• No results found

6. Resultaten

6.6. Resultaten regressiemodel grootte van de bank hypothese

Het onderzoek van Branson en Loits (1997) concludeerde dat de grootte van een bedrijf een rol speelt in de mate van earnings management. Grote bedrijven zullen eerder earnings management toepassen dan kleine bedrijven. De grondslag hiervoor is de verplichte transparantie door wet- en regelgeving. Deze is voor grote bedrijven vele maten groter. Nu is het de vraag of dit ook het geval is voor banken. Over de grootte van bedrijven in verhouding met capital management is nog weinig tot geen onderzoek gedaan. De verwachting is dat bij grote banken earnings management en capital management een grotere rol spelen dan bij kleine banken.

Tabel R: Verdeling dataset per Basel akkoord op grootte van de bank

Groot Klein Totaal

Basel I 59 160 219

Basel II 139 421 560

Basel III 53 126 179

6.6.1. Beschrijvende statistiek

In tabel R is er een onderscheid gemaakt tussen banken met een grote en kleine hoeveelheid totaal activa. Indien banken meer dan 250.000 als actief bezitten worden ze geclassificeerd als groot. Bij minder dan 250.000 actief worden ze geclassificeerd als klein. De dataset bestaat uit 251 grote en 707 kleine banken, ongeveer 26,2 procent. Het percentage grote banken per Basel akkoord is redelijk hetzelfde. Het betreft Basel I voor 26,9 procent, Basel II voor 24,8 procent en Basel III voor 29,6 procent.

6.6.2. Regressiemodellen waarbij grootte van de bank wordt meegenomen

Voor de hypothesen 3A en 3B zijn twee regressiemodellen gebruikt. Enerzijds is in tabel S gekeken naar earnings en capital management over de periode 2005 tot en met 2014. Anderzijds is in tabel T gekeken naar earnings en capital management per Basel akkoord.

Tabel S: Regressiemodel grootte van de bank tussen 2005 en 2014

Regressiemodel LLP en grootte bank

Afhankelijke variabele is loan loss provisions (LLP)

Basismodel Bank Groot Bank Klein

Coëfficiënt Coëfficiënt Coëfficiënt

Constante term -0,014 *** 0,007 * -0,023 *** EBITP 0,636 *** 0,328 *** 0,317 *** MCAP 0,029 * -0,097 *** -0,078 *** ΔGDP -0,122 *** -0,158 *** -0,148 *** NPL 0,263 *** 0,283 *** 0,289 *** NCR 0,060 *** 0,250 *** 0,253 *** LASSETS 0,065 *** -0,044 0,166 *** ROA -0,923 *** -0,534 *** -0,674 *** CRISIS 0,055 *** 0,040 * 0,066 * Adjusted R Square 0,725 0,609 0,599 F-waarde 316,652 *** 186,947 *** 179,784 *** Aantal observaties 958 251 707

Er is voor gekozen om niet alle variabelen weer diepgaand te verklaren. Dit is al eerder in het onderzoek aan de orde gekomen. In het basismodel is de variabele EBITP significant positief (0,636) bij een significantie niveau van 1 procent. Dit betekent dat als de variabele EBITP één procent toeneemt, loan loss provisions met 11,2 procent toeneemt. Dit zou een indicatie geven voor het gebruik van earnings management. Echter in paragraaf 6.3. besproken dat dit resultaat genuanceerd moet worden. De variabele MCAP is significant positief (0,029). Bij het gebruik van capital management zou er een negatief significant effect verwacht worden. Dit resultaat impliceert dat als de kapitaalratio toeneemt, het gebruik van loan loss provisions ook toeneemt en vice versa. Voor het gebruik van capital management zou er bij een laag kapitaalratio, juist een toename verwacht worden in loan loss provisions.

In de kolommen Bank Groot en Bank Klein zijn de variabelen EBITP en MCAP gesplitst in regressies voor grote en kleine banken. Drie resultaten dienen nader besproken te worden: 1) De variabele EBITP is voor zowel groot als klein significant positief. Dit geeft een indicatie dat zowel grote als kleine banken gebruikmaken van earnings management.

2) De variabele MCAP is voor zowel grote als kleine banken significant negatief. Dit geeft een indicatie dat zowel grote als kleine banken gebruikmaken van capital management. Het is wel opvallend dat zowel in het basismodel (tabel S) als in voorgaande regressies in hoofdstuk 6 geen resultateb getoond worden die een indicatie geven op het gebruik van capital management. Echter bij het splitsen in grote en kleine banken wordt hier wel een indicatie voor gevonden.

3) De controlevariabele LASSETS is bij grote banken veranderd van significant positief naar negatief. Gezien het feit dat deze variabele niet meer significant is, kan hier verder geen uitspraak over worden gedaan. Er was wel verwacht dat juist grote banken meer gebruik zouden maken van loan loss provisions gezien de omvang van de activiteiten en het lopen van meer risico’s.

Tabel T: Regressiemodel grootte van de bank per Basel akkoord

Regressiemodel LLP en grootte bank per Basel akkoord

Afhankelijke variabele is loan loss provisions (LLP)

Basismodel Bank Groot Bank Klein

Coëfficiënt Coëfficiënt Coëfficiënt

Constante term -0,010 *** 0,005 -0,020 *** EBITP*BAS1 0,248 *** 0,051 0,014 MCAP*BAS1 0,112 *** -0,022 0,064 EBITP*BAS2 0,740 *** 0,349 *** 0,364 *** MCAP*BAS2 -0,008 -0,119 *** -0,121 *** EBITP*BAS3 0,354 *** 0,045 0,188 *** MCAP*BAS3 -0,019 -0,010 -0,093 ** ΔGDP -0,083 *** 0,148 *** -0,117 *** NPL 0,252 *** 0,276 *** 0,278 *** NCR 0,059 *** 0,243 *** 0,254 *** LASSETS 0,053 *** -0,021 0,150 *** ROA -0,936 *** -0,535 *** -0,701 *** CRISIS -0,015 0,019 0,024 AdjustedR Square 0,737 0,616 0,609 F-waarde 224,288 *** 128,914 *** 125,457 *** Aantal observaties 958 251 707

*,**, *** statistisch significant op 10 procent, 5 procent en 1 procent niveau

Tabel T is vergelijkbaar met tabel S, alleen is er in tabel T gekeken naar de grootte van de bank per Basel akkoord. Als we de variabele EBITP en MCAP niet splitsen zoals in tabel S is er zowel een indicatie voor earnings management als capital management. Ook in tabel T is een vergelijking gemaakt met het basismodel uit voorgaande paragrafen. Op basis van het basismodel werd er geconstateerd dat er indicaties zijn voor het gebruik van earnings management tijdens Basel I, II en III. Er werd geen indicatie gevonden voor het gebruik van capital management.

Het resultaat betreffende earnings management wordt gesplitst in drie Basel akkoorden: 1) In het basismodel was er een indicatie voor het gebruik van earnings management tijdens Basel I. Echter met het uitsplitsen in grote en kleine banken is er voor beiden geen significant effect meer waarneembaar. Er is geen indicatie meer aanwezig voor het gebruik van earnings management in Basel I.

2) Er is een indicatie voor het gebruik van earnings management tijdens Basel II. Dit geldt voor zowel grote als kleine banken en is in lijn met het basismodel.

3) In het basismodel was er een indicatie voor earnings management tijdens Basel III. Echter door de splitsing in grote en kleine banken is er nu nog enkel een indicatie voor kleine banken.

Het resultaat betreffende capital management wordt wederom gesplitst in drie Basel akkoorden:

1) In Basel I is geen indicatie gevonden voor het gebruik van capital management. Dit is in lijn met het basismodel.

2) In het basismodel was geen indicatie gevonden voor het gebruik van capital management tijdens Basel II. Echter door de splitsing is voor zowel grote als kleine banken een indicatie van het gebruik van capital management gevonden.

3) Er is een indicatie voor het gebruik van capital management gevonden, maar alleen bij kleine banken. Terwijl er in het basismodel helemaal geen indicatie voor capital management was.

6.6.3. Resultaten

Er zijn in hoofdstuk 3 twee hypothesen geformuleerd omtrent het gebruik van earnings management en capital management.

De hypothese betreffende earnings management:

H3A: De relatie tussen loan loss provisions en winsten voor belasting, rente en loan loss provisions zal significant positief zijn afhankelijk van de grootte van de bank.

De hypothese moet geaccepteerd worden blijkens de resultaten uit tabel S. Er is zowel voor grote als kleine bedrijven een significant positief (0,328 en 0,317) effect waargenomen. Dit geeft een indicatie op het gebruik van earnings management. Verder is dit in lijn met het basismodel, waar ook tussen 2005 en 2014 een significant positief (0,636) effect is gevonden. Op basis van tabel T is er onderscheid gemaakt tussen de verschillende Basel akkoorden. In het basismodel was voor Basel I, II als III een indicatie voor het gebruik van earnings management. Echter door het onderscheid tussen grote en kleine banken zijn er enkele verschillen geconstateerd. Tijdens Basel I is er voor grote en kleine banken geen gebruik gemaakt van earnings management. Tijdens Basel II is er een indicatie dat zowel grote als kleine banken gebruikmaken van earnings management. Tijdens Basel III is er alleen voor kleine banken een indicatie dat er gebruik wordt gemaakt van earnings management.

Er is dus zowel voor grote als kleine banken over de gehele tijdsperiode een indicatie voor earnings management. De verwachting was dat grote banken eerder en meer gebruik zouden maken van earnings management gezien de omvang en bijbehorende bedrijfsrisico’s. Het resultaat uit dit onderzoek is dat alleen grote banken gebruikmaken van earnings management tijdens Basel II. Kleine banken maken in de periode Basel II als in Basel III gebruik van earnings management. Er dient wel een nuancering aangebracht te worden. Door de splitsing in grote en kleine banken per Basel akkoord, is de grootte van de steekproefomvang aanzienlijk verminderd. Dit kan van invloed zijn op de resultaten.

De hypothese betreffende capital management:

H3B: De relatie tussen loan loss provisions en kapitaalratio zal significant negatief zijn afhankelijk van de grootte van de bank.

De hypothese moet geaccepteerd worden blijkens de resultaten uit tabel S. Er is zowel voor grote als kleine banken een significant negatief (-0,097 en -0,078) gevonden. Dit zou een indicatie kunnen zijn betreffende capital management bij banken. Als banken een laag kapitaalratio hebben, zouden zij door het gebruik van loan loss provisions, de kapitaalratio willen verhogen. Dit resultaat is opvallend te noemen, gezien het feit dat in de regressies met het basismodel geen enkele indicatie op capital management waarneembaar was.

De resultaten in tabel T komen exact overeen met de resultaten gevonden bij het gebruik van earnings management. Tijdens Basel I is er geen gebruik gemaakt van capital management. Tijdens Basel II is er door zowel grote als kleine banken gebruik gemaakt van capital management. Tijdens Basel III is er alleen door kleine banken gebruik gemaakt van capital management.

Er is dus, zowel voor grote als kleine banken, over de gehele tijdsperiode een indicatie voor capital management gevonden. De verwachting was dat grote banken eerder en meer gebruik zouden maken van capital management gezien de omvang en bijbehorende bedrijfsrisico’s. Het resultaat uit dit onderzoek is dat grote banken alleen gebruikmaken van capital management tijdens Basel II. Kleine banken maken in de periode Basel II als in Basel III gebruik van earnings management. Er dient een nuancering aangebracht te worden. Door de splitsing in grote en kleine banken per Basel akkoord, is de grote van de steekproefomvang aanzienlijk verminderd. Dit kan van invloed zijn op de resultaten.

6.6.4. Dummy groot

Er is ook een regressiemodel gedraaid waarbij er een variabele Dummy Groot is toegevoegd aan het basismodel. Er werd een significant effect gevonden dat grote banken circa 5 procent meer loan loss provisions gebruiken. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat grote banken, meer activiteiten hebben. Hierdoor is de omvang groter en hebben zij meer risico. Het is daarom ook verwacht dat grote banken eenmaal meer loan loss provisions gebruiken. Er werd geen significant effect gevonden voor de kleine banken in relatie tot de loan loss provisions.