• No results found

2.4 Bart van der Boom en Rieke Leenders

2.4.2 Rieke Leenders, Als de hemel valt: Bescherming Bevolking tussen fantasie en

werkelijkheid (2001)

Cultureel antropologe Rieke Leenders bespreekt in haar proefschrift Als de hemel valt: Bescherming Bevolking tussen fantasie en werkelijkheid (2001) tevens de bestaansreden en het debacle van de (Amsterdamse) BB. In Als de hemel valt, verwijst ze naar de ambivalente

107 B. van der Boom, ‘Een overbodige illusie van veiligheid’ in: M. de Keizer ed., Staat van veiligheid (2007) 83-85. 108 B. van der Boom, Atoomgevaar? Dan zeker BB (2000) 105-108, 112 en 113.

~

38

~

gevoelens destijds over de BB-organisatie. Zij geeft, net als Van der Boom, als verklaring dat de overheid iéts moest doen met simpele middelen. Zij noemt dit: state simplifications.110 State simplifications zijn, volgens Leenders, de tendens van de overheid om de ‘chaotische, wanordelijke en continu veranderende werkelijkheid zo veel mogelijk te reduceren’ en de feitelijke zaken werden vervangen door abstracties, omdat oorlogsrampen zo omvangrijk zijn dat de preventie- en beschermingsmiddelen per definitie niet in verhouding staan. Aan de hand van voorlichtingsbrochures zouden de sciencefiction verhalen (waar de strekking de ‘horrorizering’ van een Derde Wereldoorlog was) die onder de bevolking en de pers de rondte deden ontkracht moeten worden. Leenders noemt dit de folk simplifications. Folk simplicications staan tegenover de state simplifications. Folk simplifications zijn mechanismen waar de bevolking naar grijpt om op bijvoorbeeld een kernoorlog psychologische grip te krijgen. Leenders legt uit:

‘State simplifications spelen zich af op het niveau van de rijksoverheid en van de BB- organisatie; folk simplifications op het niveau van de bevolking en haar percepties van de Derde Wereldoorlog. (...) het geloof in de “waarheid” van de opvattingen van de BB-organisatie [is] even subjectief als het geloof in de “waarheid” van de opvattingen van haar critici. Beide waarheden komen voort uit een behoefte aan beheersing en beide vereenvoudigen de werkelijkheid’.111

Leenders is van mening dat de BB vermalen werd tussen ridiculisering en ‘horrorizering’ en om die reden vanaf het begin niet serieus genomen werd.112 De opheffing van de BB was mede te verklaren door deze state- en folk simplifications, aldus Leenders.113

In de jaren vijftig en zestig deden nucleaire sciencefiction-films hun intrede in de Nederlandse bioscopen en toonden ‘gehorrorizeerde’ beelden over een Derde Wereldoorlog die zo absurd waren dat het de dreiging nog ongeloofwaardiger maakte en de angst voor een

110 Het concept state- en folk simplifications heeft Leenders geleend van de Australische socioloog James Scott (1936). Scott

geeft een theoretische verklaring voor het simplistische karakter van veel overheidsingrijpen. ‘Volgens Scott tendeert de overheid van een moderne staat ernaar de chaotische, wanordelijke en continu veranderende werkelijkheid zo veel mogelijk te reduceren. Deze ‘tunnelvisie’ leidt tot wat Scott state simplifications noemt.’ In: R. Leenders, Als de hemel valt (2001) 18.

111 Idem, 18 en 21.

112 A.M. Alblas, ‘Het roemloos einde van de BB’ (11 mei 2001), http://www.refdag.nl/oud/bin/010511bin08.html,

geraadpleegd op 15 januari 2015.

~

39

~

oorlog om die reden steeds kleiner werd. Leenders stelt dus dat de ‘horrorisering’ van de Bom alleen maar voor een tegenreactie heeft gezorgd: de kernoorlog en de effecten werden zo overdreven, dat het geloof erin en de angst ervoor alleen maar verloren ging. Toch bleef de BB doorgaan en ‘propagandeerde’ - in onder andere haar voorlichtingsbrochures - een oorlogsangst zonder misschien door te hebben dat dit juist een averechts effect had en de Nederlandse bevolking zich steeds meer tegen de BB ging verzetten.114

Wat interessant is aan het stuk van Leenders, en wat Van der Boom niet noemt, is dat de aanwezigheid en de acties van de BB juist oorlogsbevorderend waren en de organisatie een cultuur van oorlogsangst aanhaalde en ophitste onder de Nederlandse burgers.115 Leenders licht dit nader toe:

’(...) Het bestaan van de BB ondermijnde het [internationale] afschrikkingsevenwicht, ofwel de balance of terror. (...) Wie gelooft in de werking van de balance of terror als afschrikking, heft de BB dus op. Tenslotte, gezien vanuit de afschrikkingsstrategie, het kennelijk niet langer de kernwapens zijn die een kernoorlog veronderstellen, maar de BB. De BB komt immers in actie als de kernoorlog is uitgebroken en het afschrikkingsevenwicht, dat door de aanwezigheid van kernwapens juist in stand werd gehouden is verstoord’.116

De BB was oorlogsbevorderend en wakkerde (waarschijnlijk onbedoeld en onbewust) een oorlogsangst juist áán. Dus door de ‘horrorisering’ van de situatie en het amateuristische handelen van de BB was de organisatie een lachertje. Maar, Leenders stelt ook dat de overheid de BB in leven móest houden en informatie over de Bom móest verschaffen in de vorm van bijvoorbeeld brochures om haar beschermingsplicht jegens de bevolking na te komen. Kortom, Leenders stelt dat de BB de bevolking een oorlogsangst oplegde en de internationale balance of terror verstoorde. Maar tegelijkertijd nam de angst ook af door de ‘horroriseringsverhalen’ over de gevaren van de atoombom.

114 Idem, 121.

115 Idem, 118 en 119. 116 Idem, 202.

~

40

~

Naar mijn idee is er wat betreft de niet aanwezige oorlogsangst te stellen dat er een samenhang van de argumenten van Leenders en Van der Boom is en dat de BB blijkbaar voor zowel een afname als een toename van een oorlogsangst zorgde: De organisatie was verplicht de bevolking in te lichten over de eventuele gevaren en bleef (waarschijnlijk onbedoeld) om die reden een angst voor de Bom stimuleren en de bevolking alert houden. Ten tweede ga ik mee met het argument van Leenders dat de internationale balance of terror verstoord werd door alleen al de aanwezigheid van de civiele verdediging. Aan de andere kant verzwakte de aanwezigheid van oorlogsangst door de veranderende tijden en maatschappij en door de folk simplifications, de ‘horrorisering’, die de geloofwaardigheid van de BB en de mogelijkheid van een atoomaanval verzwakten.

Aan deze argumenten wil ik toevoegen dat tevens de onwetendheid over radioactiviteit en de kennis over de Bom onder de bevolking tot midden jaren vijftig schaars was en bijdroeg aan de afwezige oorlogsangst. Men wist namelijk niet wat er te verwachten was en wat de kracht van de Bom zou zijn. In 1951 berichtte de Nederlandse pers: ‘In Chicago (...) is tijdens het weekeinde sneeuw gevallen, die radioactief was. (...) De radioactiviteit van deze deeltjes is echter volkomen ongevaarlijk’.117 Een jaar later stelde de Volkskrant dat het hoogste tijd was

om ‘het sprookje over de almacht van de atoombom uit de wereld te helpen’.118

Kritiek kan gegeven worden op het idee of oorlogsangst überhaupt gemeten kan worden. Van der Boom bespreekt het niet en Leenders wijkt er slechts kort naar uit. Beiden behandelen ‘angst’ niet als terminologie en geven dus niet op een ‘legitieme’ manier uit hoe zij claimen dat er geen oorlogsangst aanwezig was. De enige poging die Leenders neemt om deze ‘angst’ te meten is onderstaand voorbeeld: ‘Deze verwoording van de angst kwam eind jaren veertig voornamelijk van kleine religieuze partijen en enkele natuurwetenschappers: ‘Eén atoombom en heel Nederland is van de kaart’.119 Oorlogsangst is niet of lastig te meten omdat

het abstract is, maar er zijn wel indicaties te geven die de afwezigheid kunnen aantonen zoals ik verderop zal bespreken.

117 De Volkskrant (5-2-1951).

118 De Volkskrant (2-2-1952).

~

41

~

2.5 Conclusie

Uit zowel Van der Boom als Leenders komt naar voren dat de BB onbetwistbaar geen succes was. De Nederlandse bevolking was niet overtuigd van de bescherming die de BB claimde te waarborgen en men maakte zich meer zorgen over de wederopbouw, de woningnood en de lonen. Daarnaast hechtte men veel waarde aan individuele vrijheid en familie dan aan de defensie. De BB werd als een betutteling gezien en was niet conform de normen van na de oorlog. De bevolking individualiseerde na 1960 in hoog tempo: ze trokken zich terug op hun eigen, private bestaan, waar de eigen ontplooiing en de eigen vrijheid tot hoofdwaarden golden. De belangrijke relatie tussen staat en burger - waarin de staat voor haar burgers zorgde en de plicht had hen te beschermen - bleef wel bestaan.120 Om die reden mocht de BB niet afgeschaft

worden. De civiele verdediging diende daarnaast als afschrikkingsinstrument en als psychologische oorlogsvoering: hoewel niemand daadwerkelijk van plan was om een nucleaire oorlog te voeren, werd zij wel tot in de puntjes voorbereid. Dat moest wel, want anders zou de afschrikking niet werken. De BB diende het feit dat de hele strategie op bluf was gebaseerd te negeren, want hoe ernstiger zij hun werk zouden doen, hoe sterker de afschrikking voor de vijand zou zijn, aldus een van de conclusies van Van der Boom.121

Van der Boom en Leenders geven daarnaast beiden een andere verklaring voor de terughoudende reactie en de afwezigheid van een oorlogsangst bij de Nederlandse bevolking op de continue aanwezige atoom- en oorlogsdreiging waar zij dagelijks mee te maken hadden. Van der Boom is van mening dat de snel veranderende en moderniserende tijd ervoor zorgde dat men zich liever bezighield met maatschappelijke en sociale zaken dan met de Koude Oorlog. De Nederlandse bevolking was vooral oorlogsmoe en wilde vooruitgang, wat onmogelijk was met een continue besef van een dreiging. Daarnaast stelt Van der Boom dat het atoomgevaar ‘ingeburgerd’ geraakt was. Hij betoogt dat men zich met andere zaken bezighield dan zich zorgen te maken over een nieuwe oorlog en dat internationale afspraken voor meer rust op het internationale speelveld zorgden waardoor een oorlogsangst eind jaren veertig minder sterk werd.

120 A.C. Zijderveld, 'Het krachtenveld tussen staat en burger' (1989) 177 en 178. 121 B. van der Boom, Atoomgevaar? Dan zeker BB (2000) 115.

~

42

~

Leenders deelt het idee van een afwezige oorlogsangst onder de burgers en is daarnaast van mening dat dat de BB de bevolking een oorlogsangst oplegde en dit gevoel ophitste. De BB ‘propagandeerde’ in haar voorlichtingsbrochures een oorlogsangst onder de bevolking, was oorlogsbevorderend en verstoorde de internationale balance of terror. Aan de andere kant nam de oorlogsangst juist af door de ‘gehorroriseerde’ verhalen over een Derde Wereldoorlog, wat de BB nog ongeloofwaardiger maakte.

De argumenten van Van der Boom en Leenders zijn plausibel. De BB was enerzijds verantwoordelijk voor de toename van oorlogsangst en tegelijkertijd verantwoordelijk voor een afname. Een toename, omdat de organisatie aanwezig was en de bevolking continue alert hield met brochures en voorlichting en anderzijds zorgde de BB voor een afname, omdat de hele situatie rondom de dreiging zo geridiculiseerd werd dat de bevolking er niet meer in geloofde. De Nederlandse bevolking had zich snel overgegeven aan het idee van de onmogelijkheid om te kunnen overleven bij een atoomaanval. Men legde geen bunkers aan en weinigen troffen voorzorgsmaatregelen. De BB, daarentegen, bleef informatie over de Bom verschaffen en wilde het volk waakzaam blijven houden voor een eventuele nucleaire aanval. De BB speelde dus een grote rol in het proberen vast te houden en het onbedoeld aanstoken van een oorlogsangstcultuur en bleef deze onder de bevolking verspreiden in de vorm van voorlichtingsbrochures. Waarom zou de overheid via deze brochures een oorlogsangst aanwakkeren? Was het de plicht van de overheid naar de bevolking toe? Dienden de brochures ter geruststelling zoals Van der Boom stelt, of was het om de ‘horroriseringsverhalen’ rondom een aanval te ontkrachten, zoals Leenders meent?

~

43

~

Hoofdstuk 3: Drie voorlichtingsbrochures (1952-1961)