• No results found

Hoofdstuk 3: Drie voorlichtingsbrochures (1952-1961) van de BB

3.4 Conclusie van de drie brochures

Centraal stond hier de vraag of de BB in haar voorlichtingsbrochures tussen 1952 en 1961 een oorlogsangst oplegde. Wilde de BB met de brochures de bevolking angst aanpraten of gewoonweg informatie verschaffen omdat de spanning op het internationale veld dit vereiste? Of bracht de BB de brochures uit dat diende als propaganda voor de BB en om de noodzaak van de BB te benadrukken?

Van groot belang bij de brochures was de manier van verspreiden en de inhoud. Een brochure is een directe communicatie tussen de overheid en haar bevolking en kan gezien worden als ‘opgedrongen informatie’. Doordat de brochures tastbaar waren, was er een zekere ‘dwang om ze te lezen’, zeker als brochures tot in de huiskamer reikten zoals Wenken. Hierdoor is te stellen dat de BB de bevolking hiermee ‘dwong’ om zich bezig te houden met de Koude Oorlog en de eventuele aanwezige dreiging en de daarbij komende angst voor oorlog. Toch was dit hier niet het geval.

De manier waarop de bevolking in aanmerking kwam met de brochures zijn cruciaal om te bepalen of de besproken brochures een oorlogsangst oplegden of niet. Werden de brochures aan huis geleverd, moest men ze kopen of werden ze gepubliceerd in een tijdschrift dat alleen door BB’ers werd ingezien? (Leenders en Van der Boom besteden hier opmerkelijk

~

68

~

genoeg geen aandacht aan.) De Leidraad werd in een BB-tijdschrift uitgebracht en dus voor maar een bepaald publiek toegankelijk, en het was zeker niet het publiek waar de overheid een oorlogsangst bij wilde creëren. Atoomgevaar? was waarschijnlijk te koop en werd niet aan huis geleverd. Hier werd de brochure dus alleen door geïnteresseerden gelezen. Ook hier werd dus niet opzettelijk een oorlogsangst verspreid. De laatste brochure was wel een huis-aan-huis- folder en voor het eerst werd het persoonlijk, dan komt een eventuele aanval wel dichterbij, maar de BB sloeg hier de plank flink mis en de tijd was er niet naar. De bevolking hield zich met andere dingen bezig. Bij Wenken en De Toelichting is er dus ook niet te spreken over een opgelegde oorlogsangst.

Tevens is de inhoud van de folders van groot belang om te bepalen of er een oorlogsangst door de BB aangepraat werd. De informatieverschaffing in de brochures werden eerder gezien als huis-tuin-en-keukentips voor als er een atoomaanval zou komen dan als serieuze voorlichtingsbrochures. Een reden hiervoor is dat de overheid niet de hele waarheid kon geven om onrust onder de bevolking tegen te gaan. Alle brochures stelden de bevolking gerust, gaven de bevolking hoop en het centrale punt - ‘met een goede voorbereiding kun je je leven redden’ - bleef ongewijzigd in de brochures. Tevens veranderde de voorlichting wat betreft de locatie van de bom niet. De Bom zou alleen op belangrijke plekken vallen en eventueel op Londen. Als de bom op Londen zou vallen, zou Nederland ‘slechts’ last kunnen krijgen van de fall-out. Hier zouden wel maatregelen voor te nemen zijn, aldus de brochures. Opmerkelijk is dat de BB het revolutionaire karakter van de kernwapens ontkende en een nieuw argument inzette: kernwapens waren buitengewoon gevaarlijk en om die reden zouden ze niet op grote schaal ingezet worden. ‘De waterstofbom was juist vanwege haar kracht een onbruikbaar wapen’, aldus de brochures.188 Dit bevestigd dat de brochures geen oorlogsangst

stimuleerden.

Een argument dat genoemd kan worden waarin de oorlogsangst wel aangewakkerd werd, is dat alle brochures veelvuldig gebruik maakten van diverse “legitimeringen” en om hun voorlichting te onderbouwen en het belang van de voorlichting en de BB te bevestigen. Echter, waren deze legitimeringen en vergelijkingen zo absurd dat ze niet geloofwaardig overkomen. Het argument gaat dus niet op.

188 Idem, 88.

~

69

~

Kortom, die brochures dienden alleen ter informatieverschaffing. Misschien is hier sprake van het onopzettelijk angst aanspreken, maar dan was dat zeker niet de bedoeling van de BB. Het zou niet in het belang van de organisatie zijn als er een collectieve angst zou ontstaan. Haar taak was juist de bevolking gerust te stellen en de burgers in te lichten over de eventuele gevaren van de Bom. Naar mijn idee koos de overheid voor de veilige weg en richtte zich alleen op de informatieverstrekking dan dat zij de angst aanschreef. Deze informatie en manier waarop het gedaan werd, was echter zo misleidend en simplistisch, dat dit niet door de maatschappij als serieus beschouwd werd en als absurd werd afgedaan. Daarnaast was de tijd verstreken en hield men zich met andere zaken bezig. Al zijn de gevonden reacties geen argument om te generaliseren dat het niet speelde onder de hele bevolking, er zijn meer citaten gepubliceerd waar geen oorlogsangst naar voren kwam dan wel. Daarnaast is te stellen dat, gezien de internationale détante en nationale situaties en de reacties van de bevolking daarop, dat de oprichter van de brochures geen oorlogsangst oplegde of deze voedde, maar zich simpelweg aan zijn taak als informatieverschaffer wijdde.

~

70

~

Conclusie

Iedere maatschappij ging anders om met de ‘cultuur van gereedheid’: de Amerikaanse Koude Oorlogscultuur was voornamelijk gericht op het anticommunisme en de interne problemen; in Zweden werd men voorgelicht, en werden tevens morele normen en waarden gepromoot; en de Engelse civiele verdediging was enerzijds een succes, maar anderzijds een mislukking omdat de overheid een te groot beroep deed op de burgerplicht.

De overheid heeft een belangrijke taak naar de bevolking toe om haar ten alle tijden te beschermen. De overheid was dus gedwongen om maatregelen te nemen toen de internationale situatie tijdens de Koude Oorlog dreigender en de druk van buiten groter werd. Doordat het geen eerste prioriteit was, leunde de Nederlandse overheid sterk op het burgerinitiatief en lichtte de BB de burgers in door middel van brochures. De cultuur van de BB-brochures, de cultuur van civiele verdediging en de oorlogsangst zijn duidelijke aspecten van de Cold War Culture, omdat de link tussen de overheid en de bevolking hier duidelijk naar voren komt. Daarnaast stroomde de Koude Oorlog door alle aderen van de maatschappij en de invloed was duidelijk merkbaar in elk aspect van het dagelijkse leven. De civiele verdedigingscultuur had een groot effect op de bevolking, maar toch was de Koude Oorlogscultuur voornamelijk van psychologisch belang om de bevolking gerust te stellen.

De angst voor de Russen en voor de Bom na het zien van de beelden uit Japan was in de jaren veertig groot, maar deze angst zakte in de loop van de jaren vijftig steeds verder weg en men was overtuigd van het feit dat de atoomwapens niet gebruikt zouden gaan worden. Een civiele verdediging werd vanuit verschillende lagen van de maatschappij niet nodig en niet functioneel geacht. Toch moest de BB blijven bestaan onder internationale druk en door de beschermingsplicht van de overheid.

Toen de voorlichtingsfilms en de televisie zijn intrede deden in de Nederlandse huiskamers werd de informatie over de Bom uitgebreider en waren de beelden van Hiroshima te zien. Toch was er geen sprake van een collectief angstgevoel. Ook niet toen Nederland in 1955 het nucleaire tijdperk binnentrad toen de Amerikaanse Defensie een nieuwe strategie van ‘massale vergelding’ lanceerde. De BB ging vooralsnog uit van een ‘conventionele oorlog met een radioactief randje’ in plaats van een atoomoorlog. De BB was daarnaast overtuigd dat

~

71

~

Nederland te onbeduidend was voor een dure atoombom en als de Bom dan ‘onverhoopt’ zou vallen, de gevolgen minder erg zouden zijn dan in de geruchten naar voren kwam. Zelfs de BB had in het begin een nuchtere houding ten opzichte van de Bom, maar stelde deze snel bij, terwijl de maatschappelijke onbekommerdheid bij de bevolking zich juist steeds meer losmaakte van een oorlogsangst. 189

De reacties vanuit de bevolking op de pogingen van de BB om de bevolking tot dienst te zijn, waren niet wat de BB had verwacht. Vooral de internationale verbeterde omstandigheden, het détante-tijdperk, en de nationale situaties speelden een grote rol in deze afwijzing van de civiele verdediging en de afname van angst onder de bevolking. De jaren vijftig en zestig stonden in het teken van de wederopbouw en het zoeken naar oplossingen voor sociale problemen. Janssen verklaart:

‘De toenemende welvaart zal daaraan wel niet vreemd zijn geweest. De toekomst werd met vertrouwen tegemoet gezien en in die zin toonde de bevolking zich voor de problematiek van de bescherming van de bevolking als afgeleide van de internationale politiek-militaire verhoudingen, weinig gevoelig. Zij sloot zich er bewust of onbewust voor af. Kernoorlog en welvaart bleken twee grootheden die in de persoonlijke leefwereld van de Nederlanders moeilijk met elkaar vielen te rijmen.’190

De bevolking distantieerde zich van de Koude Oorlog en van een oorlog die elk moment kon uitbreken en wilde niet continue met de Koude Oorlog geconfronteerd worden. De Koude Oorlog was, zoals Van der Boom het terecht noemt, ‘ingeburgerd’ geraakt en daarnaast was men oorlogsmoe. Verder was de Nederlandse bevolking niet overtuigd van de mogelijkheid van de BB om de burgers te beschermen en achtte men vanaf het begin de overlevingskansen klein en had zich daaraan overgegeven. Een verder argument, misschien wel het belangrijkste, voor de afwezigheid van een oorlogsangst was dat het onbekende gevaar abstract was en in het begin de informatie schaars was en men het daarom naast zich neerlegde. De bevolking richtte zich op de toekomst en wezen de helpende hand van de regering af. Naarmate de kennis over

189 R. Leenders, Als de hemel valt (2001) 118, 122 en 123.

~

72

~

de Bom uitgebreider werd, had de nuchtere houding van de Nederlandse burgers al de overhand gekregen.

In de literatuur hebben Van der Boom en Leenders beiden een andere verklaring voor de afwezigheid van een oorlogsangst. Van der Boom geeft drie argumenten voor het ontbreken van een oorlogsangst: De BB was vooral van psychologisch belang en de brochures dienden als geruststelling. Als tweede argument noemt hij de opklaring van de internationale horizon en de nationale veranderingen. Als laatste argument geeft Van der Boom dat de oorzaak van de scepticisme van de burger tegenover de BB veel dieper zat: de burger begreep de afschrikkingsstrategie; een oorlog zou het einde van alles zijn, en daarom kwam ze niet. De civiele verdediging wekte ongeloof, verwondering en irritatie op omdat zij het tegendeel beweerde. De civiele verdediging, kortom, was zowel bedrog als zelfbedrog, aldus Van der Boom.

Leenders’ belangrijkste argument is dat de BB zo geridiculiseerd en de Derde Wereldoorlog ‘gehorroriseerd’ werd, dat de angst onder de bevolking al snel afnam. Interessant is haar stelling dat tegelijkertijd de BB de bevolking een oorlogsangst oplegde en deze door middel van brochures ‘propagandeerde’. Tevens zorgde de aanwezigheid van de BB voor een verstoring van de internationale balance of terror waardoor Nederland eigenlijk gevaar liep.

De centrale vraag in dit stuk of de voorlichtingsbrochures van de BB een oorlogsangst oplegden of niet is zowel bevestigend als ontkennend te beantwoorden. Naar mijn idee is er een samenhang van de argumenten van Leenders en Van der Boom: de BB zorgde voor zowel een toename als een afname van een oorlogsangst. De organisatie was verplicht informatie te verschaffen, maar bleef om die reden wel (onbedoeld) een angst voor de Bom stimuleren en de bevolking continue alert houden. Toch is er niet te spreken van een collectieve oorlogsangst. ‘Angst’ wordt niet expliciet uitgesproken en is daarom lastig te meten. Wel zijn er aan de hand van enquêtes en (ontbrekende) reacties in kranten indicaties te geven. Vooral uit de enquêtes komt naar voren dat er geen oorlogsangst aanwezig was onder de Nederlandse bevolking.

De overheid zat verstrikt in een paradox: zij moest enerzijds informatie verstrekken over de gevaren en de zwaarte van de Bom en tegelijkertijd moest zij de bevolking geruststellen. De overheid zou geen voordeel behalen door een collectief angstgevoel te kweken aan de hand van de brochures. Daarnaast moest de overheid door middel van de

~

73

~

brochures de ‘horrorverhalen’ van een Derde Wereldoorlog die onder de bevolking de rondte deden neutraliseren en wegnemen. Het argument van Leenders waarin zij stelt dat de brochures een oorlogsangst ‘propagandeerde’ gaat hier dus niet op.

De manier van verspreiden van de brochures, (het ontbreken) van reacties van de bevolking op de folders en de inhoud spelen een belangrijke rol bij het duiden van de afwezigheid van een oorlogsangst. De Leidraad was alleen bedoeld voor de BB’ers, Atoomgevaar? alleen voor geïnteresseerden en Wenken was voor iedereen en was de enige ‘opgedrongen’ informatie en kan dus gezien worden als het enige voorbeeld van de ‘opgelegde’ oorlogsangst. Helaas voor de populariteit van de BB kwam de Wenken te laat: de tijd was verstreken en de Koude Oorlog was ‘ingeburgerd’ geraakt. Doordat veel folders niet direct de burgers bereikten, waren er ook dus geen tot nauwelijks reacties en had de BB dus weinig bereik om haar oorlogsangst bij op te leggen.

Atoomgevaar? en het Wenken-pakket werden uitgegeven in een tijd waarin de Bom elk moment gelanceerd had kunnen worden, maar deze brochures refereerden - misschien expres - niet naar de internationale situatie om geen angst onder de bevolking uit te lokken. Hieruit komt wederom naar voren dat de brochures geen oorlogsangst oplegden.

Wat betreft de inhoud had de BB als belangrijke taak om de bevolking vooral geen angst aan te jagen en moest daarom zo positief mogelijke informatie verspreiden. De bevolking werd op twee sporen gezet: men werd aan zijn lot overgelaten en moest zijn ‘gezond verstand’ maar gebruiken. Deze informatie was echter zo absurd, simplistisch en ongeloofwaardig dat het meer op fictie met huis-tuin-en-keuken tips leek dan op serieuze voorlichtingsblaadjes. De folk simplifications - de ‘horrorisering’ - hadden om die reden onder de bevolking de overhand gekregen en de bevolking zette zich steeds meer af van de BB.

Angst is een universeel verschijnsel. Oorlogsangst en angst voor het onbekende is zo abstract dat het niet te bevatten is. Denk aan de situatie nu (november 2015) in Brussel waarbij de bevolking gesommeerd werd vooral binnen te blijven en zich te verschuilen tegen de gevaren van het terrorisme. Moet men zich aan deze angst overgeven en zich bang laten maken, of ga je hier tegenin en laat je het terrorisme je leven niet limiteren. Deze situatie is niet voor buitenstaanders in te beelden. De strijd tegen het onbekende is eigenlijk onmogelijk, omdat je niet precies weet wat je kunt verwachten, wanneer je dit kunt verwachten of welke stappen je

~

74

~

moet en kunt ondernemen om een aanval te kunnen overleven. Het beste is dus om deze angst je leven niet te laten beïnvloeden. Dit was dus ook het geval bij de Nederlanders ten tijde van de Koude Oorlog.

~

75

~

~ Literatuurlijst ~