• No results found

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar earnings en capital management bij banken door het gebruik van loan loss provisions. Banken moeten van de overheid voldoen aan de 8 procent gestelde kapitaalnorm. Capital management betekent dat banken het eigen kapitaal beïnvloeden tot een gewenst niveau. Hierdoor zullen investeerders en andere

belanghebbenden zien dat er wordt voldaan aan de wettelijke kapitaalvereisten. In werkelijkheid blijkt dit niet het geval te zijn. Earnings management heeft min of meer dezelfde werking. Als banken een beperkt verlies leiden, zullen zij het resultaat beïnvloeden om alsnog een winst te rapporteren. Een winstgevend bedrijf is nou eenmaal aantrekkelijker en betrouwbaarder dan een verliesgevend bedrijf. Income smoothing is de meest gangbare vorm van earnings management bij banken. Voor een bank is het gunstig om ieder jaar ongeveer dezelfde hoeveelheid winst te genereren. Hierdoor voorkomt een bank

schommelingen in de hoeveelheid kapitaal, maar is ook rustgevend voor investeerders. De beste accrual voor banken, om gebruik te maken van earnings management of capital

management, is het gebruik van loan loss provisions. De loan loss reserves is een voorziening op de balans die de hoeveelheid afgewaardeerde leningen voorstelt volgens de bank. Er kan niet rechtstreeks geboekt worden in deze voorziening. De correcties gemaakt op de loan loss reserves, zijn genaamd de loan loss provisions. Deze vind je ook als kosten of opbrengsten terug in de winst- en verliesrekening. De loan loss reserves is een schattingspost, maar het is niet toegestaan zomaar grote correcties op deze voorziening te maken.

In een normale situatie zouden banken in hoog conjunctuur weinig tot geen loan loss provisions maken. In deze periode wordt er nu eenmaal niet verwacht dat mensen en

bedrijven hun leningen niet meer terugbetalen. In laag conjunctuur wordt er wel verwacht dat mensen en bedrijven hun leningen niet meer terugbetalen. Juist in deze periode zouden

banken veel gebruikmaken van loan loss provisions. Als we het vanaf de andere kant bekijken zorgt een toename in loan loss provisions, tot een daling in de bedrijfswinst. Een daling in loan loss provisions, zorgt voor een stijging in de bedrijfswinst. In hoog conjunctuur worden er dus weinig loan loss provisions verwacht, maar wel hoge winsten.

In laag conjunctuur worden hoge loan loss provisions verwacht, maar wel lage winsten. Als banken gebruik zouden maken van income smoothing zouden ze de winsten over de perioden juist constant willen houden. Dit kunnen ze doen door in hoog conjunctuur meer gebruik te maken van loan loss provisions, zodat de winsten dalen. In laag conjunctuur moeten de voorzieningen dan vrijvallen, zodat de winsten stijgen. Hierdoor wordt een positieve relatie verwacht tussen loan loss provisions en winsten voor belasting, rente en loan loss provisions. Banken moeten zoals eerder gesteld voldoen aan de 8 procent wettelijke kapitaalvereiste. De loan loss provisions en loan loss reserves maken onderdeel uit van het kapitaal van de bank. In de normale situatie willen banken zo weinig mogelijk kapitaal aanhouden en zoveel mogelijk kapitaal uitzetten. Dit levert rente en beloning op voor de banken, hetgeen waar zij het van moeten hebben. Als banken makkelijk voldoen aan de kapitaalvereiste zullen zij niet onnodig extra loan loss reserves aanhouden. Wanneer banken onder het wettelijk

kapitaalvereiste komen, kunnen door middel van loan loss provisions, het kapitaal omhoog sturen. Er wordt dan ook een negatieve relatie tussen het kapitaalratio en de loan loss provisions verwacht. Capital management zal enkel gebruikt worden in de situatie van een lage kapitaalratio. Alleen in Basel I (zie vervolg) was er sprake van een trade-off effect tussen earnings en capital management. In laag conjunctuur willen banken minder loan loss

provisions gebruiken zodat de winsten toenemen. Door vermindering van loan loss

provisions, zal de kapitaalratio dalen. Als banken ervoor kiezen de kapitaalratio te verhogen, zal de loan loss provisions stijgen, maar de winsten weer afnemen. Dit zorgt voor

conflicterende belangen tussen het gebruik van earnings en capital management.

De afgelopen 25 jaar is er veel veranderd op het gebied van wet- en regelgeving voor banken. Dit is gebeurd aan de hand van Basel I, II en III. De implementatie van Basel I was gedurende 1992. Hiervoor maakte de loan loss provisions deel uit van het Tier 1 kapitaal. Sinds de implementatie van Basel I maken de loan loss provisions deel uit van het Tier 2 kapitaal. Verder mochten de loan loss provisions nog maar voor 1,25 procent van het risico gewogen actief, meegenomen worden in het kapitaal van de bank. De implementatie van Basel II was vanaf 1 januari 2008. Er werd een nieuw stelsel opgezet met daarin 3 fundamentele pilaren. Pilaar 1 was min of meer hetzelfde als Basel I, een wettelijk kapitaalvereiste van 8 procent.

Pilaar 2 (toezichthouder) en pilaar 3 (marktdiscipline) moesten zorgen voor een beter en betrouwbaarder bankenstelsel. De banken konden kiezen uit de Standardized Approach of IRB Approach om zo het risico gewogen actief te berekenen. Hierin werd het gebruik van loan loss provisions uitgesloten of drastisch verminderd. Tegelijkertijd brak de kredietcrisis uit. Het was meteen duidelijk dat Basel II niet gemaakt was voor crisisperioden. Er werd in 2010 al gestart met het formuleren van Basel III. De implementatie van Basel III is per 1 januari 2013 gestart. Deze wordt in gedeelten geïmplementeerd door banken. 1 Januari 2019 moeten alle banken Basel III volledig geïmplementeerd hebben. Basel III geeft beperkt de procyclische beweging. Het is nu toegestaan om in hoog conjunctuur een voorziening te maken om de klappen in laag conjunctuur op te vangen. Verder mag er een extra

kapitaalbuffer van maximaal 2,5 procent aangehouden worden. De common equity moet 4,5 procent gaan bedragen in plaats van 2 procent. In pilaar 2 moeten toezichthouders vaker toezicht houden en hardere sancties uitdelen. In pilaar 3 moeten banken ook disclosures publiceren in de jaarrekening.

De verwachtingen in het onderzoek waren dat in Basel I nog ruimte was voor zowel earnings als capital management. Basel II zou dit gaan beperken met de strengere wet- en regelgeving. Echter Basel III zou door het beperken van de procyclische beweging weer ruimte maken voor earnings en capital management door het gebruik van loan loss provisions.

De relatie tussen de afhankelijke variabele LLP en de onafhankelijke variabelen EBITP en MCAP per Basel akkoord gaven de eerste indruk. Basel I en II gaven een indicatie tot earnings management. Basel I, II en III gaven een indicatie tot capital management. De samenhang van deze variabelen is ook per jaar bekeken. Hieruit bleek dat LLP en EBITP dezelfde stijgingen en dalingen door de jaren heen hebben. Dit geeft een indicatie van earnings management. De variabelen LLP en MCAP bleken tot en met 2009 dezelfde

richtingen aan te nemen. Echter voor capital management zou een tegenovergestelde richting verwacht worden. Vanaf 2009 was er een stijging te zien in de kapitaalratio, met een daling in loan loss provisions. Dit wijst erop dat banken, met een hoog kapitaalratio, weinig

gebruikmaken van loan loss provisions, maar juist dit kapitaal gebruiken voor activiteiten. Er werd dus geen indicatie voor capital management gevonden.

In het basis regressiemodel werden de controlevariabelen ΔGDP, NPL, NCR, LASSETS, ROA en CRISIS toegevoegd. De variabelen NPL, NCR en LASSETS waren significant positief gelijk aan de verwachting. De variabelen ΔGDP en ROA waren significant negatief gelijk aan de verwachting. Enkel de variabele CRISIS was niet significant. Er werd

geconstateerd dat zowel in Basel I, II als III EBITP een significant positieve waarde had. Dit geeft meteen een indicatie van earnings management. Dit resultaat moet echter genuanceerd worden door het feit dat hoge bedrijfswinsten ook kunnen ontstaan door het gebruik van weinig loan loss provisions. De variabele MCAP in Basel I was significant positief, waar juist een significant negatief effect verwacht was voor capital management. De variabele MCAP in Basel II en Basel III hadden geen significant effect en hierdoor geen samenhang tussen de variabelen MCAP en LLP. Er werd geen indicatie gevonden voor het gebruik van capital management in dit regressiemodel. Verder werden de onafhankelijke variabele DUMMY BASEL II en DUMMY BASEL III toegevoegd aan het model en hierdoor moest er

vastgesteld worden dat de effecten daadwerkelijk kwamen door de verandering in het Basel akkoord. Het effect van Basel I zit in de constante term. Hieruit kon geconcludeerd worden dat Basel I een significant negatief effect heeft en Basel III een significant positief effect. Basel II was niet significant. Opvallend was dat door toevoeging van DUMMY de variabele MCAP*BAS3 significant negatief werd. Dit kan wijzen op capital management.

Op basis van voorgaande literatuur was het interessant om ook onderzoek te doen naar de grootte van de bank in relatie tot earnings en capital management. Er werd over de gehele tijdsperiode een significant effect gevonden voor zowel earnings management als capital management. In het basismodel zoals hiervoor besproken was er geen indicatie waargenomen dat banken sturen op de kapitaalratio. Daarnaast is er ook gekeken of er nog verschil zat in de verschillende Basel akkoorden. Hieruit kon geconcludeerd worden dat tijdens Basel I geen gebruik werd gemaakt van earnings en capital management.

Tijdens Basel II was er voor grote en kleine banken een indicatie gevonden voor earnings management en capital management. De resultaten voor Basel III betreffen een verschil tussen grote en kleine banken. Er was een indicatie dat kleine banken gebruikmaken van zowel earnings als capital management. Terwijl er bij grote banken geen significant effect te zien was. Overall kan er geconcludeerd worden dat er een indicatie is gevonden dat grote banken (in Basel II) en kleine banken (in Basel II en III) gebruikmaken van zowel earnings management als capital management. Hierbij is het bewijs voor capital management niet in lijn met het basismodel.

Concluderend is er een sterke indicatie dat banken earnings management gebruiken door middel van loan loss provisions. In zowel Basel I, II als III zijn hier significante resultaten gevonden. Het moet echter genuanceerd worden met de redenatie dat weinig loan loss provisions gebruik, leidt tot hoge bedrijfswinsten en vice versa. Verder is er in het regressiemodel zonder controlevariabelen model een indicatie gevonden voor capital management. Echter door het toevoegen van de controlevariabelen kan er geconcludeerd worden dat banken geen gebruikmaken van capital management. Als er onderscheid gemaakt wordt in de grootte van de bank is er ook een significant effect gevonden betreffende capital management in Basel II en III.

Er kan in de toekomst onderzoek gedaan worden naar de vraag welke mate van invloed Basel III in zijn totaliteit heeft op capital management en earnings management. Ook relevant hierbij is de vraag of er nog verschil zit tussen de startfase van Basel III (2013-2014) en de eindfase van de implementatie van Basel III (2016-2018). Er zijn ook enkele beperkingen in dit onderzoek. De focus is geconsolideerde banken. Hierdoor hebben grensoverschrijdende activiteiten geen rol gespeeld in dit onderzoek. Dit biedt mogelijkheden om in de toekomst een onderzoek te verrichten op het gebied van grensoverschrijdende activiteiten en de rol van de overheid in verschillende landen. In de splitsing tussen grote en kleine banken moet er rekening gehouden worden dat kleine banken minder snel hulp wordt toegezegd. De overheid laat grote banken (systeembanken) niet omvallen. In dit onderzoek is de rol van de overheid niet meegenomen.