• No results found

Het Amsterdam Museum, dat tot en met 2010 nog de naam Amsterdams Historisch Museum voerde,151 is in 1926 opgericht in de Waag op de Amsterdamse Nieuwmarkt. Vanaf de Tweede

Wereldoorlog tot 1955 was het museum gesloten voor bezoekers.152 In 1975 is het museum

verplaatst naar het huidige gebouw aan de Kalverstraat. Dit historische pand huisvestte tijdens de middeleeuwen het Sint-Luciënklooster en vanaf 1578 het Burgerweeshuis, waar tot 1960 kinderen zonder ouders terecht konden.153 In 1975 zijn er drie proeftentoonstellingen geweest

voorafgaand aan de definitieve inrichting van het museum: Klein Amsterdam, over de

Amsterdamse geschiedenis tot de zeventiende eeuw, Groot Amsterdam, over de zeventiende en achttiende eeuw, en Amsterdam onder stoom, over de negentiende en twintigste eeuw. Deze proeftentoonstellingen maakten plaats voor een vaste opstelling, die zo’n tachtig procent (achttien zalen) van de ruimte in het museum innam. De overige twintig procent werd gebruikt voor tijdelijke tentoonstellingen. In de permanente opstelling kwam de nadruk kwantitatief op de zeventiende eeuw te liggen, die ongeveer de helft van de zalen in beslag zal hebben

ingenomen. In sommige zalen werd de zeventiende eeuw gecombineerd met de geschiedenis van de achttiende eeuw, die op dat moment nog geen eigen plek had.154

In 1982 kwam het Amsterdams Historisch Museum tot de conclusie dat de achttiende eeuw in deze opstelling, waarin ‘de 18de eeuw wel [wordt] behandeld, maar voornamelijk

voortvloeiend uit de thematisch-chronologische behandeling van de 17de eeuw’, wel erg

ondergesneeuwd was geraakt.155 Dit geheel in overeenstemming met het academische klimaat

van destijds, waar de herwaardering van de achttiende eeuw een hoogtepunt bereikte. Daarom werd besloten tot een proeftentoonstelling, die zou leiden tot een eigen gedeelte voor de achttiende eeuw in zaal 12, getiteld Op weg naar 1795. Aspecten van de geschiedenis van

Amsterdam in de 18de eeuw.156 Uit het persbericht blijkt dat het museum zich bewust was van het

negatieve beeld van de eeuw en deze kijk wilde veranderen:

‘Bij velen leeft de opvatting dat er na de zogenaamde Gouden Eeuw “niets meer is gebeurd”. Dat blijkt een foutief beeld te zijn. Hoewel er in de 18e eeuw ten opzichte van

de ons omringende landen sprake was van een achteruitgang, zat er in sommige sectoren

151 http://www.parool.nl/parool/nl/12/CULTUUR/article/detail/1092526/2010/12/23/Amsterdam-

Museum-zonder-Historisch.dhtml, geraadpleegd op 16 juni 2014.

152 http://nl.wikipedia.org/wiki/Amsterdam_Museum, geraadpleegd op 16 juni 2014. 153 http://amsterdammuseum.nl/over-het-museum, geraadpleegd op 16 juni 2014.

154 Persoonlijke gesprekken met Frans Oehlen, medewerker e-cultuur (documentatie en fotografie) bij het

Amsterdam Museum, 14 mei en 3 juni 2014.

155 ‘Vergadering wet.med. 8/6/1982. Bespreking tentoonstelling OP WEG NAAR 1795’, 1.

156 Persoonlijk gesprek met Frans Oehlen, medewerker e-cultuur (documentatie en fotografie) bij het

31

van de economie nog een behoorlijke groei. Vergeleken met andere steden kon Amsterdam daardoor zelfs nog verbetering aanbrengen in zijn positie’.157

Om tegen deze traditionele opvatting te ageren, was het tot doel van de tentoonstelling gemaakt om de achttiende eeuw voor te stellen als bruisende tijd waarin politieke en economische ontwikkelingen plaatsvonden die belangrijk waren voor de geschiedenis van Nederland. De nadruk lag hier dus op een inhoudelijke invulling van de tentoonstelling. De vormgeving was redelijk traditioneel museaal te noemen: een verzameling van wandjes met schilderijen en daarvoor smalle vitrines met objecten vulden de zalen. Wat de tentoonstelling echter

verlevendigde was een reconstructie van een typische achttiende-eeuwse woonkamer, compleet met meubilair en schilderijen aan de muur, van een lid van de Amsterdamse elite.158 Dit concept

kent de vaste opstelling van het Amsterdam Museum nog steeds, hoewel met ander meubilair en op een afwijkende manier ingericht. De pers was vol lof over de tentoonstelling:

‘Het is een goed idee van het Amsterdams Historisch Museum om een proefopstelling te wijden aan de geschiedenis van Amsterdam in de 18de eeuw. In de huidige vaste collectie

(…) valt de 18de eeuw in het niet bij de breed uitgemeten gloriedagen van de stad in de

17de eeuw. Ongewild bevestigde het museum daarmee het beeld dat de 18de eeuw voor

Amsterdam een tijd van van economisch, politiek en cultureel verval zou zijn. Dit nog steeds wijd verbreide misverstand werd bovendien bevestigd door een overwegend esthetische presentatie van het 18de eeuwse materiaal en een zeer ingehouden

becommentariëring. Het siert het museum dat het zijn eigen vaste tentoonstellingen kritisch blijft toetsen.’159

De tentoonstelling Op weg naar 1795 heeft uiteindelijk geleid tot de huidige opstelling in zaal 12 van het museum, waar de achttiende eeuw de ruimte niet meer hoeft te delen met de

zeventiende eeuw. Een redelijk kleine zaal als men kijkt naar de totale ruimte van het museum. In 1987 is de inrichting van de zaal voltooid onder leiding van historicus Lodewijk Wagenaar. Hoewel de zaal in 2006 heringericht is, is ongeveer twee derde hetzelfde gebleven als in 1987.160

Wel is de zaal in 2006 opgedeeld in vier verschillende thema’s: ‘Een eeuw politiek’, ‘Economie & koloniën’, ‘Wonen op stand’ en ‘Kunst & cultuur’.161 Deze zijn in de huidige opstelling nog steeds

157 ‘18e Eeuw in het Amsterdams Historisch Museum’, Kunst & antiek Revue (april/mei 1982) 31. 158 Fotoserie ‘Overzicht tent. Op weg naar 1795’ (1982) 4801/10, 4801/6, 4801/7, 4801/13, 4801/15,

4801/17, 4801/18A, 4801/19 en 4801/20A.

159 ‘Op weg naar 1795?’, Kunstlicht (voorjaar 1982) 32-33.

160 Persoonlijk gesprek met Frans Oehlen, medewerker e-cultuur (documentatie en fotografie) bij het

Amsterdam Museum, 3 juni 2014.

32

terug te vinden, hoewel in aangepaste vorm. De drie ‘lagen’ (de eerste inrichting, de herinrichting in 2006 en later toegevoegde thema’s) van zaal 12 zorgen voor een bepaalde spanning in de vormgeving, waardoor de thema’s en voorwerpen net niet op elkaar aansluiten.

In zaal 12 staan uiteraard niet alle achttiende-eeuwse voorwerpen uit de collectie, dat is met een collectie van nagenoeg 90.000 voorwerpen natuurlijk onmogelijk. Bij gebrek aan veel ruimte zou men dan alleen de echte topstukken tentoongesteld verwachten. Niets is echter minder waar. Pareltjes uit de collectie, zoals een kostbare galajapon uit circa 1775,162 ontbreken.

Het museumboekje Schatten van Amsterdam uit 2000 maakt melding van vijf ‘hoogtepunten uit de collectie’ afkomstig uit de achttiende eeuw. Dit zijn een driedimensionaal papieren kunstwerk van de concertzaal van Felix Meritis, een schilderij van een plantage in Suriname, een

bloemstilleven van Jan van Huysum, een model van een Oost-Indiëvaarder in een zogenaamde ‘scheepskameel’ en inbrekersgereedschap van bendeleider ‘slechte Sjako’ van de zwarte bende.163 Van deze vijf is op dit moment helaas slechts één object in zaal 12 te bewonderen: het

knipsel van Felix Meritis. Het model van de Oost-Indiëvaarder staat in het gedeelte over de zeventiende eeuw. En dat terwijl deze objecten de afdeling achttiende eeuw zo zouden kunnen verlevendigen. Het dievengereedschap van Sjako bijvoorbeeld kan de eeuw weer wat spanning en energie meegegeven, waar het vaak in het beeld van de achttiende eeuw aan ontbreekt. Bovendien kan het gereedschap in een mooie presentatie met het verhaal erbij de afdeling iets persoonlijks meegeven, dat mensen aantrekt. Het ontbreken van topstukken kan echter verklaard worden vanuit het beleid van het museum, dat probeert de objecten op twee andere manieren zichtbaar te maken.164 De eerste manier is door bruiklenen aan andere musea. De

genoemde galajapon is bijvoorbeeld met een dertigtal andere stukken in bruikleen gegeven aan Museum het Valkhof in Nijmegen, voor de tentoonstelling Uit de plooi. De achttiende eeuw in

beweging uit 2013.165 De tweede manier is door objecten uit de collectie online te plaatsen in het

‘hart’ van de website of in andere online projecten, zoals Modemuze.166

Niet alleen het ontbreken van deze topstukken maar ook de geringe grootte, de locatie en het ontbreken van een aankondiging van de zaal nodigen niet uit tot een bezoek aan de afdeling achttiende eeuw in het Amsterdam Museum. Via een nauwe doorgang (één geopende deur terwijl er twee aanwezig zijn) komt de bezoeker die toch besloten heeft de zaal binnen te gaan het eerst terecht bij de thema’s ‘Felix Meritis’ en ‘Fysica’, waar schilderijen en objecten te zien zijn die te maken hebben met wetenschappelijk onderzoek en gebouw Felix Meritis. Een

162 http://hart.amsterdammuseum.nl/55195/nl/020today-uit-de-plooi, geraadpleegd op 16 juni 2014. 163 Amsterdams Historisch Museum ed., Schatten van Amsterdam. Hoogtepunten uit de collectie van het

Amsterdams Historisch Museum (Hoorn 2000) 15, 40-41, 62-63, 83 en 84-85.

164 Persoonlijk gesprek met Frans Oehlen, medewerker e-cultuur (documentatie en fotografie) bij het

Amsterdam Museum, 3 juni 2014.

165 http://hart.amsterdammuseum.nl/55195/nl/020today-uit-de-plooi, geraadpleegd op 16 juni 2014. 166 http://hart.amsterdammuseum.nl/ en http://modemuze.tumblr.com/, geraadpleegd op 16 juni 2014.

33

inleidende A-tekst over de achttiende eeuw ontbreekt, hoewel dit niet per se een gemis hoeft te zijn als men algemeenheden en stereotyperingen probeert te vermijden. Deze twee thema’s worden door een wandje gescheiden van het derde thema: ‘Kunst en cultuur’, dat vijf

schilderijen kent die, tot men de B-tekst leest, weinig met elkaar te maken lijken te hebben. Als men de route verder loopt (men kan maar één kant op en vervolgens aan het einde van de zaal weer terug) komt men langs het gereconstrueerde achttiende-eeuwse woonhuis, dat valt onder het vierde thema ‘Wonen op stand’. In dit grachtenhuis, sfeervol behangen met rood behang, staan een tafelpiano, meubilair, enkele kleinere (decoratieve) objecten, een paspop met een japon en aan de muur hangen schilderijen. De woonvitrine deelt de zaal als het ware in tweeën. Het tweede deel van de afdeling dat erna volgt, lijkt veel minder gestructureerd te zijn dan het eerste deel. De thema’s hier zijn ‘Suriname en Berbice’, over het leven op de plantages, en ‘Franse tijd’, die slechts een (te) kleine uithoek van de zaal toegewezen krijgt. Het is echter in veel gevallen totaal niet duidelijk onder welk thema bepaalde objecten vallen.

De B-teksten die bij de thema’s horen zijn heel feitelijk van aard. De enige plaats waar ik een negatief beeld van de achttiende eeuw terug vind, is in de B-tekst bij het thema ‘Fysica’:

‘Op natuurwetenschappelijk gebied speelde Amsterdam geen grote rol. De internationale ontwikkelingen werden op bescheiden nivo gevolgd, wat verklaard kan worden door het ontbreken van een echte universiteit.’167

De spelling van het woord ‘nivo’ verraadt hier dat dit tekstbordje waarschijnlijk afkomstig is uit de herinrichting van 2006. Er is slechts één C-tekst aanwezig, wat wijst op een niet aangeboorde mogelijkheid om het publiek meer informatie te bieden. De D-teksten (objectteksten) zijn afwisselend korte beschrijvingen van maker, titel, materiaal en jaar, en uitgebreidere teksten waarin meer verteld wordt over de maker en zijn tijd. Deze laatsten zijn vermakelijk om te lezen en hier zijn er dan ook gelukkig veel van. Kernwoorden die in alle teksten telkens terugkeren, zijn ‘Felix Meritis’, ‘gracht’, ‘monumenta(a)l(e)’, ‘kunst’ en ‘rage’. Het ontbreekt de afdeling helaas aan leuke ‘extraatjes’, zoals interactieve activiteiten of audiovisuele historische

reconstructies. Wel is er achter de vitrine met het woonhuis een speaker aanwezig met knopjes, waar de bezoeker op kan drukken om muziek te horen van respectievelijk Batholomeus Ruloffs, Mozart en Beethoven. Zodra de muziek aanstaat, krijgt de afdeling al een hele andere, veel opwekkendere sfeer mee. Men kan zich afvragen waarom de muziek niet altijd aanstaat. Er zouden ongetwijfeld meer bezoekers de zaal ingetrokken worden door de melodische klanken.

De afdeling schetst met de gekozen thema’s en objecten een beeld van het leven van de Amsterdamse elite in de achttiende eeuw. Een leven gecentreerd rond pracht en praal, kunst,

34

wetenschap en vermaak. De esthetisch gepresenteerde woonvitrine en tentoongestelde rages als Aziatisch porselein geven invulling aan hoe dat leven geweest moet zijn. Ze geven een indruk van een materialistisch bestaan. De thema’s ‘Felix Meritis’ en ‘Fysica’ zetten hier echter de geestverruimende beoefening van wetenschap tegenover, en weten dit oppervlakkige beeld zo gedeeltelijk om te buigen. Het is tevens blik verruimend dat het leven op de plantages in de koloniën aan bod komt, wat men niet direct zou verwachten in een museum over Amsterdam. Het hoekje over politiek en revolutie is echter zeer klein en geeft de indruk dat het museum dit thema er op het nippertje ook nog even aan toe wilde voegen. Het bevestigt door zijn minimale grootte het traditionele beeld van de achttiende eeuw als tijd waarin op politiek gebied weinig gebeurde. Het leven van de Amsterdammer die niet tot de culturele elite behoorde, komt

helemaal niet aan bod, en dat is jammer. Dat had bijvoorbeeld al veranderd kunnen worden met het tentoonstellen van Sjako’s inbrekersgereedschap. Verder maken de traditionele museale opstelling en het gebrek aan interactiviteit of nieuwe media de afdeling ietwat saai. De prachtige woonvitrine en sfeervolle muziek kunnen dit gebrek aan energie niet geheel opheffen.

Een ander deel van de vaste opstelling van het museum wordt gevormd door de tentoonstelling Amsterdam DNA, die in 2011 is opgezet om duizend jaar geschiedenis in

driekwartier tijd toegankelijk te maken, vooral voor toeristen. In de tentoonstelling komen vier ‘karaktereigenschappen’ van de stad Amsterdam naar voren: vrijdenken, ondernemerschap, burgerschap en creativiteit. Deze kenmerken heeft de stad echter niet altijd gehad:

‘Tijdens historische hoogtepunten zoals de Gouden Eeuw en de jaren 1970 vierden deze kenmerken hoogtij. Tijdens de “scharniermomenten”, zoals de tijd van de Franse

bezetting en de Tweede Wereldoorlog stonden zij juist onder grote druk.’168

Het wordt al snel duidelijk dat Amsterdam DNA haast de gehele achttiende eeuw als zo’n

‘scharniermoment’ beschouwt. De tentoonstelling springt namelijk van het thema ‘Centrum van de wereld’ (1600-1700) naar ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap’ (1795-1815), daarbij alles er tussen overslaand. Wel prijkt er bij dit laatste thema een achttiende-eeuws poppenkastje, dat vreemd afsteekt bij de geschiedenis van de revoluties en Franse tijd eromheen. In het later verschenen boekje Amsterdam DNA uit 2013 is de periode 1700 tot 1795 echter ineens wel opgenomen, in het korte stukje met de veelzeggende titel ‘Stilte tussen twee stormen’.169

Het Amsterdam Museum heeft de laatste tien jaar ook nog drie tijdelijke

tentoonstellingen georganiseerd waarin de achttiende eeuw aan bod kwam. De eerste in dit rijtje was de minitentoonstelling De Amerikaanse diplomaat John Adams in Amsterdam, 1780-1782 uit

168 Days magazine (voorjaar 2012), 66.

35

2005, ter ere van het 225ste jaar sinds de aankomst van John Adams in Amsterdam. In de B-

teksten van deze tentoonstelling werd een vrij negatief beeld geschetst van de Republiek: ‘Rond 1780 was de Republiek slechts een schim van de trotse natie die het in de zeventiende eeuw was geweest. Politiek kon het geen invloed meer uitoefenen op Europees niveau. Militair evenmin.’170

Een tweede tentoonstelling uit 2005 en 2006, getiteld Suiker. De wonderlijke geschiedenis van

een zoetstof, van 1600 tot de dag van vandaag, was een grote tentoonstelling die zich vooral op

de koloniën richtte, maar ook inging op het leven van de suikerconsument in Nederland.171

Vooral de zeventiende en de negentiende eeuw werden hier besproken. De achttiende eeuw kwam enkel naar voren in het gedeelte over de plantages en in de zogenaamde ‘stijlkamer’ van de tentoonstelling, waarin een gedekte tafel te zien was met een reproductie van een suikeren pronkstuk uit 1757.172 Genieten van luxe en het tentoon spreiden van welvaart waren hier twee

kerneigenschappen die voor de bezoeker onvermijdelijk met de achttiende eeuw verbonden werden. Een derde tentoonstelling over de achttiende eeuw in 2008 en 2009 richtte zich op het 220-jarig bestaan van Felix Meritis.173 Zowel kwantitatief als kwalitatief valt het aanbod van

tijdelijke tentoonstellingen over de achttiende eeuw de afgelopen tien jaar dus erg tegen. De tentoonstellingsgeschiedenis en huidige opzet van het Amsterdam Museum in ogenschouw genomen, zijn er vier thema’s die telkens overal terugkeren: Felix Meritis, de koloniën, het leven van de Amsterdamse elite en de revolutis aan het einde van de eeuw. Felix Meritis en het leven van de elite zijn hierin tegenpolen, in de zin dat het leven van de elite

telkens gepresenteerd wordt aan de hand van het traditionele beeld van de eeuw als Pruikentijd, en Felix Meritis juist het recente historische beeld van de achttiende eeuw als tijd van

Verlichting verkondigt. Niet alle tentoonstellingen geven dan ook hetzelfde beeld van de

achttiende eeuw, maar er is wel een ontwikkeling zichtbaar. De hernieuwde belangstelling voor de achttiende eeuw en de wil tot het uitdragen van deze belangstelling die het museum als een van de eerste in de jaren tachtig van de vorige eeuw had, lijken de afgelopen tien jaar te zijn uitgedoofd. Het Amsterdam Museum ging van Op weg naar 1795, waarin getracht werd het traditionele beeld van de eeuw te ontkrachten, via Suiker, waar de traditionele negentiende- eeuwse aannames over de achttiende eeuw als oppervlakkige tijd hoogtij vierden, naar het geheel overslaan van het tijdperk in de meest recente grote opstelling Amsterdam DNA. Zo is het

170 B-tekst ‘Republiek in de wereld’, Amsterdam Museum, tijdelijke tentoonstelling De Amerikaanse

diplomaat John Adams in Amsterdam, 1780-1782 van 4 juli 2005 tot 25 augustus 2005.

171 http://amsterdammuseum.nl/21102005-suiker, geraadpleegd op 16 juni 2014.

172 Lodewijk Wagenaar ed., Suiker, sugar, publicatie ter gelegenheid van de tentoonstelling Suiker, 21

oktober 2005 tot 19 februari 2006 in het Amsterdam Museum, 8-11 en 12-13.

36

museum zelf weer aanbelandt op het punt dat het in 1982 zo hoopvol probeerde te ontkrachten: het beeld van de achttiende eeuw als statische Pruikentijd, waarin weinig van belang gebeurde.

Verbeteringen zijn echter gemakkelijk te realiseren. Wat betreft het beleid zou het museum de visie moeten veranderen op de achttiende eeuw als onbelangrijke tussentijd. Zodra de eeuw op gelijke voet komt te staan met de zeventiende en negentiende eeuw, zal de aandacht ervoor vanzelf toenemen. Wat betreft de vaste opstelling in zaal 12 zal de huidige spanning, veroorzaakt door de drie ‘lagen’, weggenomen moeten worden. Op het gebied van de inhoud zal het museum de informatie en het taalgebruik op de tekstbordjes up-to-date moeten maken naar de huidige spelling en stand van historisch onderzoek. De objecten kunnen duidelijker in de bestaande thema’s geplaatst worden en het thema ‘Franse tijd’ kan als interessante periode uitgebreid worden. Het lijkt me voor het in perspectief plaatsen van de weelderige woonvitrine bevorderlijk als er ook een gedeelte over het leven van minder bemiddelde achttiende-eeuwers zou worden toegevoegd. Tot slot zouden de objecten uit het boekje Schatten, die het museum toch zelf als topstukken ziet (of in ieder geval zag) toegevoegd moeten worden aan de opstelling. De vormgeving van de tentoonstelling kan wat moderner en sensationeler gemaakt worden door bijvoorbeeld de muren (die nu wit zijn) te schilderen, de achttiende-eeuwse muziek altijd in een

loop aan te laten staan en interactieve extraatjes aan het interieur toe te voegen, zoals de

mogelijkheid tot het uitproberen van een reproductie van één van de natuurwetenschappelijke objecten die bij het thema ‘Fysica’ staan. Ik ben me bewust dat het uitvoeren van deze

aanbeveling meer ruimte zou vergen dan zaal 12 op dit moment kan bieden. Als laatste

toevoeging zou ik dan ook willen voorstellen dat het museum de zaal die met de achterkant van zaal 12 verbonden is en doodloopt (waarschijnlijk zaal dertien) bij de afdeling achttiende eeuw trekt. Op het moment van schrijven bevindt zich daar namelijk een kale, tijdelijke presentatie