• No results found

5. LOKAAL GEZONDHEIDSBELEID; BEELD UIT DE NOTA’S

5.3. Beeld uit de nota’s

5.3.3. Resultaten

Inhoudelijke modellen

Het Lalonde-model wordt in 190 nota’s vermeld (in 110 nota’s expliciet en in 80 nota’s impliciet). De andere modellen (Triade-model, Gedragsdeterminantenmodel, Model Fasen Gedragsverandering, Model Planmatige preventie en het ASE-model) worden in geen enkele nota genoemd.

Belang van integraal en structureel beleid

In het merendeel van de nota’s (251) is het thema ‘integraal beleid’ terug te zien. In 181 nota’s wordt integraal beleid genoemd, maar wordt geen concreet voorbeeld gegeven, in 70 nota’s wordt minimaal één concreet voorbeeld genoemd. In 59 nota’s wordt minstens één concreet voorbeeld genoemd van structureel beleid. In 13 nota’s wordt geen concreet voorbeeld gegeven van structureel beleid, maar wordt het wel genoemd.

Beleidsproces en betrokken partijen

• Het belang van de betrokkenheid van meerdere partijen en beleidsvelden bij de ontwikkeling van de nota wordt in 71% van de nota’s genoemd, het belang van een probleemanalyse in 57% van de nota’s en het belang van een planmatige uitvoering in 60% van de nota’s. In 11% van de nota’s wordt het belang van SMART-doelstellingen vermeld en in 12% van de nota’s het belang van het gebruik van beleidsinstrumenten.

• In 218 nota’s wordt niet vermeld door wie de nota is ontwikkeld, de rest is door meerdere ambtenaren (40) of door één ambtenaar (7) ontwikkeld.

• In 234 nota’s is niet vermeld aan wie deze werd voorgelegd voordat de nota aan de raad werd voorgelegd. De overige nota’s zijn aan het volledige college (27), meerdere wethouders (1) of aan één wethouder (3) voorgelegd.

• De beleidsvelden onderwijs (7%), ruimtelijke ordening (6%), sport en recreatie (4%) en verkeer en vervoer (3%) staan in een klein gedeelte van de nota’s vermeld als beleidsveld dat betrokken is bij de ontwikkeling van de nota. Het beleidsveld welzijn en sociale zaken is in ongeveer 21% betrokken bij de ontwikkeling van de nota.

• In ongeveer 48% van de nota’s is de GGD genoemd als betrokken partij bij de ontwikkeling van de nota, in ongeveer 35% zijn zorgaanbieders genoemd als betrokken partij en bij circa 22% is een patiëntenorganisatie betrokken. Zorgkantoren (6%), scholen (7%), winkels (1%) en sportverenigingen (8%) worden veel minder genoemd als betrokken partij. In geen enkele nota wordt de horeca genoemd als betrokken partij van de ontwikkeling van de nota.

136

Epidemiologie

In ongeveer 85% van de nota’s is een analyse van ziekte en gezondheid, een analyse van risicofactoren en/of een identificatie van risicogroepen te zien. Een analyse van kwaliteit van leven komt in circa 38% van de nota’s naar voren.

Een analyse van gedragsdeterminanten is in circa 70% van de nota’s terug te zien, een analyse van omgevingsdeterminanten in ongeveer 48% van de nota’s.

Doelstellingen

In 22 nota’s is geen enkele doelstelling geformuleerd. In de rest van de nota’s zijn 1 tot 48 doelstellingen geformuleerd. In 44 nota’s staan SMART-geformuleerde doelstellingen.

Voor wat betreft beleidsinstrumenten worden in 112 nota’s subsidies genoemd, in 7 nota’s verordeningen, in 103 nota’s een overlegplatform, in 26 nota’s een convenant en in 180 nota’s voorlichting. Andere beleidsinstrumenten (regelgeving, restrictief vergunningenbeleid) worden nauwelijks genoemd.

Consistentie en evaluatie

In 2 nota’s zijn de interventiemogelijkheden bij alle interventies geïnventariseerd en in 60 nota’s bij sommige interventies. In 136 nota’s zijn sommige interventies afgestemd op de determinanten en in 17 nota’s zijn alle interventies afgestemd op de determinanten. Er is in 2 nota’s proefonderzoek naar alle interventies gedaan en in 21 nota’s naar sommige interventies. De keuze voor het interventiekanaal is in 51 nota’s onderbouwd, intermediairs zijn in 33 nota’s overtuigd en getraind en het proces wordt in 68 nota’s bewaakt en op kwaliteit gecontroleerd. Van 97 nota’s zal het effect geëvalueerd worden, van 111 nota’s zal het proces geëvalueerd worden.

Randvoorwaarden

In 197 nota’s is niet vermeld wat het beschikbare budget is voor lokaal gezondheidsbeleid. In de andere 68 nota’s worden budgetten van € 3.000,- tot en met € 216.745,- genoemd12.

12

Na de screening bleek dat enkele nota’s van grote gemeenten uit de 2e periode

substantiële hogere bedragen kenden. Maar aangezien deze nota’s niet in hun geheel bij de analyse zijn betrokken, zijn ook deze hogere bedragen hier niet vermeld.

137

Verschillen tussen nota’s uit eerste en tweede periode

De verschillen tussen de nota’s uit de eerste en tweede periode kunnen als volgt worden samengevat.

Tabel 5.4. Vergelijking nota’s eerste (2003-2007) en tweede (2007-2011) periode.

Aspect % 1e per. % 2e per. Verschil 2 t.o.v. 1

Lalonde model 77 60 -

Structureel beleid 20 43 ++

Integraal beleid 98 88 -

Belang SMART-doelstellingen 3 29 ++

Geformuleerde SMART-doelstellingen 5 42 ++

Doelgericht gebruik beleidsinstrumenten 9 18 +

Belang planmatige uitvoering 54 74 +

Zorgaanbieders 38 29 -

Sportverenigingen 4 16 ++

Analyse ziekte en gezondheid 82 91 +

Kwaliteit van leven 34 45 +

Risicofactoren 80 91 +

Gedragsdeterminanten 64 81 +

Subsidies 38 51 +

Voorlichting 59 88 +

Inventarisatie interventiemogelijkheden 17 38 ++

Interventies afgestemd op determinanten 49 77 ++

Proefonderzoek 6 14 +

Onderzoek effectiviteit interventies 6 18 +

Onderbouwde keuze interventiekanaal 12 36 ++

Training intermediairs 5 27 ++

Procesbewaking 18 43 ++

Effectevaluatie 27 58 ++

Procesevaluatie 33 62 ++

Hieruit blijkt dat de tweede generatie nota’s in het algemeen positiever scoort dan de eerste generatie. Aspecten die iets minder worden genoemd zijn het Lalonde- model, het belang van integraal beleid en de betrokkenheid van zorgaanbieders. De (formele) eisen waaraan een beleidsproces moet voldoen, komen beduidend meer voor in de tweede generatie nota’s.

Kwaliteit op bepaalde onderwerpen betekent vaak ook kwaliteit op andere onderwerpen. Dat geldt met name voor de kwaliteit van het beleidsproces, inclusief de betrokkenheid van andere partijen bij de opstelling van de nota. Als de nota’s in hun geheel worden gerangschikt, ontstaat het volgende beeld:

138 Tabel 5.5. Verdeling nota’s over totaalscore’s

% items dat positief scoort / aanwezig is in de nota Aantal nota’s

0 – 25% 16

25 – 50% 193

50 – 75% 54

75 – 100% 2

5.4. Beschouwing en conclusies

Uit zowel de inventarisatie van GGD Nederland, het SGBO als uit dit onderzoek dringt het beeld zich op van nota’s waarin een aantal kernbegrippen standaard worden gebruikt (Lalonde-model, integraal beleid, landelijke speerpunten, betrokkenheid andere partijen), maar nauwelijks verder wordt uitgewerkt. Ook wordt vaak het belang van een onderwerp aangegeven (evaluatie, SMART- doelstellingen) zonder dat daarvoor concrete acties worden benoemd. De kwantitatieve analyses die door de GGD worden aangeleverd, worden in het algemeen in de nota’s overgenomen, maar de causale relatie tussen deze determinanten en interventies is meestal onduidelijk. Hetzelfde geldt voor de interventies; die worden vaker genoemd dan dat wordt aangegeven hoe ze zullen worden ingezet. Het belang van evaluatie wordt in de tweede nota’s vaak genoemd, maar concrete evaluaties van het beleid in de eerste periode ontbreken. Veelal wordt aangegeven dat men ‘op de goede weg is’.

Afgezet tegen de onderwerpen die in hoofdstuk 3 zijn benoemd als succesfactoren voor uitvoering van effectief beleid op het gebied van publieke gezondheid moet worden geconcludeerd dat de doelstellingen van slechts een enkele lokale nota (voor zover al SMART-geformuleerd) enige kans op realisatie hebben. Het ontbreken van concrete initiatieven voor community-developed of community- based werken op grotere schaal (los van enkele projecten), het ontbreken van een ‘urgentiebesef’ in de meer beschouwende onderdelen van de nota’s en het ontbreken van concrete initiatieven anders dan subsidies, convenanten of overlegorganen dreigen te leiden tot een substantiële kloof tussen beoogde en gerealiseerde doelstellingen voor wat betreft het beperken van overgewicht. Een vermoeden dat bevestigd wordt door de ontwikkeling van de determinanten in de periode 2005-2010. En dat wordt bevestigd in de discussie in de focusgroepen, op het moment dat die discussie gaat over de mate waarin het beoogde beleid daadwerkelijk wordt geëffectueerd.

139