• No results found

Hoofdstuk 6 Empirische toetsing

6.3 Resultaten

De karakteristieken van de 305 respondenten zijn weeggegeven in tabel 6.1. Uit deze tabel blijkt dat bijna 60% van de respondenten een meisje was. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 10 jaar. De gezinssamenstelling van de meeste respondenten bestaat uit een vader en een moeder (30.5%). In veel gevallen heeft de respondent ook een boer (21%) of een zus (22.6%). In bijna 60% van de gezinnen is de vader de hoofdkostwinner, maar ook bij bijna 30% werken zowel de vader als de moeder. Ondanks dat in veel gevallen de moeder thuis is om voor het huishouden te zorgen doen in 71.5% van de gevallen de respondenten

soms boodschappen. Hierdoor weten de meeste jongeren wat er in de winkels aangeboden wordt. Bovendien worden ze geconfronteerd met de reclame uitingen van de producenten van levensmiddelen, net als de promoties van nieuwe producten. Bovendien worden de jongeren tijden het uitoefenen van hun hobby’s ook blootgesteld aan invloeden van buitenaf. Gecumuleerd blijkt dat jongeren voornamelijk televisie kijken, computeren/internetten, buitenspelen en lezen. Deze hobby’s worden door ongeveer 92.5% van de respondenten uitgeoefend. Gemiddeld wordt er 6.8 uur per week naar de televisie gekeken met een variantie van 0 tot 25 uur. Net zoveel uren worden gemiddeld besteed aan internet, namelijk 6.9 uur. Bovendien sporten de respondenten gemiddeld een uur per week. Maar of deze beweging buiten het verplichte schoolgymmen is is niet duidelijk.

De verhouding wonen in een dorp of stad was 26.6% tegen 73.4%. Dit is te verklaren aangezien de meeste scholen in dorpen gesloten worden omdat het aantal leerlingen te laag is om een school bestaansrecht te laten behouden. Hierdoor is de kans dat wanneer je respondenten treft op een school in een stad dat deze respondenten ook in een stad wonen. Gezien de uitkomst van de nationaliteitsanalyse blijkt dat de scholen in en rond Veenendaal tot de witte scholen behoren. Slechts 11.5% van de respondenten heeft een niet Nederlandse achtergrond, namelijk 7.2% Turks, 3.3% Marokaans en 1% Surinaams.

Een analyse van het gewicht van de jongeren laat zien dat 86.6% een gezond gewicht heeft, 2% heeft een te laag gewicht en 11.5% heeft een te hoog gewicht. Deze 11% ligt in lijn met de gegevens gepresenteerd in hoofdstuk 2.

Frequentie Geslacht Jongen Meisje 41% 59% Leeftijd 8 9 10 11 12 19.7% 15.4% 18.7% 35.4% 10.8% Woonplaats Stad Dorp 73.4% 26.6%

Nationaliteit Nederlandse Turkse Maroaanse Surinaamse 88.5% 7.2% 3.3% 1% Gewicht Te laag

Niet te laag of te hoog Te hoog 2% 86.6% 11.5% Gezinssamenstelling Vader Vader en moeder Vader, moeder en broer Vader, moeder en zus Vader, moeder en broers Vader, moeder en zussen Vader, moeder, broer en zus Vader, moeder broers en zussen

1.6% 30.5% 21.0% 22.6% 7.2% 4.3% 11.1% 1.6%

Werkende ouders Vader

Moeder Beide 58.4% 12.5% 29.2% Boodschappen Nooit Soms Vaak 16.7% 71.5% 11.8% Tabel 6.1: karakteristieken respondenten

Toetsing van de hypotheses

H1 : Jongeren consumeren minder vette en calorierijke voedingsmiddelen wanneer de prijzen hiervan stijgen.

Om een uitspraak te doen over of jongeren minder vette en calorierijke voedingsmiddelen nuttigen wanneer de prijzen hiervan stijgen is eerst gekeken of jongeren deze ongezonde voedingsmiddelen consumeren omdat deze goedkoper zijn dan gezonde voedingsmiddelen. Om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen het geslacht van de jongere en of deze om de lagere prijs meer vette en calorierijke voedingsmiddelen consumeren is er een t-toets

uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de gemiddelde waarde die de jongere gaven aan deze uitspraak voor jongens hoger is dan voor meisjes (zie tabel 6.2). Zowel jongens als meisjes hebben geen uitgesproken mening over deze stelling.

Score prijs ongezonde voedingsmiddelen

Jongens 3.23 Meisjes 3.04 Tabel 6.2: Score prijs ongezonde voedingsmiddelen

De overscheidingskans die uit de tweezijdige t-toets komt is 0.196. Het gaat hier om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat jongeren minder vette en calorierijke voedingsmiddelen consumeren wanneer de prijzen hiervan stijgen. Voor een eenzijdige toets is de overscheidingskans 0.098. Hieruit kan geconcludeerd worden dat jongeren niet significant meer vette en calorierijke voedingsmiddelen consumeren omdat de prijzen lager liggen dan van ongezonde voedingsmiddelen.

Op de vraag of jongeren minder ongezonde voedingsmiddelen consumeren wanneer deze duurder worden dan gezonde voedingsmiddelen antwoorden de jongeren neutraal. Uit de uitvoer van de t-toets lijkt dat meisjes wel iets meer neigen naar een positieve bevestiging dan jongens ( zie 6.3).

Score prijsstijging ongezonde voedingsmiddelen

Jongens 2.88 Meisjes 2.72 Tabel 6.3: Score prijsstijging ongezonde voedingsmiddelen

De overscheidingskans die uit de tweezijdige t-toets komt is 0.229. Het gaat hier om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat jongeren minder vette en calorierijke voedingsmiddelen consumeren wanneer de prijzen hiervan stijgen. Voor een eenzijdige toets is de overscheidingskans 0.1145. Hieruit kan geconcludeerd worden dat jongeren niet significant minder ongezonde voedingsmiddelen consumeren wanneer deze duurder worden dan gezonde voedingsmiddelen antwoorden de jongeren

Beide stellingen bevestigen dat jongeren niet significant minder vette en calorierijke voedingsmiddelen zullen consumeren wanneer de prijzen hiervan stijgen.

H2 : Jongeren consumeren minder ongezonde voedingsmiddelen wanneer een prijsverhoging samengaat met een op jongeren gerichte interventie.

Om te toetsen of jongeren minder ongezonde voedingsmiddelen consumeren wanneer een behalve een prijsverhoging ook een op jongeren gerichte interventie plaatsvindt is er gekeken of jongeren zelf denken minder te gaan consumeren. Uit de gemiddelde scores van zowel de jongens als meisjes blijkt dat beide groepen hier neutraal tegenover staan (zie tabel 6.4). Opvallend is wel dan de score van de meisjes beduidend lager ligt dan bij die van de jongens. Score prijsverhoging gepaard met reclame

Jongens 3.02 Meisjes 2.66 Tabel 6.4: Score prijsverhoging gepaard met reclame

De overscheidingskans die uit de tweezijdige t-toets komt is 0.013. Het gaat hier om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat jongeren minder vette en calorierijke voedingsmiddelen consumeren wanneer de prijzen hiervan stijgen en dit samen gaat met een op jongeren gerichte interventie. Voor een eenzijdige toets komt dit neer op een overscheidingskans van 0.0065. Hieruit kan geconcludeerd worden dat jongeren significant minder vette en calorierijke voedingsmiddelen zullen gaan consumeren wanneer een prijsverlaging gelijk zou gaan met een op jongeren gerichte interventie.

H3 : De leeftijd van jongeren bepaalt of zij openstaan voor invloeden uit hun omgeving. Om te bepalen of jongeren minder beïnvloed worden door de socialisatieagenten uit hun omgeving is gekeken in hoeverre de jongeren het eens zijn met de stelling: nu is ouder ben vind ik het minder belangrijk wat andere van mij denken. De antwoorden zijn gemeten op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1 staat voor helemaal mee eens tot 5 helemaal mee oneens. De antwoorden van de respondenten laten een duidelijke trend zien in de ontwikkeling van

de jongeren (zie tabel 6.5). In de leeftijd van 8 jaar oud vinden de jongeren het minder belangrijk wat anderen van hun denken. Net als de 10 jarigen. In de leeftijdscategorieën 9, 11 en 12 jaar oud blijkt dat deze groepen zich meer aantrekken van wat de omgeving van hun vindt. Hierdoor staat deze groep meer open voor beïnvloeding van de socialisatieagenten waar ze zich voor openstellen.

Score openstaan voor omgevingsinvloeden

8 1.67 9 3.23 10 1.47 11 2.53 12 3.33 Tabel 6.5: Score openstaan voor omgevingsinvloeden

Uit deze gegevens mag geconcludeerd worden dat de leeftijd van de jongeren inderdaad bepalend is of de jongeren openstaan voor invloeden uit hun omgeving. Echter, het feit dat jongeren opstaan voor de invloed van hun socialisatieagenten geeft geen indicatie van de mate waarin de jongeren beïnvloed worden door de mensen in hun omgeving.

H4 : Jongens hechten meer belang aan de mening van socialisatieagenten dan meisjes.

Er is een t-toets uitgevoerd om te toetsen of jongens meer belang hechten aan de mening van socialisatieagenten dan meisjes. Uit de eerste globale analyse blijkt dat de gemiddelde score van jongens hoger ligt dan van meisjes. Hieruit blijkt dat jongens het iets minder belangrijk vinden van wat anderen van hun merkkeuze vinden dan meisjes. Hierdoor zullen iets vaker een product blijven kopen ook wanneer deze negatieve reactief heeft ontvangen (zie tabel 6.6).

Score invloed socialisatieagenten jongeren

Jongens 3.63 Meisjes 3.39 Tabel 6.6: Score invloed socialisatieagenten jongeren

De overscheidingskans die uit de tweezijdige t-toets komt is 0.083. Het gaat hier om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat jongens meer belang hechten aan de mening van socialisatieagenten dan meisjes. Voor een eenzijdige toets is de overscheidingskans 0.0415. Hieruit kan geconcludeerd worden dat jongens niet significant meer belang hechten aan de mening van socialisatieagenten dan meisjes.

Bovendien is er een t-toets uitgevoerd om te toetsen jongens vaker merken kopen die anderen kopen dan meisjes. Ook hier blijkt op eerste oogopslag dat de gemiddelde score van jongens hoger ligt dan van meisjes. Hieruit blijkt dat jongens het minder belangrijk vinden of anderen ook een bepaald merk kopen of niet (zie tabel 6.7).

Score alleen merken kopen die anderen kopen

Jongens 3.94 Meisjes 3.79 Tabel 6.7: Score alleen merken kopen die anderen kopen

De overscheidingskans die uit de tweezijdige t-toets komt is 0.128. Het gaat hier om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat jongens vaker merken kopen die anderen kopen dan meisjes. Voor een eenzijdige toets is de overscheidingskans 0.064. Hieruit kan geconcludeerd worden dat jongens niet significant meer belang hechten aan het feit of een ander een bepaald merk kopen dan meisjes.

Uit beide bevindingen kan geconcludeerd worden dat jongeren niet significant meer belang hechten aan de mening van socialisatieagenten dan meisjes.

H5 : Allochtone jongeren zijn minder weerbaar tegen de invloeden van aanprijzingen van ongezonde voedingsmiddelen dan autochtone jongeren.

Om na te gaan of er een verband bestaat tussen etniciteit en de mate waarom allochtone jongeren minder weerbaar zijn tegen aanprijzing van ongezonde voedingsmiddelen is er een t-toets uitgevoerd. Op het eerste gezicht blijkt dat de gemiddelde score van jongeren met een Nederlandse nationaliteit hoger ligt wanneer gekeken wordt naar of deze jongeren ongezonde voedingsmiddelen kopen omdat er veel reclame voor wordt gemaakt. De waarde

van 4 staat gelijk aan dat de jongeren deze voedingsmiddelen niet kopen omdat er veel reclame voor wordt gemaakt (zie tabel 6.8).

Score invloed etniciteit op jongeren

Nederlandse nationaliteit 4.07

Niet-Nederlandse nationaliteit 3.86

Tabel 6.8: Score invloed etniciteit en reclame voor ongezonde voedingsmiddelen

De overscheidingskans die uit de tweezijdige t-toets komt is 0.199. In dit geval gaat het om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat allochtone jongeren minder weerbaar zijn tegen de invloeden van aanprijzingen van ongezonde voedingsmiddelen dan autochtone jongeren. Voor een eenzijdige toets is de overscheidingskans 0.0995. Hieruit kan geconcludeerd worden dat allochtone jongeren niet significant zijn minder weerbaar zijn tegen de invloeden van aanprijzingen van ongezonde voedingsmiddelen dan autochtone jongeren.

Wanneer gekeken wordt naar de invloed van meer reclame op de afname van de consumptie van ongezonde voedingsmiddelen valt in eerste instantie op dat de jongeren met een niet-Nederlandse nationaliteit iets hoge scoren dan de jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond (zie tabel 6.9). De waarde van 3.5 vertegenwoordigt een mening van een neutrale tot een oneens antwoordt op de vraag of meer reclame voor gezonde voedingsmiddelen tot een afname zal leiden van de consumptie van ongezonde voedingsmiddelen.

Score invloed etniciteit op jongeren

Nederlandse nationaliteit 3.52

Niet-Nederlandse nationaliteit 3.57

Tabel 6.9: Score invloed etniciteit en reclame voor gezonde voedingsmiddelen

De tweezijdige t-toets laat een overscheidingskans zien van 0.834. Het gaat hier om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat allochtone jongeren minder weerbaar zijn tegen de invloeden van aanprijzingen van ongezonde voedingsmiddelen dan autochtone jongeren. Voor een eenzijdige toets is de overscheidingskans 0.417. Hieruit kan

geconcludeerd worden dat allochtone jongeren ook niet significant gevoeliger zijn voor de aanprijzingen van gezonde voedingsmiddelen dan autochtone jongeren.

H6 : Jongeren die voedingsmiddelen van een A-merk kopen en consumeren hebben een hogere status dat jongeren die huismerken kopen en consumeren.

Om een uitspraak te doen over of jongeren een hogere status verlenen aan het kopen van A-merken is er gekeken naar of de jongeren het belangrijk vinden om voedingsmiddelen van bekende merken te kopen. Om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen het geslacht van de jongere en de belangrijkheid van het kopen van een A-merk is er een t-toets uitgevoerd. Op het eerste gezicht blijkt dat de gemiddelde waarde van jongens hoger ligt dan die voor de meisjes (zie tabel 6.10). Jongens vinden het minder belangrijk om voedingsmiddelen van bekende merken te kopen dan meisjes.

Score belangrijkheid kopen A-merken

Jongens 3.79 Meisjes 3.43 Tabel 6.10: Score belangrijkheid kopen A-merken

De overscheidingskans die uit de tweezijdige t-toets komt is 0.013. Het gaat hier om een eenzijdige toets aangezien de hypothese stelt dat jongeren die voedingsmiddelen van een A-merk kopen en consumeren hebben een hogere status dat jongeren die huisA-merken kopen en consumeren. Voor een eenzijdige toets is de overscheidingskans 0.0065. Hieruit kan geconcludeerd worden jongeren die voedingsmiddelen van een A-merk kopen en consumeren geen significant hogere status hebben dan jongeren die huismerken kopen en consumeren.

H7 : Directe socialisatieagenten hebben meer relatieve invloed op de uitkomst van het socialisatieproces van jongeren dan indirecte socialisatieagenten

Als eerste is onderzocht wat de wat de beweegredenen zijn voor jongeren om een socialisatieagent te omarmen. De voornaamste redenen zijn dat een socialisatieagent succesvol moet zijn, ouder is en laat zien hoe de jongere later ook kan zijn (zie tabel 6.11).

Wat opvalt, is dat vooral meisjes ook kijken of een socialisatieagent er leuk uitziet, terwijl jongeren vooral kijken of iemand succesvol is. Eén meisje vond dat een socialisatieagent voornamelijk lief moest zijn. De eisen die de jongeren aan de socialisatieagenten stellen zijn eisen die zowel van toepassing kunnen zijn op directe als indirecte socialisatieagenten.

Eisen_rolmodel * Geslacht Crosstabulation

Count 14 43 57 9 24 33 29 37 66 19 18 37 18 13 31 6 7 13 0 1 1 18 12 30 10 9 19 2 16 18 125 180 305 Er leuk uitziet Geloofwaardig is Succesvol is Ouder is

Laat zien hoe ik later ook kan zijn

Laat zien dat hij/zij problemen op kan lossen Anders

Geloofwaardig is en ouder is

Geloofwaardig is, laat zien hoe ik later ook kan zijn, laat Er leuk uitziet, geloofwaardig is, succesvol is Eisen_rolmodel Total Jongen Meisje Geslacht Total

Tabel 6.11: Eisen die jongeren aan een socialisatieagent stellen

Bovendien is er gekeken naar de relatieve invloed die jongeren toekennen aan de in de huidige literatuur gedefinieerde socialisatieagenten. In figuur 6.1 wordt de relatieve invloed weergegeven voor drie producten die in de productgroep voedingsmiddelen behoren en drie productgroepen die niet gerelateerd zijn aan voedingsmiddelen. Wanneer gekeken wordt naar de socialisatieagenten die tussen gemiddeld of hoog relatief het meest aangegeven worden als beïnvloeders zijn dit van de directe socialisatieagenten vader, moeder en vriend(in). Uit de groep indirecte socialisatieagenten zijn dit reclame en televisie.

Gekeken naar de individuele productgroepen blijken dat voor de productgroepen snoep en frisdranken voornamelijk de directie socialisatieagenten een belangrijke rol spelen. Bij productengroepen als merkkleding en fast-food zijn het voornamelijk de indirecte socialisatieagenten die voor de jongeren een belangrijke informatiebron vormen.

Hoog

Vriend(in), Reclame Vader, moeder Reclame Moeder, vriend(in), reclame, beroemdheid, verkoper, producent product Moeder, leeftijdsgenoot Vader, moeder, vriend(in), verkoper Moeder, broer, televisie, internet Vriend(in), televisie Vader, moeder Leeftijdsgenoot Vader Leeftijdsgenoot, reclame

Vader, opa, oma, zus, leraar, verkoper

Broer, zus, leeftijdsgenoot,

reclame, beroemdheid

Opa, oma, broer, vriend(in), leeftijdsgenoot,

televisie

Vader, oma, broer, zus, televisie, overheid, radio

Opa, oma, vriend(in), reclame, televisie,

beroemdheid, verkoper, procudent,

radio

Oma, leraar, televisie, beroemdheid, producent Leeftijdsgenoot, beroemdheid, overheid, producent Opa, leraar, internet, verkoper, producent, radio Leraar, internet, beroemdheid, verkoper, radio Opa, leraar, internet

Broer, zus, leraar,

internet

Opa, broer

Radio Oma, overheid Zus, overheid, producent

Overheid Zus, internet, overheid, radio

Laag

Snoep Films Frisdrank Merkkleding Fast-food Sportschoenen

Figuur 6.1: relatieve invloed van socialisatieagenten per productgroep

Uit de analyse van de relatieve invloed van de socialisatieagenten die in de huidige literatuur onderscheiden kunnen worden blijkt dat zowel directe als indirecte socialisatieagenten invloed uitoefenen op Nederlandse jongeren. Hieruit kan geconcludeerd wordt dat directe socialisatieagenten significant niet meer relatieve invloed op de uitkomst van het socialisatieproces van jongeren uitoefenen dan indirecte socialisatieagenten.

H8 : Leermechanismen zorgen ervoor dat jongeren een selectieve groep socialisatieagenten gebruiken in hun socialisatieproces.

De leermechanismen die jongeren gebruiken voor de selectie van hun groep socialisatieagenten bestaan uit cognitief leren, operant conditioning en modeling. Uit de analyse van hypotheses 3, 4 en 7 blijkt dat de leeftijd van de jongeren inderdaad invloed uitoefent op de mate van invloed die de socialisatieagenten op hen uitoefenen. Uit

onderzoek blijkt ook dat jongens minder belang hechten aan de mening van socialisatieagenten dan meisjes. Wanneer een jongen een merk koopt die een socialisatieagent niet goed vind zal hij dit merk in een geval van een herhalingsaankoop alsnog aanschaffen. Bovendien hechten jongens minder belang aan of een ander een bepaald merk koopt of niet. Ook bleek dat er relatief een klein aantal directe en indirecte socialisatieagenten gemiddelde tot hoge relatieve invloed uitoefenen op de jongeren, namelijk vader, moeder, vriend(in), reclame en televisie.

Uit bovenstaande mag geconcludeerd worden dat de leermechanismen invloed uitoefenen op de groep socialisatieagenten die jongeren gebruiken in hun socialisatieproces. Echter, is geen onomstotelijk bewijs gevonden in dit onderzoek dat de leermechanismen er zorgen voor dat jongeren een selectievere groep socialisatieagenten gebruiken in hun socialisatieproces.