• No results found

Resumé

In document Pilot Dreigingsmanagement (pagina 68-73)

Hoofdstuk 3: Reflectie op de cognitieve logica

3.4 Resumé

In dit hoofdstuk is gereflecteerd op de assumpties die in het vorige hoofdstuk zijn samengebracht onder de noemer van de cognitieve logica van de pilot Dreigingsmanagement. De analyse van deze assumpties heeft geleid tot het blootleggen van een aantal factoren die het succes van de pilot Dreigingsmanagement kunnen bevorderen, dan wel verkleinen. Om het hoofdstuk overzichtelijk te besluiten zijn in een schema aan alle veronderstellingen succes- en faalfactoren gekoppeld. Met behulp van dit schema kan in één oogopslag worden vastgesteld waar de potentiële sterktes en zwaktes van de cognitivieve De interviews maken duidelijk dat er in crisissituaties gebruik wordt gemaakt van creatieve methoden om de acute dreiging in te dammen. Hierbij kan worden gedacht aan het aangaan van de confrontatie met de dreiger (‘we weten wat je van plan bent’), het ontbieden van een dreiger op het bureau, het posten bij het huis van de betrokkene (wanneer bijvoorbeeld een hoogwaardigheidsbekleder in de regio is), het bellen van dreigers (bijvoorbeeld op Koninginnedag) om te vragen waar hij/zij is of het wegsturen of ‘afvangen’ van de dreiger uit het gebied waar een evenement plaatsvindt. Dit zijn echter geen duurzame oplossingen, en de hiervoor omschreven handelingen dienen er enkel voor om op dat moment te zorgen dat de dreiging niet tot geweld leidt.

Echter, in sommige gevallen kunnen deze ‘creatieve’ aanpakken toch langdurig effect te hebben. Door te praten met de directe sociale omgeving, kan een situatie ontstaan waarin deze omgeving geactiveerd wordt. Via deze activering (van bijvoorbeeld familie of vrienden) kan de dreiging ook hanteerbaar gemaakt worden, in ieder geval voor dat moment. Het is niet duidelijk in hoeverre deze activering op langer termijn effectief is. Evenmin staat vast of alle ‘creatieve methoden’ de juridische toets der kritiek wel kunnen doorstaan.

68

logica die aan de pilot Dreigingsmanagement ten grondslag ligt, kunnen worden gelokaliseerd.

69 Tabel 2: Succes- en faalfactoren voor de cognitieve logica.

Assumpties Succesfactor(en) Faalfactor(en)

Solistische dreigers kunnen tijdig worden gesignaleerd.

De betrokken partijen bezitten voldoende duidelijkheid over de doelgroep waarop de pilot zich richt.

Men dient te werken met een eenduidige definitie van welke personen onder het bereik van de pilot vallen.

Gewaakt moet worden voor ‘netwidening’, waarbij een bredere definitie wordt gehanteerd dan in eerste instantie is voorzien. Dit kan de pilot meer capaciteit en middelen kosten dan in eerste instantie voorzien, hetgeen de effectiviteit van de pilot kan doen afnemen.

‘Netwidening’ kan ook gevolgen hebben voor de signalering ‘aan de voorkant’ van de pilot, en kan de informatiestroom bemoeilijken.

Solistische dreigers kunnen worden herkend en onderscheiden van andere dreigers.

De in te zetten risicotaxatie-instrumenten zijn valide en betrouwbaar.

Er is voldoende informatie aanwezig om een betrouwbare risico-inschatting te maken.

Er dient kritisch gekeken te worden naar het instrument dat gebruikt wordt om de inschatting te maken.

Onvoldoende informatie is beschikbaar voor de inschatter, waardoor de betrouwbaarheid van deze inschatting afneemt.

Men is zich onvoldoende bewust van het feit dat positieven en vals-negatieven inherent zijn aan elke risicotaxatie.

Op de gefixeerde dreiger kan een op de persoon toegesneden aanpak worden losgelaten.

Wanneer de dreiger getypeerd kan worden als een zorgmijder, dient daarmee binnen de persoonsgerichte aanpak rekening te worden gehouden.

De mogelijkheid bestaat dat leden van de doelgroep zich niet willen laten helpen. Dit kan als gevolg hebben dat de dreiging niet in risico afneemt of beheersbaar wordt. De effectiviteit van de pilot kan hierdoor beïnvloed worden. Dit is geen onrealistisch scenario, daar gebleken is dat de doelgroep in ieder geval ten dele bestaat uit zorgmijders.

70 als ‘stok achter de deur’ en kan

weigerachtige solistische dreigers ertoe bewegen alsnog mee te werken aan de persoonsgerichte aanpak.

negatieve incentive om behandeling mogelijk te maken. Echter, positieve incentives dienen, in combinatie met varianten van drang, ook gebruikt te worden.

de aanpak van solistische dreigers. In het geval van detentie kan de onderliggende problematiek van de solistische dreiger escaleren. De mogelijkheid tot ‘verzuring’ van de dreigers is echter ook aanwezig, waardoor deze personen nog minder snel te prikkelen zijn om deel te nemen aan de persoonsgerichte aanpak.

De pilot Dreigingsmanagement leidt tot een afname van het risico dat de dreiger vormt.

Om deze afname te bewerkstelligen kan gebruik worden gemaakt van de inzichten die zijn opgedaan in de sfeer van bemoeizorg (in het bijzonder de ACT).

Er zijn veel wetenschappelijke inzichten en tools beschikbaar om bemoeizorg succesvol in te zetten.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van een hoge(re) modelgetrouwheid, kan de effectiviteit van deze methode beter gewaarborgd worden.

Studies hebben aangegeven dat bemoeizorg, wanneer het voldoet aan de gestelde randvoorwaarden, effectiever kan zijn dan reguliere zorg.

Hoewel bemoeizorg iets effectiever kan zijn dan de ‘reguliere’ zorgvariant, dient deze methode niet te worden gezien als een ‘silver bullet’. Men dient zich bewust te zijn van de beperkingen.

Bemoeizorg/ACT is een zeer arbeidsintensieve methode, en kost aanzienlijk meer middelen dan de reguliere zorg. Deze methode is zodoende dan ook verhoudingsgewijs duur.

Per regio kan de concrete invulling van bemoeizorgteams verschillen, hetgeen impliceert dat de effectiviteit van deze methode per regio kan verschillen.

Monitoring is noodzakelijk tot een half jaar na beëindiging van de persoonlijke aanpak.

Uit de literatuur blijkt dat de behandelingen die gericht zijn op het voorkomen van recidive, vaak een lager recidivecijfer hebben dan een puur strafrechtelijke aanpak. Een langdurige stabiele situatie van de

Indicaties over de recidive worden meestal pas gegeven na ongeveer twee jaar. De kans op recidive kan, binnen deze doelgroep, mede afhangen van de trouwheid aan de voorgeschreven medicatie. Wanneer individuen stoppen met het nemen van deze medicatie, kan de geestelijke gesteldheid weer snel verslechteren. Wanneer er geen

71

Na de bespreking en analyse van deze cognitieve pijlers waarop de pilot Dreigingsmanagement rust is het zaak om te bezien in hoeverre de assumpties die zijn gerangschikt onder de noemer van de operationele logica berusten op wetenschappelijke inzichten. De reflectie hierop is te vinden in hoofdstuk 4.

dreiger is vaak een indicatie dat voortdurende monitoring niet meer nodig is.

72

In document Pilot Dreigingsmanagement (pagina 68-73)