• No results found

5. DISCUSSIE

5.2. RESULTATEN INTERVIEWS

Uit de bevragingen voor dit onderzoek blijkt dat zorgverleners verschillende strategieën gebruiken om slikproblemen bij medicatie te (proberen) verhelpen. Wel treden er regelmatig problemen op bij deze strategieën en wijzen de zorgverleners op bepaalde noden om deze problematiek beter te kunnen aanpakken. De resultaten uit dit onderzoek zijn doorgaans consistent met de gevonden onderzoeksresultaten uit de literatuur.

Alle verpleegkundigen (100%), de meeste van de bevraagde logopedisten (90%) alsook meer dan de helft van de apothekers (56%) rapporteerden vooral slikproblemen bij de inname van medicatie bij patiënten met een neurologische aandoening. De prevalentie van slikproblemen bij deze patiëntenpopulatie is inderdaad hoog en varieert tussen 50 en 82% (172, 173). Bovendien dient opgemerkt te worden dat sommige zorgverleners die aangaven slikproblemen te zien bij patiënten met een mentale aandoening, mogelijk hiermee de ziekte van Alzheimer

42

bedoelden, die in feite een neurologische aandoening is. De gerapporteerde waarden voor neurologische en mentale aandoeningen kunnen bijgevolg respectievelijk onderschat en overschat zijn.

Daarnaast rapporteerden enkele apothekers (38%) ook problemen bij personen zonder een onderliggende aandoening. Dit zou volgens de literatuur bij gemiddeld 0 – 20% van de personen voorkomen (79, 83) en kan worden verklaard door de onnatuurlijke aard van het slikproces bij de inname van medicatie. Immers, bij het natuurlijke slikproces - met andere woorden wanneer voedsel wordt geslikt - wordt er steeds eerst gekauwd (111). Ten slotte werd er door geen enkele zorgverlener slikproblemen bij medicatie gerapporteerd bij patiënten met een metabole aandoening. Toch zouden deze problemen soms optreden bij deze populatie. Zo stelde een studie met 200 testpersonen dat slikproblemen bij gemiddeld 17,5% van de patiënten met diabetes mellitus (type I en II) zouden voorkomen (174).

Slikproblemen bij vloeibare doseringsvormen werden door de bevraagde apothekers en logopedisten opvallend minder gezien dan slikproblemen bij vaste doseringsvormen. Dit toont aan dat vloeibare doseringsvormen nuttig kunnen zijn voor de behandeling van slikproblemen bij vaste doseringsvormen (161). Toch zagen alle bevraagde verpleegkundigen slikproblemen bij zowel vaste als vloeibare doseringsvormen. Verder waren drie van de vier logopedisten die slikproblemen zagen bij zowel vaste als vloeibare doseringsvormen, hoofdzakelijk werkzaam in een ziekenhuis. Dit zou erop wijzen dat personen met slikproblemen bij vloeibare medicatie vaak gehospitaliseerd zijn.

Het zou ook kunnen dat deze personen extra hulpbehoevend zijn en in een WZC verblijven. De problemen zullen dan eerder in het ziekenhuis of het WZC aangepakt worden, waardoor de apotheker weinig rechtstreeks contact met deze patiënten heeft. Dit kan verklaren waarom slechts 40% van de bevraagde apothekers slikproblemen bij vloeibare doseringsvormen zag. Verder onderzoek naar de aanpak van slikproblemen bij (vloeibare) medicatie in het WZC en in het ziekenhuis kan dus zeer nuttig zijn.

Logopedisten en apothekers rapporteerden minder slikproblemen bij de inname van capsules dan bij de inname van tabletten. Dit is consistent met de literatuur en kan worden verklaard doordat capsules, in tegenstelling tot sommige tabletten, langwerpig zijn en beschikken over een glad oppervlak (87, 88). Ook werden er minder problemen vastgesteld met kleinere doseringsvormen, wat aantoont dat de grootte inderdaad een belangrijke factor is bij de slikbaarheid van een geneesmiddel (87). Desondanks mag er niet van uitgegaan worden dat alle patiënten met slikproblemen bij medicatie, kleinere doseringsvormen gemakkelijk kunnen slikken. In geval van een neurologische aandoening bijvoorbeeld, hebben patiënten het ook vaak moeilijk om kleine doseringsvormen te

43

slikken (88). Er dient opgemerkt te worden dat tijdens het interview de grootte van een doseringsvorm niet gedefinieerd werd, de resultaten zijn dus gebaseerd op de eigen interpretatie van de zorgverleners.

Hoewel een orodispergeerbare tablet (ODT) doorgaans gemakkelijk geslikt kan worden, werden door een apotheker, een logopedist en een verpleegkundige toch problemen vastgesteld met deze doseringsvorm. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de speekselproductie bij personen met slikproblemen sterk verminderd kan zijn, terwijl voor een vlotte inname van een ODT voldoende speeksel vereist is (2). Ook in de literatuur worden er slikproblemen gerapporteerd bij ODT’s. Er werd zelfs geen verschil gezien tussen het optreden van aspiraties bij ODT’s en bij conventionele tabletten (107). Een ODT kan dus een zeer handige doseringsvorm zijn voor mensen met slikproblemen, maar er dient nagevraagd te worden of de patiënt er wel degelijk mee geholpen is.

In tegenstelling tot voorgaande studies, peilde het onderzoek uitgevoerd voor deze masterproef niet naar de manier waarop zorgverleners de doseringsvorm pletten, noch naar eventuele modificaties van gecoate preparaten of preparaten met verlengde vrijstelling. Wel werd gezocht naar welke strategieën zorgverleners hanteerden om slikproblemen te verhelpen. Idealiter wordt, indien mogelijk, de doseringsvorm waarbij de problemen optreden, vervangen door een gemakkelijker te slikken doseringsvorm. Op deze manier krijgt de patiënt een niet-gemodificeerd vergund geneesmiddel toegediend. Deze aanpak werd het meest gebruikt (76%) door de bevraagde apothekers en werd ook door 40% van de logopedisten en 67% van de verpleegkundigen gebruikt. De grote beperking van deze aanpak is dat zeker niet alle geneesmiddelen in een of meerdere verschillende doseringsvormen op de markt komen.

Vaak zijn tabletten immers de goedkoopste en gemakkelijkst te produceren doseringsvorm (111).

Het pletten van de doseringsvorm werd in de literatuur beschreven als de meest gebruikte aanpak van slikproblemen (83, 89, 108-110, 142, 165). Deze aanpak werd ook door de bevraagde logopedisten (85%) en verpleegkundigen (83%) het meest gehanteerd. Hoewel ook de bevraagde apothekers veelvuldig doseringsvormen pletten (66%), was dit voor hen slechts de tweede optie. Het is een effectieve aanpak, maar zoals reeds aangehaald is deze niet geheel zonder risico’s (117, 126, 127) en wordt het aangeraden om vooraf te controleren of de doseringsvorm wel geplet mag worden. Deze controle werd effectief uitgevoerd door alle apothekers en door 65%

van de logopedisten die aangaven de doseringsvorm te pletten. Van de verpleegkundigen vermeldde er slechts een dat er pas geplet werd indien dat was toegestaan. Toch gaf dus 35% van de logopedisten en 80% van de verpleegkundigen niet expliciet aan of ze eerst controleerden of het pletten al dan niet was toegestaan. Uiteraard is het mogelijk dat ze dit vanzelfsprekend vonden dat ze dit niet vertelden.

44

Een andere veel voorkomende aanpak is het mengen van de (gemodificeerde) doseringsvorm met voedsel.

Deze aanpak werd volgens een systematische review (175) in 43-71% van de WZC’s gehanteerd. Het blijkt bovendien ook een effectieve aanpak van slikproblemen bij medicatie, aangezien het geneesmiddel ‘verborgen’ wordt in het voedsel. Het nadeel is echter dat er interacties kunnen optreden tussen het voedsel en het geneesmiddel (111). Van de bevraagde logopedisten meldde meer dan de helft (55%) de doseringsvorm soms te mengen met voedsel. De logopedisten die hiervoor yoghurt gebruikten, gaven wel aan dat ze op voorhand controleerden of het geneesmiddel hiermee wel gemengd mocht worden. Dat is positief, want er kunnen inderdaad interacties optreden tussen bepaalde geneesmiddelen en melkproducten, met een verminderde werkzaamheid van het geneesmiddel als gevolg (176).

Vermits logopedisten hier bedachtzaam op zijn, kan ervan uitgegaan worden dat ze op de hoogte zijn van interacties tussen geneesmiddelen en voedsel en dat ze hiermee, hoewel ze vaak geneesmiddelen met voedsel mengen, waarschijnlijk voorzichtig omspringen.

Alle apothekers gaven aan dat ze nakijken of de doseringsvorm gemengd mag worden met een (bepaald) voedingsmiddel alsook of de doseringsvorm geplet mag worden. Dit is geruststellend, niet in het minst omdat van de apotheker verwacht wordt dat hij/zij een geneesmiddelenexpert is, die bovendien regelmatig gecontacteerd wordt voor informatie over de mogelijkheden om een geneesmiddel te pletten of te mengen met voedsel. Verder dient opgemerkt te worden dat sommige zorgverleners die enkel aangaven de doseringsvorm te pletten, deze nadien misschien vermengden met voedsel. In dat geval is de gerapporteerde waarde over het mengen met voedsel een onderschatting.

Het gebruik van slikgels door apothekers, logopedisten en verpleegkundigen en van speciale bekers en/of rietjes door logopedisten, werd ook aangegeven als een mogelijke aanpak voor de problemen bij het slikken van medicatie. Hoewel de effectiviteit van deze middelen niet is aangetoond (111), vonden de meeste zorgverleners deze middelen toch effectief. Een groot voordeel van deze aanpak is dat hij ook gebruikt kan worden voor gecoate doseringsvormen en doseringsvormen met verlengde afgifte, doordat de doseringsvorm niet gemodificeerd hoeft te worden. Het nadeel is dat er, zoals reeds aangehaald, weinig studies over deze middelen beschikbaar zijn. In elke geval kon via onderzoek nog niet worden aangetoond of de inname van een niet-gecoate aspirine tablet met slikgel en de inname ervan zonder slikgel, bio-equivalent zijn (177). Verder onderzoek over deze middelen zal dus moeten uitmaken of ze wel degelijk effectief zijn en of ze ervoor zorgen dat de patiënt veiliger kan slikken.

45

Daarnaast zijn er ook nog een aantal strategieën die in veel mindere mate worden gebruikt. Toch lijken deze strategieën nuttig. Zo gaf één apotheker aan, lege capsules mee te geven aan de patiënt om te oefenen. Deze aanpak toont gelijkenissen met een techniek die logopedisten ook gebruiken, namelijk het desensibiliseren van de neuronen in de mondholte door steeds grotere objecten te slikken (111). Dit dient uiteraard met voorzichtigheid te gebeuren en bij voorkeur onder begeleiding van een logopedist, aangezien de patiënt hierbij nog steeds problemen kan ondervinden, zoals aspiratie.

Het toestel ‘MyLiquitab®’, dat door een logopedist werd aangehaald, lijkt een veilige, snelle en efficiënte manier om tabletten om te zetten naar een vloeibare doseringsvorm. Er dient wel opgemerkt te worden dat de studies over dit toestel beperkt zijn (178). Verder raadt de fabrikant van het toestel aan om gecoate doseringsvormen en doseringsvormen met een verlengde afgifte niet te gebruiken in het toestel (179), aangezien het modificeren van deze doseringsvormen ernstige ongewenste effecten kan veroorzaken (85).

De aanpak van slikproblemen bij vloeibare doseringsvormen is moeilijker dan de aanpak bij vaste medicatie.

Dit kan verklaard worden doordat de alternatieven voor vloeibare medicatie beperkter zijn dan voor vaste doseringsvormen. Zowel apothekers (55%), logopedisten (65%) als verpleegkundigen (83%) proberen veelal de doseringsvorm in te dikken. Bij sommige preparaten verloopt het indikken echter moeilijk. Een bijkomend en groter nadeel is dat het indikken het vrijstellingsprofiel van het API kan wijzigen (124). Veiliger is het om indien mogelijk, zoals 10% van de apothekers, 47% van de logopedisten en 33% van de verpleegkundigen, de doseringsvorm te wijzigen of, zoals 15% van de apothekers en 12% van de logopedisten, het geneesmiddel aan te bieden op een andere manier.

Deze laatste twee opties genieten de voorkeur omdat de patiënt dan een niet-gemodificeerd vergund geneesmiddel toegediend krijgt. Verder is er weinig informatie beschikbaar over slikproblemen bij vloeibare medicatie. Studies naar slikproblemen bij vloeibare medicatie zouden in de toekomst meer informatie kunnen verschaffen.

Wat de noden van de zorgverleners betreft, willen logopedisten vooral meer duidelijkheid over de toelaatbaarheid van de modificatie van doseringsvormen. De website 'pletmedicatie.be’ werd aangehaald als een zeer handig hulpmiddel, maar niet alle geneesmiddelen worden erop vermeld. Bovendien werd er geen website of andere bron gevonden die aangeeft of een vloeibare doseringsvorm ingedikt mag worden en of dit eenvoudig is. Ook apothekers willen meer informatie over deze problematiek, hetzij via een website, hetzij via de bijsluiter of verpakking. Een snelwerkend softwareprogramma, dat aangeeft of er een alternatief bestaat en of een doseringsvorm

46

gemodificeerd mag worden, zou hen op een snelle manier informatie kunnen verschaffen. Nu verliezen ze immers relatief veel tijd met opzoekwerk.

Zoals reeds aangehaald, melden patiënten hun slikproblemen bij medicatie niet altijd aan hun zorgverleners.

Tweeëntwintig procent van de apothekers vond dan ook dat patiënten beter zouden moeten geïnformeerd worden over het feit dat hun apotheker hen bij deze problemen kan helpen. Daarnaast benadrukten 9% van de bevraagde apothekers en 24% van de logopedisten het belang van meer bewustwording bij andere zorgverleners om de aanpak van slikproblemen bij medicatie te kunnen verbeteren. Sommige artsen zien slikproblemen bij medicatie immers als een banaal probleem.

Verder zouden ook extra hulpmiddelen voor het bereiden van magistrale bereidingen, zoals formularia van doseringsvormen, kunnen helpen bij de aanpak van slikproblemen bij medicatie. Het zou voor de apotheker dan eenvoudiger zijn een andere doseringsvorm te maken die gemakkelijker geslikt kan worden door de patiënt. Dit heeft als voordeel dat er geen modificatie dient te gebeuren, wat veiliger is voor de patiënt. Een voorwaarde hierbij is wel dat de apotheker de magistrale bereidingen correct uitvoert en dat deze van goede kwaliteit zijn. SyrSpend®, een reeks suspensiebasissen, kan hierbij een handig hulpmiddel zijn. Er zouden natuurlijk ook meer doseringsvormen van een bepaald geneesmiddel op de markt kunnen komen.

Heel vaak ervaren patiënten met slikproblemen bij medicatie ook vaak slikproblemen bij voedsel en/of drank.

Deze link werd wel minder gezien door de bevraagde apothekers, maar kan eenvoudig verklaard worden doordat slikproblemen bij voedsel en/of drank minder ter sprake komen in de apotheek.

Ten slotte dient te worden vermeld dat dit onderzoek enkele beperkingen vertoont. Zo werden er slechts twintig logopedisten en vijftig apothekers bevraagd, wat weinig is in verhouding tot het totaal aantal logopedisten en apothekers in België. Bovendien hadden alle deelnemende logopedisten een postgraduaat ‘dysfagie’ behaald, terwijl er wellicht ook patiënten met slikproblemen in behandeling zijn bij logopedisten zonder deze specialisatie.

Aangezien zij de problematiek waarschijnlijk minder goed kennen, is het mogelijk dat de aanpak van deze logopedisten verschilt van de strategieën die hier werden weergegeven. Ook werden er uiteindelijk, omwille van corona, slechts zes verpleegkundigen bevraagd, wat geen representatieve groep kan genoemd worden. Bijgevolg dienen deze resultaten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.

47

Hoewel weinig patiënten slikproblemen rechtstreeks melden aan hun zorgverleners, is het denkbaar dat ze toch met slikproblemen kampen, die ze zelf proberen op te lossen. Patiënten werden in dit onderzoek echter niet bevraagd over hun ervaring met slikproblemen bij medicatie en de eventuele aanpak hiervan. Een specifiek onderzoek hiernaar kan dus interessant zijn.

48