk, als Frederik I Barbarossa, keizer van het Heilige Roomse Rijk, hun kastelen lieten bouwen.237

‘Museum Het Valkhof onderscheidt zich wat de collecties betreft in een aantal opzichten van andere, vergelijkbare musea. Kenmerkend zijn allereerst de grote omvang en betekenis van de archeologische verzameling. (…) De collectie oude kunst en

kunstnijverheid weerspiegelt vooral de historische ontwikkeling van stad en regio. (…) De verzameling [moderne kunst] biedt een representatief [nationaal] beeld van de schilderkunst in Nederland sinds de jaren 60 van de 20ste eeuw’.238

Museum het Valkhof kent dus drie verzamelgebieden, op basis waarvan het tot 2013 naast de vaste opstelling elk jaar twee of drie grote tijdelijke tentoonstellingen in elkaar zette:

237 http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/geschiedenis/78-geschiedenis.html en

http://www.collectiegelderland.nl/musea/museumhetvalkhof, beide geraadpleegd op 21 juni 2014.

238 Collectieplan Museum het Valkhof 2010-2013, 6. Online te raadplegen:

49

‘Archeologie’, ‘Oude kunst en kunstnijverheid’ en ‘Moderne en hedendaagse kunst’.239 Binnen het

verzamelgebied oude kunst, waar ook de achttiende eeuw onder valt, vormen de deelcollecties ‘Werken op papier’, ‘Kunstnijverheid’ en ‘Munten en penningen’ het gros van de collectie.240

De afgelopen tien jaar is het museum een nieuwe koers ingevaren met het organiseren van zogenaamde tijdelijke blockbuster tentoonstellingen, zoals een tentoonstelling over de gebroeders Van Limburg uit 2005 en De laatste uren van Herculaneum uit 2006 en 2007. Omdat deze twee tentoonstellingen zo succesvol waren, heeft het museum voor de beleidsperiode 2009 tot 2012 geprobeerd om onder het motto ‘van voorwerpen naar verhalenmuseum’ het

bezoekersaantal van 100.000 bezoekers per jaar te handhaven. Dit door middel van tijdelijke tentoonstellingen als Luxe en decadentie uit 2008 en 2009 en De wereld van Katharina uit 2009. Ietwat teleurstellende cijfers zorgden ervoor dat het museum deze koers vanaf 2013 weer deels heeft laten varen.241 De komende jaren zal het museum jaarlijks niet meer op twee of drie

blockbusters focussen, maar op jaarprogramma’s met elk jaar één grote ‘publiekstrekker’ en een

aantal kleinere tentoonstellingen gecombineerd met publieksactiviteiten. Daarnaast staat er in de nabije toekomst ook een verbouwing en herinrichting van het museum op het programma, evenals een nieuwe (semi) permanente tentoonstelling met de titel Het verhalenmuseum, die er samen met de nieuwe jaarprogramma’s voor moeten zorgen dat het museum vanaf medio 2016 kan doorgroeien naar 120.000 bezoekers in het jaar 2020.242

Museum het Valkhof kent dus een speciale focus op archeologie, en dan vooral van de eigen regio. In dit opzicht heeft het museum wel wat weg van het Amsterdam Museum, dat ook voornamelijk op de eigen stad gericht is. Als gevolg hiervan wordt de achttiende-eeuwse kunst (op een schilderij van Hendrik Hoogers, een zilveren vaas met koelvat en twee tekeningen van de Valkhofburcht na, die in de museumcatalogus genoemd worden) dan ook niet als hoogtepunt van de collectie beschouwd.243 En dit is duidelijk terug te zien in de vaste opstelling. Deze

permanente opstelling op de eerste verdieping is ingedeeld in drie thema’s die corresponderen met de drie verzamelgebieden: ‘Archeologie’, ‘Oude kunst’ en ‘Moderne kunst’. Het wordt in de opstelling echter nergens (door middel van bijvoorbeeld een titel, A-tekst, muur- of

grondkleuren) duidelijk gemaakt waar het ene thema overgaat in het volgende. Alleen aan de objecten is het te natuurlijk te zien, maar het is maar de vraag in hoeverre het publiek dit meteen opmerkt. De afdeling oude kunst beslaat vier zalen (zaal 9, 10, 11 en 12) van de in totaal

239 Beleidsplan Museum het Valkhof 2009-2012, 10 en Collectieplan Museum het Valkhof 2010-2013, 3.

Online te raadplegen: http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/jaarverslagbeleidsplan.html.

240 Collectieplan Museum het Valkhof 2010-2013, 12. Online te raadplegen:

http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/jaarverslagbeleidsplan.html.

241 Beleidsplan Museum het Valkhof 2013-2016, 1. Online te raadplegen:

http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/jaarverslagbeleidsplan.html.

242 Ibidem, 2.

50

zeventien zalen van de vaste opstelling. Het archeologische gedeelte neemt het dubbele aantal zalen in beslag. Men kan elk van de vier zalen onafhankelijk binnenkomen en weer verlaten zonder de andere drie te bezichtigen. Een duidelijke route door de vaste opstelling ontbreekt namelijk en in combinatie met de verwarrende indeling van het gebouw zorgt dit voor een onsamenhangend geheel. Zalen die chronologisch en thematisch gezien niet met elkaar verbonden zouden moeten zijn, zijn dat wel en vice versa. De zaalnummers sluiten bovendien niet op elkaar aan. Dit kan expres gedaan zijn, maar hierdoor valt het chronologische effect van de indeling in de drie afdelingen wel haast geheel weg.

Niet alleen in de indeling, maar ook in de objectpresentatie is elke vorm van ordening afwezig. De vier zalen van de afdeling oude kunst kennen, op zaal 9 na, die gewijd is aan ‘Het Valkhof’, geen eigen thema’s en B-teksten. Hierdoor staan objecten van allerlei verschillende kunstvormen en uit allerlei verschillende tijdsperiodes zonder enige samenhang door elkaar. Zaal 10, die op het eerste gezicht aan de late middeleeuwen en religie gewijd lijkt te zien, herbergt dan ineens vitrines vol met achttiende-eeuws zilverwerk. In zaal 11, waar vooral negentiende-en twintigste-eeuwse (romantische) landschappen aan de muur hangen, is geen enkel object uit de achttiende eeuw aanwezig. Pas in zaal 12 loopt de bezoeker de achttiende eeuw tegen het lijf. Deze zaal bestaat uit drie muren met schilderijen en daar tegenover een vitrine die de gehele wand beslaat en doorloopt in de aansluitende zalen 8 en 17 (let op de afwijkende nummering). Aan de muren hangen portretten uit de zeventiende tot de negentiende eeuw, waaronder twee individuele portretten en een gezinsportret uit de achttiende eeuw. Tegen een wand van de muur staat tot slot nog een staand horloge uit circa 1760-1780. In de vitrine staan objecten van allerlei soorten en maten bij elkaar, die weinig meer met elkaar te maken lijken te hebben dan dat veel ervan gericht zijn op de geschiedenis van Nijmegen en de Valkhofburcht. Hierbij staan ook twee porseleinen portretbustes van de Franse koning Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie Antoinette, en twee achttiende-eeuwse emmers van de Nijmeegse brandweer. Samen met de drie portretten en het horloge, het zilverwerk in zaal 10 en een klein marmeren gedenksteentje voor stadhouder Willem V in zaal 9 vormen dit de enige achttiende- eeuwse objecten die het museum in de vaste opstelling tentoongesteld heeft staan.

In combinatie met het schrijnende gebrek aan A-, B- en C-teksten zorgt dit geringe aantal objecten voor een moeilijkheid in het bepalen van het beeld dat uitgedragen wordt van de achttiende eeuw. Men zou echter kunnen argumenteren dat juist deze afwezigheid een beeld creëert van een eeuw die er niet toe doet en die gemakkelijk overgeslagen kan worden in het vertellen van de geschiedenis. Het is aannemelijk dat de bezoeker de geringe tentoongestelde achttiende-eeuwse kunstobjecten door de onsamenhangende massa waarin ze geplaatst zijn, niet eens onthouden zal hebben als hij of zij thuiskomt. Laat staan dat de bezoeker meer kennis en begrip zal hebben gekregen van deze periode. Zo zal het traditionele, statische beeld van de

51

achttiende eeuw als oninteressante ‘tussentijd’ natuurlijk in stand worden gehouden, ware het niet dat het museum ook tijdelijke tentoonstellingen over de achttiende eeuw georganiseerd heeft. In 2011 en 2012 vertelde Geschiedenis in beeld: Atlas Van Druijnen het verhaal van Jan Wagenaars achttiende-eeuwse prenten, die op eigentijdse wijze de geschiedenis van Nederland vanaf de Germanen tot de achttiende eeuw uitbeelden. Omdat sommige prenten duidelijk afkomstig zijn uit de fantasie, vertellen ze zo veel over de tijd waarin ze gemaakt zijn.244

In 2013 was het gehele museum bovendien in de ban van de achttiende eeuw, met de tentoonstelling Uit de plooi. De 18e eeuw in beweging.245 Op deze tentoonstelling, die, zoals de

titel al doet vermoeden, geheel aan de achttiende eeuw gewijd was, werd namelijk het hele museum aangepast. De museumwinkel werd in stijl gebracht door de muren te behangen met een patroon gebaseerd op het snijwerk van een object uit de tentoonstelling.246 Op de dag van

opening kon men uitleg krijgen over achttiende-eeuwse kleding en pruiken, en op 17 februari werd ‘Dans en mode uit de 18e eeuw’ georganiseerd, een themamiddag over mode en dans,

gecombineerd met een achttiende-eeuwse kostuumshow.247 Daarnaast was een

tentoonstellingsruimte ingericht als ‘Pronkkamer’, waarin workshops, lezingen en

voorstellingen gegeven werden die aansloten bij het onderwerp van de tentoonstelling.248 In de

tentoonstelling zelf stonden zes thema’s centraal, die verdeeld waren over verschillende zalen. De eerste zaal waar men de tentoonstelling binnen kwam, was geheel gewijd aan ‘Uiterlijk vertoon’. Het eerste object dat in deze zaal opviel, was de achttiende-eeuwse galajapon uit de collectie van het Amsterdam Museum. Verder hingen er portretten aan de muur die dienst deden als voorbeelden van het tentoonspreiden van uiterlijk vertoon.249 Blijkbaar achtte het museum

dit esthetische thema zo karakteristiek voor de achttiende eeuw, dat besloten is om het als inleiding te gebruiken. Dat zegt zowel iets over het museum als over de achttiende eeuw.

In de tweede zaal kreeg echter een wat intellectueler onderwerp aandacht: de

Verlichting, waar ook wel naar verwezen werd als ‘innerlijke ontwikkeling’. Sub thema’s hier waren onder andere ‘Wetenschap en godsbewijs’, ‘Genootschappen’ en ‘Literatuur en toneel’.

244 http://www.museumhetvalkhof.nl/tentoonstellingen/terugblik/780-vanaf-18-november-2011-de-

atlas-van-druijnen.html, geraadpleegd op 21 juni 2014.

245 Jaarverslag Museum het Valkhof 2013, 26. Online te raadplegen:

http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/jaarverslagbeleidsplan.html.

246 Video ‘Een preview van “Uit de plooi”’, https://www.youtube.com/watch?v=eGboL_B8CxI,

geraadpleegd op 21 juni 2014.

247 http://www.museumhetvalkhof.nl/actueel/1320-succesvolle-opening-uit-de-plooi.html en

http://www.museumhetvalkhof.nl/actueel/1327-themazondag-over-mode-en-dans-groot-succes.html, beide geraadpleegd op 21 juni 2014. Jaarverslag Museum het Valkhof 2013, 16. Online te raadplegen: http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/jaarverslagbeleidsplan.html.

248 http://www.museumhetvalkhof.nl/tentoonstellingen/terugblik/1253-uit-de-plooi-de-18e-eeuw-in-

beweging.html, geraadpleegd op 21 juni 2014.

249 Video ‘Een preview van “Uit de plooi”’, https://www.youtube.com/watch?v=eGboL_B8CxI en foto’s van

pagina http://www.museumhetvalkhof.nl/tentoonstellingen/verwacht/1253-uit-de-plooi-de-18e-eeuw- in-beweging.html, beide geraadpleegd op 21 juni 2014.

52

Gedecoreerd met een grote prent van het Teylers museum en wanden vol teksten gaf de zaal een serieuzere indruk dan de voorgaande zaal.250 De derde zaal was een ‘intieme ruimte waarin het

huisgezin centraal stond. Bezoekers komen “op visite” in een rijk versierd huis en genieten van typisch 18de-eeuwse topografische tekeningen.’251 Het is lastig na te gaan of zich tussen deze drie

zalen en de laatste zaal nog andere thematische zalen bevonden, maar de laatste zaal was in ieder geval gewijd aan het thema ‘Politiek’, en dan vooral aan de politieke omwentelingen uit de tweede eeuwhelft. Deze zaal kende sub thema’s met titels als ‘Kunst onder Willem V’,

‘Stabilisatie’, ‘Oranje’ en – daar kwam de focus op de eigen omgeving weer even om de hoek kijken – ‘Afbraak van de Valkhofburcht’.252 De tentoonstelling toonde schilderijen, textiel,

(kunstnijverheids)objecten en meubilair naaste elkaar, zonder dat het een onsamenhangend geheel werd. Over de mooie, afgewerkte vormgeving was goed nagedacht, net als in de vaste opstelling van het Rijksmuseum Amsterdam. Maar de thema’s van de zalen toonden, op ‘Uiterlijk vertoon’ na, aan dat het museum zich ook in de inhoud goed verdiept had en dat het hier middels de sub thema’s veel over wilde uitdragen en wist uit te dragen aan het publiek.

Bij Uit de plooi is tevens een tentoonstellingscatalogus verschenen van de hand van Joost Rosendaal, historicus en expert op het gebied van de achttiende eeuw. Hieruit blijkt dat

Rosendaal zich erg bewust is van het ‘statische, stoffige en weinig sprankelende beeld dat tegenwoordig bestaat van de achttiende eeuw’ en deze compleet probeert onderuit te halen:

‘In het collectieve geheugen lijkt de kennis over deze tijd niet verder te reiken dan een associatie met bepoederde pruiken, weelderige galajaponnen en kitscherig krullende kunst. Vooral de eerste helft van de eeuw was volgens historici een periode waarin zo weinig voorviel dat het niet zelden een grote leegte in de geschiedenisboeken

opleverde.’253

De catalogus bestempelt dit beeld als een gevolg van de geschiedschrijving onder invloed van het negentiende-eeuwse nationalisme, want ‘uit de culturele, politieke en sociale veranderingen van die [achttiende] eeuw (…) [is] het moderne Nederland geboren.’254 Rosendaal vervolgt: ‘Om

deze genese te kunnen begrijpen, is kennis over de achttiende eeuw essentieel. Achter de stijve

250 Ibidem en Jaarverslag Museum het Valkhof 2013, 15. Online te raadplegen:

http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/jaarverslagbeleidsplan.html.

251 Jaarverslag Museum het Valkhof 2013, 15. Online te raadplegen:

http://www.museumhetvalkhof.nl/het-museum/jaarverslagbeleidsplan.html.

252 Video ‘Een preview van “Uit de plooi”’, https://www.youtube.com/watch?v=eGboL_B8CxI en foto’s van

pagina http://www.museumhetvalkhof.nl/tentoonstellingen/verwacht/1253-uit-de-plooi-de-18e-eeuw- in-beweging.html, beide geraadpleegd op 21 juni 2014.

253 Joost Rosendaal, Uit de plooi. De achttiende eeuw in beweging (Nijmegen 2013) 7. 254 Ibidem.

53

plooien (…) ontwikkelde zich een nieuwe tijdgeest.’255 De catalogus maakt het tijdperk

interessant door het voor te stellen als ‘een eeuw van contrasten’, enerzijds van ‘rust en

welvaart’, anderzijds van ‘oproeren, eindigend in een revolutie.’256 En daarmee heeft Rosendaal

twee belangrijke aspecten van de eeuw te pakken, zonder het ene boven het andere te stellen. Veranderingen in de achttiende eeuw die men normaal gesproken als negatief beschouwt, zoals de verschuiving van de economie van de steden naar het platteland, stelt de catalogus als positief voor.257 Zo weet Rosendaal veel eigenschappen van de achttiende eeuw waar

traditioneel op werd neergekeken, in een beter daglicht te stellen. In ongeveer dezelfde thema’s en sub thema’s als de tentoonstelling kende, zet hij vervolgens op boeiende wijze allerlei ontwikkelingen en kenmerken van de achttiende-eeuwse Nederlandse samenleving uiteen.258

Of de tentoonstelling ook geslaagd is in het overbrengen van dit beeld is natuurlijk een tweede, maar als de tentoonstelling ook maar enigszins op de bijbehorende catalogus leek, gaf deze waarschijnlijk het beste beeld van de achttiende eeuw dat ik in dit onderzoek ben

tegengekomen. Niet alleen was dit beeld gebaseerd op de meest recente stand van de

geschiedschrijving, maar ook probeerde het actief het traditionele beeld van de achttiende eeuw als statisch, oppervlakkig en oninteressant te ontkrachten. Dat het museum zich bewust was van dit beeld, is in de eerste plaats al cruciaal om dit te kunnen bereiken. De catalogus stelt het lezerspubliek zelfs op de hoogte van de aanwezigheid van dit beeld, zodat het bij zichzelf kan nagaan welk beeld het altijd van de achttiende eeuw heeft meegekregen. Bovendien deden zowel de tentoonstelling als de catalogus hun best om dit beeld actief te veranderen, door de

achttiende eeuw voor te stellen als onmisbare tijd voor de geschiedenis van Nederland, waarin zowel op politiek, economisch, kunstzinnig en wetenschappelijk gebied veel gebeurde. Wat ook nog bijdroeg aan dit beeld is het feit dat de tentoonstelling alleen op de achttiende eeuw gericht was en niet op meerdere eeuwen, om het publiek het idee mee te geven dat dit tijdperk blijkbaar zo interessant en belangrijk was dat het met recht een eigen tentoonstelling mag hebben. De enige aanmerking die gemaakt zou kunnen worden op Uit de plooi is de geringe aanwezigheid van het perspectief van het gewone volk. De focus lag met thema’s als ‘Politiek’, ‘Verlichting’ en ‘Uiterlijk vertoon’ wederom duidelijk op de leefwereld van de hogere klassen. Hoewel dit jammer is, kan het wellicht verklaard worden vanuit de collectie van het museum. Toch werd er al meer aandacht aan de lagere klassen besteed dan bij de andere behandelde musea: in de catalogus wordt bijvoorbeeld het thema ‘Bokkerijders en andere bandieten’ aangesneden.

In de afdeling ‘Oude kunst’ van de vaste opstelling van Museum het Valkhof ontbreekt echter niet alleen een beeld van de lagere klassen, maar van de achttiende eeuw in het algemeen.

255 Ibidem. 256 Ibidem. 257 Ibidem.

54

De achttiende eeuw wordt door het gebrek aan aandacht neergezet als oninteressant periode, een beeld dat totaal niet overeenkomt met het beeld van de bruisende, historisch belangrijke achttiende eeuw dat in Uit de plooi gegeven werd. Uit de plooi was dan ook eigenlijk de enige noemenswaardige tijdelijke tentoonstelling over de achttiende eeuw die het museum in de afgelopen tien jaar georganiseerd heeft. De focus van het museum ligt nu eenmaal elders. Het is echter te hopen dat Uit de plooi wel een ontwikkeling in gang heeft gezet bij het beeld dat het publiek en andere musea hebben. Als het museum dit effect ook in de permanente opstelling zou willen bereiken, zou het zowel de inhoud als de vormgeving drastisch moeten herzien. De inhoud heeft focus nodig: chronologische of thematische zalen die op elkaar aansluiten, met duidelijke B-teksten die de getoonde objecten aan elkaar verbinden en een belangrijkere plaats voor objecten uit de achttiende eeuw. Qua vormgeving mag de afdeling visueel aantrekkelijker gemaakt worden door het gebruik van kleuren en het (thematisch) clusteren van objecten.

55

Conclusie

In dit onderzoek is geanalyseerd wat het bestaande beeld van de achttiende eeuw onder Nederlandse academici is, hoe dit beeld tot stand is gekomen en in hoeverre dit beeld de afgelopen tien jaar door de grote Nederlandse musea uitgedragen is geworden in het publieke domein. Om dit te kunnen uitzoeken is in het eerste deel van het onderzoek de ontwikkeling van het beeld over de achttiende eeuw nagegaan. Het blijkt dat achttiende-eeuwse denkers door het schrijven van cultuurkritische pamfletten en spectators zelf schatplichtig waren aan het

negatieve beeld van hun tijd. Een beeld dat met de opkomst van de professionele

geschiedschrijving in de negentiende eeuw vastgelegd is en decennia lang een vaste plaats heeft gekregen in het denken over de Nederlandse geschiedenis. Dit beeld bestond grofweg uit de kenmerken achteruitgang, moreel en zedelijk verval, luiheid, oppervlakkigheid en verkeerde prioriteiten: een egoïstische nadruk op het vervolmaken van het eigen leven in plaats van een leven in dienst van de natie. Vooral het morele verval van de elite als gevolg van de welvaart die de Gouden Eeuw had gebracht, werd verantwoordelijk gehouden voor de economische, politieke