• No results found

‘Welke ervaringen hebben de medewerkers van de school op het gebied van ouderbetrokkenheid?’

Deze deelvraag is beantwoord door middel van de resultaten uit de schriftelijke vragenlijsten die zijn ingevuld door drie leerkrachten en interviews die afgenomen zijn bij twee

leerkrachten, de intern begeleider en de directrice van de school.

Resultaat schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school Om erachter te komen welke ervaringen leraren hebben op het gebied van

ouderbetrokkenheid zijn de gegevens van de drie teruggekomen vragenlijsten met elkaar vergeleken. Bij de antwoorden op de open vragen zal er verwezen worden naar bijlage 5.1.

Ouderbetrokkenheid

De leerkrachten geven alle drie aan voldoende kennis te hebben over het onderwerp ‘ouderbetrokkenheid’, ze zeggen te weten wat het inhoudt. Twee van de drie leerkrachten maken elke dag een praatje met ouders, de ander doet dit een keer per week. Wanneer er hulp van ouders nodig is bij activiteiten worden ouders op verschillende manieren benaderd, namelijk via de nieuwsbrief, via een intekenlijst in de klas en ze worden ook persoonlijk aangesproken door de leerkracht.

De ervaringen die de leerkrachten hebben met betrekking tot het negatief beïnvloeden van ouderbetrokkenheid zijn als volgt: ze geven aan dat het kan komen door de culturele

achtergrond van ouders waarbij een eventueel taalprobleem een rol speelt. Hierdoor kan het volgens de leerkrachten voorkomen dat ze het Nederlands niet verstaan of brieven niet begrijpen. Daarnaast kunnen andere privéomstandigheden ook een rol spelen (zie bijlage 5.1).

41

Twee leerkrachten geven aan niet te weten hoe de ouderbetrokkenheid binnen de school verbeterd zou kunnen worden. De derde leerkracht denkt dat meer persoonlijke aandacht zou kunnen helpen. Daarbij is het van belang dat de ouders zelf meer inspraak hebben bij bijeenkomsten. Ten slotte kunnen ouders geholpen en begeleid worden bij het helpen van hun kind met huiswerk maken.

Wanneer er wordt gekeken naar de mening van de leerkrachten over het aantal ouders dat interesse toont in gebeurtenissen op school, is te zien dat dit per leerkracht en klas verschilt. Twee leerkrachten zeggen dat dit er maximaal tien zijn, de andere leerkracht geeft aan dat maximaal vijf ouders dit doen (zie grafiek 4.1).

Grafiek 4.1

Opkomst bij bijeenkomsten

Op de vragen over de tien minuten-gesprekken antwoorden de leerkrachten dat de opkomst meer dan tien ouders per keer is. De leerkrachten geven aan dat er ruimte is voor eigen inbreng van ouders. Het aantal ouders dat de koffieochtenden en ouderavonden bezoekt, is lager dan bij de tien minuten-gesprekken. Redenen die genoemd worden door de

leerkrachten zijn het hebben van een taalprobleem, het niet begrijpen van de nieuwsbrief, moeten werken of het hebben van andere prioriteiten (zie bijlage 5.1). Leerkrachten geven aan ouders aan te blijven spreken om te vragen of ze aanwezig zijn bij een bijeenkomst. Daarnaast wordt het herhaald in de nieuwsbrief.

De drie leerkrachten hebben allemaal een andere mening over de hoeveelheid ouders die baat zullen hebben bij een kennismakingsgesprek aan het begin van het schooljaar, in de ene klas zullen dit maximaal vijf ouders of ouderkoppels zijn, in een andere klas vijf tot tien

42

en in de laatste klas zelfs meer dan tien.

Bij de vraag wat de leerkrachten vinden van een kennismakingsgesprek zeggen twee leerkrachten dat ze het een goed idee vinden. De andere leerkracht zegt: ‘Ik vind het te

vroeg omdat ik een kind eerst zelf wil leren kennen’ (zie bijlage 5.1).

Informatievoorziening

De leerkrachten zeggen dat de ouders niet tot weinig reageren op informatie of vragen die in de nieuwsbrief vermeld staan.

Er is weinig zicht op de thuissituatie van de kinderen. Dit komt volgens de leerkrachten doordat ouders niet of weinig overleggen of vertellen op school (zie bijlage 5.1).

Verschillende leerkrachten geven aan dat er niet veel ouders naar de leerkracht toestappen om situaties te bespreken of de leerkracht op de hoogte te brengen van gebeurtenissen in de thuissituatie. Bij twee leerkrachten doen nul tot vijf ouders dit en bij de andere leerkracht maximaal tien ouders.

Resultaat interviews medewerkers van de school

Om de ervaringen van verschillende medewerkers van de school op het gebied van ouderbetrokkenheid te kunnen beschrijven zijn er interviews afgenomen bij twee

leerkrachten, de intern begeleider en de directrice. Deze interviews zijn uitgeschreven in verbatims en er is een codeboom opgesteld (zie bijlage 4). Aan de hand van de labels uit de codeboom is een deel van de resultaten geschreven.

Ouderbetrokkenheid

Bij het begrip ouderbetrokkenheid zeggen de leerkrachten, de intern begeleider en de directrice te denken aan een breed begrip, de betrokkenheid die ouders thuis bieden, maar ook aan de samenwerking tussen ouders en school. Eén van de leerkrachten zegt: ‘Met

betrekking tot school versta ik er echt onder dat je als school en ouder dingen samen doet.’

Daarbij zeggen de medewerkers dat ze het op de hoogte houden van elkaar belangrijk vinden. Eén van de leerkrachten geeft aan dat ouderbetrokkenheid ook betekent dat je aanwezig bent op afspraken en bij activiteiten. De directrice benoemt: ‘Ouders zijn betrokken

bij het onderwijs, bij het leren van hun kind.’

Alle medewerkers vinden samenwerking een belangrijke zaak. Zij zeggen dat ouders vaak meer weten van het kind dan de school. Ouders kunnen als bron gebruikt worden. De directrice benoemt dat het samenwerken met de populatie ouders van de school lastig is. Eén van de leerkrachten benoemt dat ouders het belang van thuis iets doen pas inzien wanneer ze op de hoogte zijn van wat er op school gebeurt.

43

Eén van de leerkrachten zegt over de ouderraad [OR]: ‘Ja in principe geven ze zichzelf daar

voor op.’ Ze zegt dat het vaak zo is dat de ouderraad de mensen ook wel zelf benadert of dat

er een stuk in de nieuwsbrief staat. ‘Bij de OR zijn gewoon veel ouders en die komen

allemaal helpen met feestdagen enzovoorts dus dat is makkelijker,’ is ook een uitspraak van

deze leerkracht.

De andere leerkracht sluit zich aan bij de manier waarop de ouders worden benaderd. Zij benoemt dat de ouders in de ouderraad verschillende (culturele) achtergronden hebben. De directrice zegt: ‘De OR vult zichzelf min of meer aan.’ De intern begeleider zegt niet te weten hoe ouders bij de OR betrokken worden.

Bij de medezeggenschapsraad [MR] is het volgens één van de leerkrachten en de directrice belangrijk dat je Nederlands kunt lezen en spreken omdat er taaie stukken gelezen moeten worden. De intern begeleider zegt dat er voor de MR eens in de zoveel tijd een oproep is waarbij bepaalde regels gelden. De andere leerkracht zegt dat men wordt gevraagd voor de MR of dat men zichzelf kan opgeven.

‘Er zijn ouders die verwachten dat alles voor hen geregeld wordt.’ Dit is een uitspraak van

één van de leerkrachten. Er wordt niet tot nauwelijks rekening gehouden met ouders met verschillende achtergronden, brieven worden in ‘eenvoudig’ Nederlands geschreven maar het is de eigen verantwoording van ouders dat ze weten en begrijpen wat erin staat, bijvoorbeeld doordat ze vragen of iemand hen wil helpen met lezen. De directrice en de intern begeleider denken hier hetzelfde over. De andere leerkracht sluit zich hier ook bij aan maar vraagt altijd wel of ouders begrijpen wat er gezegd is.

Wanneer er wordt gevraagd naar verschillen tussen oudergroepen zegt de intern begeleider het volgende; ‘Ik merk het verschil in opleiding meer dan in taal. Verschil in opleiding merk je

bij de manier waarop je contact maakt en ook in betrokkenheid.’ De directrice sluit zich hierbij

aan, ouders met een hogere opleiding doen meer doordacht aan dingen mee. Eén van de leerkrachten zegt dat er al verschil te zien is per ouder: ‘Nederlandse ouders praten echt met

en tegen hun kinderen. Een spelletje spelen en voorlezen is in heel veel culturen niet gewoon.’ Ook deze leerkracht denkt hetzelfde over de hoger opgeleide ouders, maar geeft

aan dat sommige lager opgeleide ouders ook weten dat ze iets moeten doen om het hun kind makkelijker te maken. De andere leerkracht geeft aan dat de hoger opgeleide ouders het belang inzien, maar ook vaker aan het werk zijn: ‘Wat we wel nu zien, is dat veel

Nederlandse ouders helpen bij dingen, maar in mijn ogen komt dat ook vaak omdat zij sneller gevraagd worden door leerkrachten.’

Bij de vraag wat er verbeterd kan worden aan de communicatie en de ouderbetrokkenheid binnen de school zegt één leerkracht dat het belangrijk is om je open te blijven stellen naar ouders en dat je laat zien dat je vertrouwen in ze hebt. Een andere leerkracht benoemt dat zij

44

het belangrijk vindt dat meer ouders op de informatieavonden aanwezig zijn, dus dat het een idee is om deze avonden verplicht te stellen. De directrice vindt het belangrijk dat er meer ‘tweerichting verkeer’ ontstaat en dat er duidelijk wordt gemaakt naar ouders wat er echt belangrijk is. Een verbeterpunt zou ook nog een digitaal portfolio kunnen zijn waar ouders, school en kind in kunnen kijken, ook de intern begeleider noemt dit. De intern begeleider benoemt daarnaast dat ze heel graag kennismakingsgesprekken wil zien, één op één met een ouder en dat er goed gekeken wordt naar de inhoud van het gesprek.

Opkomst bij bijeenkomsten

Eén leerkracht vindt de opkomst bij de informatieavonden droevig. Er veranderen elk jaar weer dingen op school, waardoor je tijd investeert in het onderwijs van je kind. Een leerkracht en de intern begeleider benoemen dat zij de opkomst bij de informatieavond redelijk vinden. Volgens de directrice is de opkomst bij informatieavonden helemaal niet zo laag: ‘Het valt mee als je het landelijk bekijkt. De opkomst bij informatieavonden is landelijk

gezien laag, dat hoor ik als ik met de directeuren van Tabijn spreek. Wij hebben vaak nog meer ouders op zo’n avond dan dat ik van mijn collega’s hoor.’

Redenen waarom ouders niet komen, zijnvolgens de intern begeleider en een leerkrachtdat ouders niet beseffen wat er besproken wordt tijdens zo’n bijeenkomst en daardoor de

noodzaak niet zien.Eén van de leerkrachten zegt dat redenen zijn dat ouders geen oppas hebben, ze moeten werken of het vergeten zijn. Hier sluit de directrice zich bij aan, maar zij voegt het hebben van een taalprobleem toe.

De intern begeleider geeft aan een hoge verwachting te hebben van het betrekken van ouders bij het ondersteuningsteam: ‘Hoe meer je ouders betrekt bij de school, hoe steviger

het verbond wordt.’ Ze benoemt dat je met ouders één op één tot iets komt en dat je in een

groep met professionals eerst het vertrouwen van de ouders moet wekken.

De directrice benoemt dat er gewerkt wordt met één kind één plan, daarbij zitten alle partijen die betrokken zijn bij het kind om tafel; ‘Dat heeft een meerwaarde omdat ouders hun kind

‘soms’ beter kennen dan de school.’

De twee leerkrachten vinden het erg goed dat ouders aanwezig zijn bij het

ondersteuningsteam omdat het over het kind gaat, maar tegelijkertijd zijn er ook nadelen. Er moet gekeken worden of het de moeite waard is om ouders te betrekken, een taalbarrière kan lastig zijn of het kan erg veel tijd kosten. Alle vier de medewerkers geven aan dat er afwegingen nodig zijn.

45

Informatievoorziening

Volgens de medewerkers worden er veel verschillende vormen van communicatie gebruikt binnen de school. Deze middelen worden door alle medewerkers genoemd. De OR spreekt ouders aan, de leerkrachten spreken ouders aan en in de nieuwsbrief wordt bijvoorbeeld gevraagd of ouders kunnen helpen bij activiteiten. Tegenwoordig wordt er een briefje aan de nieuwsbrief toegevoegd waarop men moet invullen of men wel of niet bij de tien minuten- gesprekken aanwezig is. Dit briefje moet ingevuld bij de leerkracht worden ingeleverd. Er wordt door de twee leerkrachten benoemd dat er aan het begin van het jaar een brief wordt uitgereikt aan ouders waarop ze kunnen aangeven aan welke activiteiten zij willen deelnemen, bijvoorbeeld een schoolreisje. Er wordt gezegd dat vaak dezelfde ouders meehelpen bij activiteiten en uitjes. De intern begeleider benoemt dat ouders van

bovenbouwleerlingen weinig op school komen: ‘Maar in de bovenbouw worden ze niet meer

door hun ouders gebracht. Dan moet het echt gaan via de nieuwsbrief en soms wordt er gebeld als er te weinig ouders zijn.’

Doordat ouders verplicht een strookje moeten inleveren met of ze wel of niet op een tien minuten-gesprek komen, vinden alle vier de medewerkers dat de opkomst groot is.

4.2 Resultaat deelvraag 2

‘Welke ervaringen hebben ouders op het gebied van ouderbetrokkenheid?’

Deze deelvraag is beantwoord aan de hand van de resultaten die naar voren zijn gekomen uit de enquêtes die zijn afgenomen bij de ouders van de leerlingen uit de middenbouw (zie bijlage 6.1 en 6.2).

Resultaat enquêtes ouders van de leerlingen

De enquêtes zijn ingevuld en geretourneerd door ouders uit veel verschillende landen. Van de ouders die de enquête hebben ingevuld is 48% geboren in Nederland, 16% in

Afghanistan, 8% in Turkije en in de tabel in de bijlage is te zien waar de overige ouders vandaan komen (zie bijlage 6.2 tabel 1).

Ouderbetrokkenheid

Een van de eerste vragen die gesteld werd, was of de ouders wisten wat het onderwerp ouderbetrokkenheid inhield. Er zijn veertien ouders, dit is 56%, die aangeven het helemaal mee eens te zijn met de stelling. Zij zeggen te weten wat er met ouderbetrokkenheid bedoeld wordt. Daarnaast zegt 24% van de ouders te weten wat het onderwerp inhoudt. 16% geeft aan neutraal te zijn, oftewel geen antwoord te hebben op deze vraag. De overige 4% van de ouders zegt geen idee te hebben (zie grafiek 4.2).

46

Grafiek 4.2

Op de vraag waardoor de ouderbetrokkenheid binnen de school verbeterd zou kunnen worden, is door een aantal ouders gezegd dat de betrokkenheid prima is. Een andere ouder geeft aan dat bijvoorbeeld een koffieochtend teveel wordt opgelegd. Het aanwezig zijn bij de verschillende activiteiten is voor veel ouders niet haalbaar, omdat zij moeten werken. Het persoonlijk aanspreken van ouders wordt gezien als een verbeterpunt en ook moet er meer aandacht worden gevestigd op de inhoud van ouderbetrokkenheid volgens een aantal ouders, zodat de ouders hier meer besef van krijgen.

In onderstaande tabel is te zien dat het grootste deel van de ouders, namelijk 56%, nooit meegaat met excursies of schoolreisjes. 40% van de ouders gaat soms mee, maximaal vijf keer per jaar. Er is maar één ouder, dit is vier procent, die zegt vijf tot tien keer per jaar mee te gaan met excursies of schoolreisjes (zie grafiek 4.3).

47

Grafiek 4.3

Opkomst bij bijeenkomsten

In onderstaande tabel is te zien dat 56% van de ouders zegt nooit bij de koffieochtenden aanwezig te zijn. Er zijn twee ouders, 8%, die meer dan vijf keer per jaar naar de

koffieochtenden gaan (zie grafiek 4.4).

Grafiek 4.4

Bij de vraag aan ouders of zij aanwezig zijn bij ouderavonden reageert 44% dat ze hier altijd bij zijn, 40% is vaak aanwezig, 12% soms en 4% van de ouders geeft aan nooit aanwezig te zijn bij ouderavonden (zie bijlage 6.2, tabel 18).

48

Bij de vraag of ouders openstaan voor een kennismakingsgesprek met de leerkracht aan het begin van het jaar zegt 64% het hier helemaal mee eens te zijn, 24% is het ermee eens en 12% van de ouders zegt hier neutraal over te denken (zie grafiek 4.5).

Grafiek 4.5

Ter aanvulling op het kennismakingsgesprek is naar de mening van ouders gevraagd. De meeste ouders geven aan een dergelijk gesprek belangrijk of zelfs essentieel te vinden. Men vindt het fijn om kennis te maken met de desbetreffende leerkracht en om verwachtingen naar elkaar uit te spreken. Ook het bespreken van individuele kind-problematiek wordt genoemd. Er is één ouder die zegt een kennismakingsgesprek alleen noodzakelijk te vinden als er iets persoonlijks besproken moet worden.

Informatievoorziening

Ouders en school hebben verwachtingen van elkaar. De vraag aan de ouders was of de verwachtingen die school van hen heeft duidelijk zijn. Met deze stelling is 40% het eens, 36% is het hier helemaal mee eens en 16% van de ouders geeft aan geen of een neutraal antwoord te hebben. Er zijn twee ouders die aangeven dat zij het oneens zijn met de stelling (zie bijlage 6.2, tabel 5).

De ervaringen van ouders op het gebied van ouderbetrokkenheid hebben ook te maken met bijvoorbeeld het lezen van de nieuwsbrief. Het overgrote deel van de ouders, 92%, leest de nieuwsbrief digitaal. De overige 8% neemt de papieren versie mee van school en leest deze. Het grootste deel van de ouders, 96%, leest de nieuwsbrief meer dan vijf keer per jaar. Een percentage van 48% van de ouders is het helemaal eens met de stelling: ‘De informatie in de

49

nieuwsbrief is duidelijk.’ 36% is het eens met deze stelling en daarnaast heeft 16% van de

ouders heeft het antwoord ‘neutraal’ ingevuld (zie grafiek 4.6).

Grafiek 4.6

4.3 Resultaat deelvraag 3

‘Wat is de mening van ouders en medewerkers van de school over de invloed van betrokkenheid op de schoolontwikkeling van de leerling?’

Deze deelvraag is beantwoord door middel van de antwoorden uit de enquêtes die ingevuld zijn door ouders, schriftelijke vragenlijsten die zijn ingevuld door leerkrachten en interviews die zijn afgenomen bij twee groepsleerkrachten, de intern begeleider en de directrice. De verbatims en de codeboom zijn terug te vinden in bijlage 4.

Resultaat enquêtes ouders van de leerlingen

In dit resultaat is aan de hand van de antwoorden uit de enquêtes, die zijn afgenomen bij ouders, gekeken naar de mening over ouderbetrokkenheid en de schoolontwikkeling van het kind.

Om aan te kunnen sluiten bij de school en de schoolontwikkeling van het kind is er aan de ouders gevraagd hoeveel keer per maand zij hun kind een uitdagende omgeving met prikkels bieden. Tien ouders, 40%, doet dit één tot vijf keer per maand, 28% doet dit meer dan tien keer, 16% vijf tot tien keer en 12% van de ouders geeft aan dit niet te doen. Er zijn ouders die deze vraag niet hebben beantwoord, namelijk 4% (zie grafiek 4.7).

50

Grafiek 4.7

Een belangrijke stelling uit de enquête is: ‘Ouderbetrokkenheid is belangrijk voor de

ontwikkeling van mijn kind.’ Er zijn vijftien ouders, dit is 60%, die het hier helemaal mee eens

zijn, 28% is het hiermee eens, 8% geeft een neutraal antwoord en 4% van de ouders heeft deze vraag niet ingevuld (zie bijlage 6.2, tabel 28).

Resultaat schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school

Uit de vragenlijsten van de leraren is gebleken dat alle drie de leraren het eens zijn met de stelling: ‘Ik leg ouders uit dat betrokkenheid belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind.’ Twee van de drie leerkrachten geven aan dat zij vaak verantwoording afleggen aan ouders over de kwaliteit van het onderwijs, één leerkracht doet dit soms.

Resultaat interviews medewerkers van de school

Om te weten te komen wat de mening van de twee leerkrachten, de intern begeleider en de directrice van de school is over de invloed van ouderbetrokkenheid op de schoolontwikkeling van het kind zijn er vragen gesteld in de interviews. De vier medewerkers zijn allemaal