• No results found

Ouderbetrokkenheid en de invloed op de schoolontwikkeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ouderbetrokkenheid en de invloed op de schoolontwikkeling"

Copied!
175
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

schoolontwikkeling

Een onderzoek naar de ouderbetrokkenheid bij een basisschool en de

samenwerking tussen school en ouders met betrekking tot de

schoolontwikkeling.

Naam: Maaike van Rijn

Opleiding: Pedagogiek ABV

Domein Onderwijs en Opvoeding

School: Hogeschool Van Amsterdam – Kohnstammhuis

Opdrachtgever: Een basisschool

Wegens privacy redenen is de scriptie aangepast. De namen van de school en de medewerkers zijn verwijderd.

(2)

2

Voorwoord

Ik ben Maaike van Rijn en ik heb de HBO opleiding Pedagogiek aan de Hogeschool van Amsterdam afgerond. Een onderdeel hiervan was het schrijven van deze scriptie. Ik heb een praktijkgericht onderzoek uitgevoerd bij een basisschool. Er is onderzoek gedaan naar de invloed van ouderbetrokkenheid op de schoolontwikkeling van de leerlingen. Aan de hand van literatuur en het afnemen van interviews, schriftelijke vragenlijsten en enquêtes heb ik onderzocht op welke manier de school de ouderbetrokkenheid kan bevorderen. Er wordt een adviesrapport geschreven aan de hand van de resultaten en conclusies uit het onderzoek. De kennis en vaardigheden die ik tijdens mijn opleiding heb verkregen, heb ik kunnen gebruiken tijdens dit onderzoek in de praktijk.

Ik wil de basisschool en de ouders van de leerlingen bedanken die hebben bijgedragen aan het tot stand komen van het onderzoek. In het bijzonder wil ik de opdrachtgever bedanken voor de flexibele inzet en de hulp die zij geboden heeft. Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn begeleidster vanuit de hogeschool. Zij heeft mij erg geholpen door middel van het geven van feedback en het meedenken over het onderzoek.

Het is voor mij een erg leerzame ervaring geweest en ik hoop oprecht dat de uitkomsten uit dit onderzoek bijdragen aan het bevorderen van de ouderbetrokkenheid binnen de school zodat de schoolontwikkeling van de leerlingen gunstig beïnvloed kan worden.

Ik wens u veel plezier met het lezen van deze scriptie.

(3)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord 2 Samenvatting 7 1. Inleiding 8 1.1 Aanleiding 8 1.2 Instellingsinformatie 8

1.3 Analyse van de kwestie 9

Ouderbetrokkenheid 9

Gezamenlijke verantwoordelijkheid ouders en school 9 Schoolontwikkeling leerlingen 10 Culturele achtergronden 10 Probleemdefinitie onderzoeker 10 1.4 Doelstelling 11 1.5 Vraagstelling en onderzoeksfunctie 11 Hoofdvraag 11 Deelvragen literatuuronderzoek 12 Deelvragen veldonderzoek 12 Onderzoeksfunctie 12 1.6 Relevantie 12 Pedagogische relevantie 12

1.7 Leeswijzer van de scriptie 13

2. Literatuuronderzoek 14

2.1 Deelvragen literatuuronderzoek 14

Deelvraag 1 14

Ouderbetrokkenheid 14

Bevorderen van ouderbetrokkenheid 15

Samenwerking 17

Positieve uitwerkingen van samenwerken op het gezin

en het kind 18

Deelvraag 2 19

Effecten van samenwerking tussen school en ouders

op leerlingen 19

(4)

4

Schoolontwikkeling en culturele achtergronden 22

Deelvraag 3 23

Methodiek ‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’ 23

‘Ouders en de school samen’ 25

‘Tien succesfactoren voor betere samenwerking tussen

ouders en school’ 26

‘De Parent Teacher Association’ 26

2.2 Conclusie 28

Conclusie literatuurdeelvraag 1 28 Implicaties van deze conclusie voor velddeelvraag

1 en 2 28

Conclusie literatuurdeelvraag 2 28 Implicaties van deze conclusie voor velddeelvraag 3 29 Conclusie literatuurdeelvraag 3 29 Implicaties van deze conclusie voor velddeelvraag

1 en 2 30

3. Methodologie 31

3.1 Type onderzoek 31

3.2 Verantwoording populatie en steekproef 31

De medewerkers van de school 31

Interviews 32

Schriftelijke vragenlijsten 32

Ouders van de leerlingen 32

3.3 Motivatie gekozen instrumenten 32

Deelvraag 1 33

Interviews medewerkers van de school 33

Schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 33

Deelvraag 2 34

Enquêtes ouders van de leerlingen 34

Deelvraag 3 34

Interviews medewerkers van de school 34

Schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 35

Enquêtes ouders van de leerlingen 35

3.4 Procedure dataverzameling 35

Schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 36 Enquêtes ouders van de leerlingen 36

(5)

5

Interviews medewerkers van de school 36

Ethische aspecten 36

Validiteit en betrouwbaarheid 37

3.5 Analyseplan 38

Enquêtes ouders van de leerlingen 38 Schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 38 Interviews medewerkers van de school 38

4. Resultaten 40

4.1 Resultaat deelvraag 1 40

Resultaat schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 40

Ouderbetrokkenheid 40

Opkomst bij bijeenkomsten 41

Informatievoorziening 42

Resultaat interviews medewerkers van de school 42

Ouderbetrokkenheid 42

Opkomst bij bijeenkomsten 44

Informatievoorziening 45

4.2 Resultaat deelvraag 2 45

Resultaat enquêtes ouders van de leerlingen 45

Ouderbetrokkenheid 45

Opkomst bij bijeenkomsten 47

Informatievoorziening 48

4.3 Resultaat deelvraag 3 49

Resultaat enquêtes ouders van de leerlingen 49

Resultaat schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 50 Resultaat Interviews medewerkers van de school 50

5. Conclusie en discussie 52

5.1 Conclusie velddeelvraag 1 52

Schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 52

Ouderbetrokkenheid 52

Informatievoorziening 53

Interviews medewerkers van de school 53

Ouderbetrokkenheid 53

Opkomst bij bijeenkomsten 54

Informatievoorziening 54

(6)

6

Enquêtes ouders van de leerlingen 55

Ouderbetrokkenheid 55

Opkomst bij bijeenkomst 55

Informatievoorziening 55

5.3 Conclusie velddeelvraag 3 56

Enquêtes ouders van de leerlingen 56 Schriftelijke vragenlijsten leerkrachten van de school 56 Interviews medewerkers van de school 56

5.4 Conclusie 57

5.5 Discussie 59

Sterke en zwakke kanten van het onderzoek 59

Leerpunten 60

Validiteit en betrouwbaarheid 60 Betekenis onderzoek voor opdrachtgever 60

Toekomstig onderzoek 60

Beroepsproduct 61

Bibliografie 62

Bijlagen 66

Bijlage 1. Planning fase 3: Het beroepsproduct 66

Bijlage 2. Operationalisatietabel 67

Bijlage 3. Interviewvragen en topiclijst 81

Interviewvragen 81

Topiclijst 82

Bijlage 4. Verbatims en coderingen interviews 83 4.1 Interview verbatim 1 83 4.2 Interview verbatim 2 103 4.3 Interview verbatim 3 115 4.4 Interview verbatim 4 127

4.5 Codeboom 140

Bijlage 5. Schriftelijke vragenlijst leerkrachten 146 5.1 Open vragen schriftelijke vragenlijst leerkrachten 153

Bijlage 6. Vragenlijst enquête ouders 155

6.1 Open vragen enquête ouders 164 6.2 Grafieken enquête ouders 166

(7)

7

Samenvatting

De opdrachtgever van dit onderzoek is een basisschool. De aanleiding van het onderzoek is dat de school de ouderbetrokkenheid en de samenwerking met ouders op dit moment onvoldoende vindt. De school denkt dat een betere samenwerking met ouders de

schoolontwikkeling van de leerlingen kan bevorderen. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: ‘Op welke manier kan door middel van ouderbetrokkenheid de schoolontwikkeling van

de leerlingen gunstig beïnvloed worden op de basisschool volgens ouders en medewerkers?’

Uit het literatuuronderzoek blijkt dat aan het gedrag van ouders te zien is of zij zich verantwoordelijk voelen voor de schoolontwikkeling van hun kind en er dus sprake is van ouderbetrokkenheid. Communicatie tussen de school en de ouders met verschillende achtergronden is erg belangrijk. Er is een positieve invloed te zien ten opzichte van de ontwikkeling en prestaties van leerlingen wanneer er sprake is van ouderbetrokkenheid, waarbij de betrokkenheid thuis het grootste effect heeft. De onderzoeksfunctie van het onderzoek is beschrijvend, er moet in kaart worden gebracht wat er nodig is om de

schoolontwikkeling van de leerlingen te bevorderen door middel van ouderbetrokkenheid. Er is gebruik gemaakt van mixed methods onderzoek, het onderzoek is zowel kwalitatief als kwantitatief. Er zijn interviews en schriftelijke vragenlijsten afgenomen bij medewerkers van de school. In het kwantitatieve deel van het onderzoek zijn er enquêtes afgenomen bij ouders van leerlingen uit de middenbouw. Deze meetinstrumenten zijn gekozen om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van de ouderbetrokkenheid binnen de school. In de

resultaten is te zien dat de medewerkers van de school op de hoogte zijn van het onderwerp ouderbetrokkenheid, maar dat niet alle ouders weten wat dit inhoudt. De opkomst bij

bijeenkomsten binnen de school, zoals een informatieavond, is niet hoog. De taalbarrière en het niet inzien van het belang van zo’n avond worden als belangrijkste redenen gezien voor ouders om niet te komen volgens de directrice, de intern begeleider en twee leerkrachten. Zij zeggen dat dit invloed heeft op de schoolontwikkeling van de leerlingen.Ouders zeggen dat het opbouwen van een vertrouwensband en het uitspreken van verwachtingen naar elkaar kunnen bijdragen aan het bevorderen van ouderbetrokkenheid. De conclusie van het onderzoek is dat er meer openheid moet komen over het onderwerp ouderbetrokkenheid. Daarbij moet uitgelegd worden wat de invloed van ouderbetrokkenheid is op de

schoolontwikkeling van het kind. Ouders moeten hulp kunnen vragen op school wanneer zij hier behoefte aan hebben. Aan de hand van de conclusies van het onderzoek wordt een adviesrapport geschreven.

(8)

8

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

De opdrachtgever van dit onderzoek is een basisschool.De aanleiding van het onderzoek is dat de samenwerking tussen de school en de ouders van leerlingen op dit moment

onvoldoende is. Wanneer er in het onderzoek is gesproken over ouders worden hier ook verzorgers van kinderen mee bedoeld. Er zijn ouders met veel verschillende achtergronden, op cultureel gebied maar ook in opleidingsniveau.

Eens per maand wordt er een koffieochtend georganiseerd. Hierbij valt het de opdrachtgever op dat steeds dezelfde ouders aanwezig zijn. Dit zijn er nooit meer dan tien.

Dit geldt ook voor de informatie- en ouderavonden die gehouden worden. Hier zijn meer ouders aanwezig dan bij de koffieochtenden. Het komt ook voor dat er ouders zijn die tijdens een tien minuten-gesprek niet verschijnen. Daarnaast zou de school ouders graag betrekken bij het ondersteuningsteam wanneer hun kind hierin wordt besproken. Bij alle genoemde activiteiten is de opkomst wisselend. De school denkt dat een betere samenwerking tussen de school en de ouders beter is voor de schoolontwikkeling van de leerlingen.

Het handelingsprobleem is dat de school niet weet hoe zij de samenwerking met ouders met verschillende culturele achtergronden en opleidingsniveaus kan bevorderen met betrekking tot de georganiseerde activiteiten en bijeenkomsten zoals koffieochtenden, ouderavonden, tien minuten-gesprekken en het ondersteuningsteam.

1.2 Instellingsinformatie

Deze basisschool staat voor onderwijs en zorg op maat met goede leerlingenzorg.

Daarnaast is de school een taalschool, het taalonderwijs staat centraal. Dit sluit aan bij het zijn van een multiculturele school. Er komen veel verschillende culturen voor binnen de school en daarnaast zijn er verschillen zichtbaar in opleidingsniveau van ouders. Binnen de school bevindt zich een speciale afdeling voor neveninstromers. Binnen deze speciale afdeling leren kinderen die korter dan een jaar in Nederland wonen de Nederlandse taal spreken en maken ze kennis met de Nederlandse cultuur.

De organisatie richt zich op kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar en hun ouders. De

organisatie maakt gebruik van een sociale kaart. Dit wil zeggen dat er informatie beschikbaar is op verschillende gebieden zoals sportclubs, psychologen en bijvoorbeeld

opvoedingsondersteuning. Het netwerk van de school kan door de brede sociale kaart groot genoemd worden.

(9)

9

De basisschool valt onder een stichting. Onder deze stichting vallen rooms-katholieke, protestants-christelijke, interconfessionele en algemeen bijzonder onderwijs scholen.

1.3 Analyse van de kwestie

De probleemdefinitie vande opdrachtgever is als volgt. Het is niet bekend waarom veel ouders met een andere culturele achtergrond of met een lager opleidingsniveau niet of nauwelijks naar de georganiseerde activiteiten of bijeenkomsten komen en waarom de opkomst wisselend is. De ouderbetrokkenheid binnen de school is niet zoals gewenst. De school vindt de samenwerking tussen school en de ouders van de leerlingen niet voldoende. De school wil een betere samenwerking met ouders om de schoolontwikkeling van de leerlingen te bevorderen.

Ouderbetrokkenheid

Ouderbetrokkenheid is een centraal begrip in dit onderzoek.

Onder ouderbetrokkenheid wordt verstaan; ‘De betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis en op school’ (Menheere & Hooge, 2010).

‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’ is een handreiking om scholen en leraren op weg te helpen om zo goed mogelijk met ouders samen te kunnen werken. Er zijn tien criteria van Stichting Leraar-Leerling-Ouder (LLO) voor ouderbetrokkenheid die worden uitgelegd en aangevuld met praktijkvoorbeelden, tips en ervaringen (Nederlands Jeugd Instituut [NJI], 2013). Deze tien criteria zijn beschreven in hoofdstuk 2 van dit onderzoek.

Het doel van deze tien criteria, ook wel het praktische stappenplan genoemd,is om scholen en leraren te helpen de relatie met ouders te vormen op een manier die bij de school past. Het directe doel van de methodiek ‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’ is om schoolbesturen en leerkrachten te helpen ouderbetrokkenheid vorm te geven met behulp van de tien criteria (NJI, 2013).

Gezamenlijke verantwoordelijkheid ouders en school

Hoe ouders de samenwerking met de school zien, hangt voor een deel samen met de

opvattingen die zij hebben over de opvoeding en het onderwijs.De samenwerking bestaat uit verschillende elementen als: steun van ouders thuis, activiteiten die zij doen op school, opvattingen over afbakening van verantwoordelijkheden en afspraken over rechten en plichten, en communicatie tussen ouders en school (Herweijer & Vogels, 2013).

Tegenwoordig is de taakverdeling tussen de school en de ouders vervaagd. De school is niet meer alleen verantwoordelijk voor het onderwijs aan kinderen en ouders zijn niet meer alleen verantwoordelijk voor de opvoeding. Dit wordt ook wel educatief partnerschap genoemd.

(10)

10

Opvoeding en onderwijs wordt nu beschouwd als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders en school. Uit onderzoek blijkt dat educatief partnerschap een gunstig effect heeft op de cognitieve ontwikkeling, de schoolprestaties en het sociaal functioneren van kinderen. Het wordt gedefinieerd als: ‘Een proces waarin de betrokkenen erop uit zijn elkaar

wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen hun bijdrage zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van leerlingen te

bevorderen’ (Menheere & Hooge, 2010).

Schoolontwikkeling leerlingen

Verschillende onderzoeken hebben de laatste jaren aangetoond dat gelukkiger zijn, talenten beter kunnen ontplooien en betere resultaten behalen het resultaat kunnen zijn wanneer ouders en de school met elkaar samenwerken (Henderson & Mapp, 2002). Het geldt voor kinderen van alle leeftijden, uit gezinnen met verschillende opleidingsniveaus, economische en etnische achtergronden. Ouderbetrokkenheid heeft daarnaast ook een positief effect op het sociaal functioneren van kinderen (De Vries, 2010).

Culturele achtergronden

Het aantal kinderen van niet-westerse herkomst is de afgelopen decennia flink toegenomen in Nederland (CBS, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Het Jaarrapport Integratie 2009 van het Sociaal en Cultureel Planbureau [SCP] meldt dat veel niet-westerse migrantenkinderen hun schoolloopbaan beginnen met een grote achterstand. De zogeheten aanvangsachterstand in taal blijkt aanzienlijk te zijn onder migrantenleerlingen van niet-westerse afkomst. Er zijn niet alleen verschillen in

schoolprestaties tussen niet-westerse migranten en autochtone Nederlanders, maar ook tussen migrantengroeperingen onderling (Gijsberts & Herweijer, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Er kunnen bijvoorbeeld sociaal-emotionele

problemen optreden. De omgevingsfactoren die hieraan bijdragen, zijn beschreven in het literatuurhoofdstuk (Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010).

Probleemdefinitie onderzoeker

De samenwerking tussen de school en de verschillende ouders is niet optimaal. Er is veel diversiteit binnen de school, er zijn ouders met veel verschillende culturen en verschillende opleidingsniveaus. De samenwerking tussen ouders en school is belangrijk voor de

schoolontwikkeling van de leerlingen. Er is onvoldoende inzicht waarom de samenwerking niet voldoende tot stand komt, dus zijn ervaringen van de school en ouders in kaart gebracht.

(11)

11

De culturele achtergronden van ouders zijn hierbij betrokken. Daarbij is gekeken of de verkregen informatie wel overkomt en hoe beide partijen het contact vinden.

1.4 Doelstelling

Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de ervaringen van de school en ouders met betrekking tot de ouderbetrokkenheid. Dit inzicht kan bijdragen aan het bevorderen van de ouderbetrokkenheid en dat kan de schoolontwikkeling van het kind gunstig beïnvloeden. Aan de hand van het literatuur- en het veldonderzoek moet blijken wat er nodig is om tot deze ouderbetrokkenheid te komen.

Er wordt een beroepsproduct geleverd aan de opdrachtgever. Er wordt een adviesrapport geschreven waarin praktische tips worden opgenomen, zodat er daadwerkelijk aan de slag kan worden gegaan met de uitkomsten van het onderzoek (Nuys, Ex, Collignon, Koerhuis, & Warger, 2015).

Het onderzoek bevindt zich in de interventiecyclus, in fase twee, de diagnose. De oorzaken van het probleem zijn niet duidelijk. Er moet gekeken worden naar wat er moet gebeuren om de ouderbetrokkenheid te bevorderen. Het handelingsprobleem is herkend door de

opdrachtgever. De onderzoeker bekijkt de achtergronden en het ontstaan van het probleem. Het inzicht dat opgedaan wordt aan de hand van het onderzoek kan leiden tot een oplossing (Nuys, Ex, Collignon, Koerhuis, & Warger, 2015).

1.5 Vraagstelling en onderzoeksfunctie

In deze paragraaf zijn de hoofd- en deelvragen opgesteld.

Hoofdvraag

Naar aanleiding van de probleemstelling is de hoofdvraag geformuleerd:

‘Op welke manier kan door middel van ouderbetrokkenheid de schoolontwikkeling van de leerling gunstig beïnvloed worden op de basisschool volgens ouders en de medewerkers?’

Aan de hand van de hoofdvraag zijn literatuur- en veldonderzoeksvragen opgesteld. Deze vragen helpen mee om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden.

(12)

12

Deelvragen literatuuronderzoek

1. ‘Wat is er bekend over ouderbetrokkenheid bij basisscholen?’

2. ‘Wat is er bekend over de invloed van ouderbetrokkenheid op de schoolontwikkeling van leerlingen?’

3. ‘Wat is er bekend over methodes die geschikt zijn om ouders van leerlingen te bereiken?’

Deelvragen veldonderzoek

1. ‘Welke ervaringen hebben de medewerkers van de school op het gebied van ouderbetrokkenheid?’

2. ‘Welke ervaringen hebben ouders op gebied van ouderbetrokkenheid?’

3. ‘Wat is de mening van ouders en de medewerkers van de school over de invloed van betrokkenheid op de schoolontwikkeling van de leerling?’

Bovenstaande veldonderzoeksvragen zijn beantwoord aan de hand van de resultaten uit de interviews, schriftelijke vragenlijsten en enquêtes die afgenomen zijn binnen de school.

Onderzoeksfunctie

De onderzoeksfunctie die gebruikt wordt is beschrijvend. De onderzoeker wil iets in kaart brengen. De deelvragen die hierbij aansluiten zijn ook beschrijvend (Nuys, Ex, Collignon, Koerhuis, & Warger, 2015).

1.6 Relevantie

Het onderzoek is van belang voor alle medewerkers van de school, de ouders van de leerlingen en de leerlingen zelf omdat samenwerken voor alle partijen positieve aspecten heeft. De winst zal zijn dat de betrokkenheid van ouders bij de school mogelijk kan verbeteren. Wanneer de betrokkenheid bevorderd wordt, zal dit te zien zijn aan de schoolontwikkeling van de leerlingen. Betrokkenheid heeft hier een positieve invloed op. Wanneer het onderzoek voor de basisschool bruikbare informatie bevat, kan het ook relevant zijn voor andere scholen die vallen onder dezelfde stichting en zelfs voor andere organisaties. Onder deze organisaties vallen onder andere het primair onderwijs, het middelbaar onderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvangcentra (Baarda, 2009).

Pedagogische relevantie

Het is de moeite waard om de opgestelde onderzoeksvraag te beantwoorden, omdat de uitkomsten kunnen leiden tot bevordering van de schoolontwikkeling van de leerling wanneer ouders betrokken zijn bij de school en interesse tonen in gebeurtenissen die plaatsvinden op

(13)

13

school. Dit heeft gevolgen op korte en lange termijn. Op lange termijn, omdat de

ouderbetrokkenheid op de basisschool doorgezet kan worden naar het voorgezet onderwijs (Nuys, Ex, Collignon, Koerhuis, & Warger, 2015).

1.7 Leeswijzer van de scriptie

In hoofdstuk 1 is de aanleiding van het onderzoek beschreven, er is informatie over de instelling toegevoegd, de analyse van de kwestie is duidelijk gemaakt en de

probleemdefinitie van de opdrachtgever én de onderzoeker zijn beschreven. Vervolgens zijn de doelstelling, verschillende vraagstellingen en de relevantie van het onderzoek

omschreven. In hoofdstuk 2 zijn de eerste drie deelvragen beantwoord aan de hand van bijpassende, gevonden literatuur. Hoofdstuk 3 is het methodehoofdstuk. In dit hoofdstuk is uitgelegd voor welk type onderzoek er gekozen is, hoe de populatie en steekproef zijn verantwoord en voor welke meetinstrumenten er is gekozen. Er is beschreven wat de procedure van dataverzameling is en hoe de data geanalyseerd is.

Hoofdstuk 4 is het resultatenhoofdstuk. In dit hoofdstuk zijn de veldonderzoeksvragen beantwoord aan de hand van gegevens uit de gebruikte meetinstrumenten. Vervolgens is er in hoofdstuk 5 een conclusie geschreven, waarin alle deelvragen zijn beantwoord aan de hand van de resultaten en de literatuur. Uiteindelijk is de hoofdvraag beantwoord. De discussie bevindt zich ook in hoofdstuk 5, hier zijn de beperkingen van het onderzoek beschreven. In hoofdstuk 6 is de literatuurlijst te vinden. Ten slotte zijn de bijlages toegevoegd aan het einde van de scriptie. De planning voor het product, de

operationalisatietabel, interviewvragen, topiclijst, verbatims, codeboom, vragenlijst, enquête, verschillende tabellen en het contract met de opdrachtgever zijn hier te vinden.

(14)

14

2. Literatuuronderzoek

2.1 Deelvragen literatuuronderzoek

In dit hoofdstuk zijn de vragen die opgesteld zijn voor het literatuuronderzoek beantwoord. Om deze vragen te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van veel verschillende, Nederlands- en Engelstalige bronnen. Er is op een zo concreet en duidelijk mogelijke manier antwoord gegeven op de deelvragen. Ten slotte is er een conclusie geschreven over het literatuuronderzoek waarin antwoord wordt gegeven op de deelvragen met daarbij implicaties voor het veldonderzoek (Nuys, Ex, Collignon, Koerhuis, & Warger, 2015).

Deelvraag 1

‘Wat is er bekend over ouderbetrokkenheid bij basisscholen?’

In deze deelvraag zijn verschillende definities van het begrip ouderbetrokkenheid beschreven, er is uitgelegd wat het verschil is tussen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie en de doelen van ouderbetrokkenheid zijn besproken. Er bestaan

verschillen typen ouderbetrokkenheid volgens Epstein (2002). Daarna wordt het bevorderen van ouderbetrokkenheid besproken. Vervolgens komt het onderwerp samenwerken aan bod. Er zijn verschillende manieren van samenwerken beschreven en de positieve effecten zijn benoemd.

Ouderbetrokkenheid

Ouderbetrokkenheid wordt omschreven als de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van het eigen kind, thuis en op school (Menheere & Hooge, 2010). Ouderbetrokkenheid wordt ook omschreven als een meer actieve betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun kind (Oostdam & De Vries, 2014). Een ander begrip dat veel voorkomt, maar verschilt van ouderbetrokkenheid, is ouderparticipatie, de actieve deelname van ouders aan activiteiten op school (Menheere & Hooge, 2010). Er is sprake van ouderbetrokkenheid als uit het gedrag van ouders blijkt dat zij zich (mede)verantwoordelijk voelen voor de schoolontwikkeling van hun kind. Dat houdt in dat ouders betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kind, bij de school en de leerkracht. Ouders moeten belangstelling tonen voor hoe het op school gaat, zo scheppen zij

voorwaarden voor het begeleiden van hun kind waar dit nodig is. Zij bezoeken informatie- en ouderavonden en tonen respect voor de groepsleerkracht en de school (Cijvat & Voskens, zoals geciteerd in Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012; NJI, 2013).

Ouderbetrokkenheid heeft volgens Menheere en Hooge (2010) twee doelen, een pedagogisch en een toerustingsdoel. Het pedagogisch doel staat voor het afstemmen van de

(15)

15

benadering van leerlingen zowel thuis als op school. Het toerustingsdoel staat voor verbetering van de kennis, de vaardigheden en de (grond)houding van ouders en

medewerkers met het oog op versterking van de ouder-schoolrelatie en de schoolloopbaan van de leerling (Smit, zoals geciteerd in Reitsma & De Wit, 2011; Menheere & Hooge, 2010). Er zijn volgens Epstein (2002)zes typen ouderbetrokkenheid.

Type 1 is ‘parenting’. Dit is de voorwaardenscheppende rol van ouders. Het bevat vaardigheden waarmee ouders het kind kunnen voorbereiden op de schooltijd. De

voorwaarden voor veiligheid, gezondheid en een pedagogisch klimaat komen hierin terug. Type 2 is ‘communicating’. Het is de communicatie tussen de school en ouders van de leerlingen. Dit type is erg belangrijk. Ouders moeten op de hoogte gehouden worden van de gebeurtenissen op school die betrekking hebben op het kind. Informatie geven over de lesstof of het huiswerk valt hieronder. Daarentegen moeten ouders de school op de hoogte houden van belangrijke ontwikkelingen van het kind (Epstein, Sanders, Simon, Clark Salinas, Rodriguez Jansorn, & Van Voorhis, 2002).

Type 3 is ‘volunteering’, het verrichten van vrijwilligerswerk op en rond de school.

Begeleiding tijdens schoolreisjes en excursies valt hieronder. Daarnaast kan een ouder de leerkrachten ondersteunen tijdens activiteiten op school of in de klas. Daarna volgt type 4, ‘learning at home’. Dit houdt in dat ouders het kind ondersteunen bij schoolwerk thuis. Leerkrachten kunnen ouders handvatten geven om het kind te kunnen helpen bij

bijvoorbeeld het maken van huiswerk of het oefenen van een spreekbeurt. Wanneer ouders openstaan voor deze hulp kan het de ontwikkeling van het kind bevorderen (Epstein, Sanders, Simon, Clark Salinas, Rodriguez Jansorn, & Van Voorhis, 2002).

Type 5 is ‘decision making and advocacy’. Dit wordt formele ouderparticipatie genoemd, oftewel besluitvorming waar de ouders bij worden betrokken. Ouders kunnen bijvoorbeeld deelnemen aan de ouderraad [OR] en de medezeggenschapsraad [MR] en zo invloed

uitoefenen op het beleid van de school. Ouders voelen zich hierdoor meer verbonden met de school. De school werkt niet alleen samen met ouders. In type 6, ‘collaborating with the community’, wordt benoemd dat de gemeenschap ook een rol speelt. Hierbij valt te denken aan sociale- en culturele ondersteuning. Een thema-avond over opvoedingsondersteuning kan een voorbeeld zijn, zodat ouders kennis en vaardigheden op kunnen doen over dat onderwerp (Epstein, Sanders, Simon, Clark Salinas, Rodriguez Jansorn, & Van Voorhis, 2002; Sénéchal & LeFevre, 2003).

Bevorderen van ouderbetrokkenheid

Om ouderbetrokkenheid te bevorderen is volgens De Vries (2010) inzicht in

(16)

16

over-assertieve ouders, passieve ouders, allochtone ouders en constructieve ouders (De Vries, 2010; Smit, 2009).

Volgens De Vries (2010) zijn de school en de leerkracht jarenlang gezaghebbend geweest. Wat zij deden, was goed voor het kind. Ouders handelden zelf naar deze opvatting. Deze autoriteit verdween naar de achtergrond en emancipatie ging een rol spelen (De Vries, 2010; Klaassen & Leeferink, 1998). Er zijn steeds meer over-assertieve ouders die zeer kritisch zijn ten opzichte van de school, maar niet kritisch kijken naar het kind of het eigen handelen (De Vries, 2010). Daarnaast zijn er passieve ouders. Zij lijken zich niet tot nauwelijks in te spannen voor het kind of de school. Allochtone ouders en laag opgeleide ouders worden hier ook door De Vries (2010) genoemd. Ten slotte zijn er de constructieve ouders. Zij steunen het kind en de school en hebben een kritische blik (De Vries, 2010; Smit & Driessen in Prins, Wienke, & Van Rooijen, 2013).

Er zijn volgens De Vries (2010) groepen ouders die specifieke aandacht nodig hebben. Ten eerste de passieve ouders. Passieve ouders lijken nauwelijks betrokken te zijn bij het kind. Het is van belang dat deze ouders op de hoogte worden gehouden van de gebeurtenissen in de klas. Dit gebeurt bijvoorbeeld aan de hand van nieuwsbrieven. Wanneer zij weten waar het kind mee bezig is op school is het makkelijker dit ook in de thuissituatie toe te passen (De Vries, 2010). De passieve ouder heeft vaak een lage verwachting van zichzelf en denkt daardoor vaak dat de school het wel beter zal weten. Dit is vooral terug te zien bij allochtone en autochtone ouders uit de lagere sociale milieus. Daarentegen zijn er ook ouders die het druk hebben met het eigen werk waardoor ze geen tijd hebben om het kind de aandacht te geven die het nodig heeft. Ten slotte zijn er ouders die actief zijn op school, de

ouderparticipatie, maar thuis niet in staat zijn dit door te voeren, de ouderbetrokkenheid (Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010; De Vries, 2010).

Ten tweede zijn er, zoals bij passieve ouders al genoemd, de allochtone ouders. Hier spelen verschillende factoren een rol. Er zijn verschillende punten waarin leerkrachten zich moeten verdiepen. Om tot ouderbetrokkenheid te kunnen komen, is het van belang dat de school zich verdiept in de culturele achtergrond van de leerlingen (Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010; De Vries, 2010). Er moet gekeken worden naar de taal. Sommige ouders spreken niet of nauwelijks Nederlands. De school en ouders moeten dit probleem samen oplossen door bijvoorbeeld een tolk in te schakelen of een andere tweetalige ouder brieven te laten vertalen. De normen en waarden van deze ouders kunnen verschillen van de autochtone Nederlanders. De leerkracht moet de normen en waarden van de ouders

respecteren zonder de eigen normen en waarden aan de kant te zetten (De Vries, 2010). Daarnaast zijn er de cultuuraspecten in het onderwijs. De mensen die om economische of politieke redenen het land van herkomst verlaten hebben, kunnen moeite hebben met het

(17)

17

deels loslaten van de oude, vertrouwde cultuur. Daarnaast vinden deze ouders vaak dat de school alleen verantwoordelijk is voor het onderwijs en dat ouders dit niet zijn. Er kan een relatie zijn met de leerproblemen van veel allochtone leerlingen (Eldering, zoals geciteerd in Hijlkema, 2006; Smit, Driessen, & Doesborgh, 2005; De Vries, 2010).

Wat ouders belangrijk vinden aan het onderwijs verschilt. Soms is het van belang meerdere familieleden te betrekken bij het onderwijs, wanneer dit gewenst is. Dit kan bijvoorbeeld de oma van de leerling zijn (De Vries, 2010; Smit, Driessen, & Doesborgh, 2005).

Zoals hierboven is beschreven is het belangrijk om een goed beeld te krijgen van de

verschillende doelgroepen ouders, zodat de school hierop kan inspelen. Iedereen moet zich thuis kunnen voelen op een school. De verwachtingen van de leraar spelen een grote rol. De eerste indruk van ouders baseren zij op de inschatting van het sociaal-economisch milieu van de leerling (De Vries, 2010).

Samenwerking

Naast ouderbetrokkenheid is ‘samenwerking’ een woord dat steeds meer in dit

verband wordt genoemd. Samenwerking wordt gebruikt om een betekenisvolle relatie tussen ouders en school te beschrijven waarin beide partijen elkaar in onderling overleg steunen om het leren, de motivatie en de ontwikkeling van de leerlingen te bevorderen (Oostdam & De Vries, 2014).

Om samenwerken met ouders tot een succes te maken, moeten de vorm en de gekozen interventies passen bij de schoolcultuur. Het betekent dat voor elke school maatwerk nodig is. Dit onderstreept dat de school nooit een goede samenwerking kan realiseren zonder hulp van ouders. Zo zal er in sommige situaties altijd een groep ouders blijven die zich niet laat uitnodigen of aanspreken door de school, maar wel door medeouders (Buitenhuis, Cox, Hogeboom, Slijpen, & De Vries, 2013).

Er zijn volgens De Vries (2010) twee manieren om de samenwerking met ouders te benaderen, namelijk de interne behoefte; de school werkt hier met ouders samen omdat de school dit wil. De school ziet de meerwaarde van de samenwerking doordat het de kwaliteit van het onderwijs verbetert. En de externe behoefte; de school werkt met ouders samen omdat dit moet. Ouders spelen een formele rol in bijvoorbeeld het bestuur. De school is verplicht verantwoording af te leggen aan ouders over de kwaliteit van het onderwijs (De Vries, 2010).

Daarnaast zijn er volgens Oostdam & De Vries (2014) drie vormen van

samenwerking tussen ouders en de school. Ten eerste is er maatschappelijke samenwerking. Bij maatschappelijke samenwerking gaat het om de samenwerking tussen de school en ouders bij buitenschoolse activiteiten in de buurt. De school kan samenwerken met

(18)

18

sportverenigingen of de muziekschool, bijvoorbeeld om cursussen aan te bieden. Wanneer deze samenwerking er is, komen ouders en leerlingen eerder in contact met voorzieningen buiten de school. Om dit te bevorderen gaan scholen vaak samenwerkingsverbanden aan (Oostdam & De Vries, 2014; De Boer et al., 2002). Ten tweede is er sprake van educatieve samenwerking. Onder educatieve samenwerking wordt het gezamenlijk optrekken van school en ouders verstaan bij pedagogische en didactische vraagstukken. Deze vorm van samenwerking is op te delen in pedagogische en didactische samenwerking. Pedagogische samenwerking gaat de scheiding van school en thuis tegen. De school kan inspelen op ervaringen en vaardigheden die kinderen meebrengen van buiten school. Door de

samenwerking worden ouders zich meer bewust van de opvoeding thuis. De pedagogische kwaliteit zal vergroot worden (Oostdam & De Vries, 2014). Didactische samenwerking is gericht op het beter functioneren van het onderwijs door ouders te informeren en in te schakelen bij het leerproces van het kind. Dit geldt zowel voor hulp op school als thuis (Oostdam & De Vries, 2014; De Boer et al., 2002).

Ten slotte is er formele samenwerking. Hierbij worden ouders ingezet bij verschillende activiteiten binnen de school, die zonder deze hulp niet georganiseerd kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn de begeleiding tijdens excursies of creatieve activiteiten (Oostdam & De Vries, 2014).

Positieve uitwerking van samenwerken op het gezin en het kind

Samenwerking tussen ouders en school kan een positief effect hebben op ouders. Wanneer ouders gestimuleerd worden bij het opvoedingsklimaat in het gezin kan dit leiden tot een positieve houding en zelfs tot verandering van opvoedingsgedrag (Jacobs, 2008). Daarnaast kan samenwerking tussen school en ouders bijdragen aan het klimaat van de school. Er kan meer openheid optreden vanuit de school naar haar omgeving (Oostdam & De Vries, 2014).

Een regelmatig contact tussen leerkracht en ouders is van belang om kinderen te bevorderen in hun ontwikkeling. Ook kunnen ouders en school samenwerken. Ouders kunnen leerkrachten ondersteunen bij het werk van hun kind. Dit zorgt voor een goede afstemming tussen thuis en op school. Scholen zijn in staat om te profiteren van kennis en ervaringen van ouders en andersom (Ter Burg & Hoeffgen, 2013; Webster-Stratton, 2007). Samenvattend blijkt uit deze paragraaf wat het onderwerp ouderbetrokkenheid inhoudt, welke groepen ouders er zijn, welke groepen extra aandacht nodig hebben en wat ouderbetrokkenheid kan bevorderen. Samenwerken is een onderdeel van

ouderbetrokkenheid en heeft een positieve uitwerking op het gezin en het kind. Communicatie staat hierbij centraal.

(19)

19

Deelvraag 2

‘Wat is er bekend over de invloed van ouderbetrokkenheid op de schoolontwikkeling van leerlingen?’

Deze deelvraag sluit aan op deelvraag 1 omdat er dieper wordt ingegaan op de onderwerpen ouderbetrokkenheid en samenwerken. Het gaat in deze deelvraag over de invloed die

ouderbetrokkenheid en daarbij de samenwerking tussen ouders en school heeft op de schoolontwikkeling van leerlingen. Het verband tussen samenwerking en schoolontwikkeling is uitgewerkt. Ten slotte is er gesproken over schoolontwikkeling en culturele achtergronden.

Effecten van samenwerking tussen school en ouders op leerlingen

Verschillende onderzoeken laten zien dat ouderbetrokkenheid bij school, direct en indirect, een positieve invloed heeft op de schoolse ontwikkeling van kinderen (Desforges en Abouchaar; Lusse,; Menheere en Hooge; Smit et al., zoals geciteerd in Prins, Wienke, & Van Rooijen, 2013).

Samenwerking tussen school en ouders heeft een positieve invloed op korte en lange termijn ten opzichte van de cognitieve ontwikkeling en prestaties van leerlingen worden hierbij genoemd (Driessen, Smit, & Sleegers, zoals geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014). Het verband tussen samenwerking en prestaties is aanwezig bij gezinnen van alle economische achtergronden en opleidingsniveaus. Alle ouders kunnen door het bieden van hulp aan hun kind bijdragen aan de onderwijsresultaten (Deslandes & Rousseau, zoals geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014). De leerprestaties van kinderen zijn sterk afhankelijk van de betrokkenheid die ouders thuis bieden. Van alle vormen van betrokkenheid van ouders bij de school, levert dat wat ouders thuis doen rond school, de grootste bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen (Denessen, zoals geciteerd in Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek [NWO], 2013). Er is een duidelijk verband tussen de

samenwerking en de taalprestaties van kinderen. Merlo, Bowman en Barnett concluderen in Oostdam en De Vries (2014) dat betrokkenheid en actieve bemoeienis van ouders een positief effect hebben op het fonetisch bewustzijn, de beginnende geletterdheid van kleuters en het lezen. Rekenvaardigheden kunnen ook beïnvloed worden door hulp in de thuissituatie (Oostdam & De Vries, 2014; Sénéchal & LeFevre, 2003). Samenwerking leidt eveneens tot positieve effecten op de sociale ontwikkeling van kinderen. Onder de sociale ontwikkeling valt het gedrag, de motivatie, sociale competenties en de relaties tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en de leraren (Oostdam & De Vries, 2014). Motivatie wordt specifiek genoemd. Uit onderzoek blijkt dat de verwachtingen van ouders en de contacten van school met ouders leiden tot meer motivatie en zelfvertrouwen bij leerlingen (Fan & Williams, zoals geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014; Furman, 2008). Samenwerking tussen school en

(20)

20

ouders heeft vooral een indirecte werking. Het vormt het zelfbeeld van het kind als lerend persoon en het wekt hoge verwachtingen. Bij kinderen van 6 tot 12 jaar zijn effecten van samenwerking tussen ouders en school op de leerprestaties op het gebied van taal, rekenen en ‘science’ onderzocht. De effecten op taalprestaties zijn het grootst (Oostdam & De Vries, 2014).

Het contact tussen leraren en ouders verbetert als leraren zich inspannen om de thuiscultuur van leerlingen te begrijpen (NWO, 2013). Het kan voorkomen dat de

omgangsculturen thuis en op school verschillen en er geen respect is voor elkaar. Dit heeft effect op het kind, er kan een loyaliteitsconflict ontstaan. Bij een loyaliteitsconflict voelt het kind zich gedwongen om te kiezen (Oostdam & De Vries, 2014; Nederlands Jeugd Instituut [NJI], z.j.; Govaerts, zoals geciteerd in Kompaan en de Bocht, 2011).

Cognitieve ontwikkeling van de leerling

Het is belangrijk dat ouders weten wat er op school wordt geleerd. Net zo belangrijk is dat leerlingen betrokken moeten zijn bij hetgeen dat ze gaan leren. Wanneer de leerling meer betrokken is, leert hij ook meer (Marzano, zoals geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014). De leraar vertelt aan het begin van de les aan de leerlingen waar de les over gaat en wat zij gaan leren en oefenen. Aan het eind van een les of periode wordt er aan de leerlingen gevraagd of zij dit daadwerkelijk geleerd en geoefend hebben. Ouders moeten betrokken worden bij wat de leerling leert, hier kunnen het beste afspraken over worden gemaakt. Het is belangrijk om met één vakgebied te beginnen, bijvoorbeeld rekenen. Dit moet gericht zijn op wat het kind nodig heeft. Er moet dus besproken worden wat relevant is en wat er van ouders verwacht wordt (Oostdam & De Vries, 2014).

Perceptie is in dit verband volgens Oostdam en De Vries (2014) een belangrijk begrip. Perceptie gaat over de manier waarop ouders naar de cognitieve mogelijkheden van hun kind kijken. Perceptie heeft invloed op het leren van leerlingen en op de manier waarop ouders en school samenwerken. Het is de taak van de leraar om een te hoge of een te lage perceptie te herkennen en te benoemen. Uiteindelijk moet er samen met de ouders een realistischer beeld worden gevormd, waardoor het vertrouwen van de leerling bevorderd wordt. Ook hieruit blijkt de invloed van ouderbetrokkenheid (Oostdam & De Vries, 2014). Volgens De Vries (2013) zijn er vier basis-ingrediënten voor ouderbetrokkenheid. Het eerste ingrediënt is een start/kennismakingsgesprek aan het begin van een schooljaar. Een individueel gespreksarrangement waarin de vorm van contact met ouders wordt afgesproken om de ontwikkelingsbehoefte van het kind te bespreken is het tweede ingrediënt. In het derde ingrediënt wordt gesproken over een receptie in augustus voor iedere groep, waarbij ouders en kinderen elkaar (opnieuw) leren kennen. En ten slotte wordt er als laatste

(21)

21

ingrediënt gesproken over ouders als buddy (De Vries, 2013). Het toepassen van de vier basis-ingrediënten voor ouderbetrokkenheid heeft de volgende effecten. Het leidt tot

betrokkenheid van alle ouders, dus optimale betrokkenheid bij de schoolontwikkeling van het kind, het is een tijdsinvestering aan het begin van het jaar door de leerkracht en ouders en zorgt voor een goede afstemming op de behoeften van de leerling, wat energie en tijd voor de rest van het jaar oplevert (De Vries, 2013; Van Oenen & Van Westering, 2010). Er wordt zeer efficiënt samengewerkt. Men gaat anders kijken naar en denken over het samenwerken tussen school en ouders in het belang van de leerling. Door creativiteit, variatie en

persoonlijke inkleuring van de samenwerking tussen school en ouders worden er allerlei nieuwe, efficiënte en tijd besparende vormen van samenwerking en ideeën gecreëerd over hoe kinderen kunnen leren. Er ontstaat een schoolgemeenschap waarin álle ouders zich betrokken voelen en ook weten hoe ze betrokkenheid vorm kunnen geven. De extra investering in tijd levert uiteindelijk tijdswinst op, omdat veel minder ‘reparatiegesprekken’ nodig zijn. Het ultieme resultaat is dat de leraar meer in zijn kracht komt, de ouder zich betrokken voelt en de leerling zich beter zal ontwikkelen (De Vries, 2013).

Om verder te gaan op de ontwikkeling van de leerling wordt er gekeken naar het ecologisch systeemmodel van Uri Bronfenbrenner (Het Jonge Kind [HJK], 2010).

Bronfenbrenner heeft als uitgangspunt dat de ontwikkeling van het kind beïnvloed wordt door mensen, gebeurtenissen en ontwikkelingen in de omgeving. Het model bestaat uit

verschillende systemen. In het microsysteem komen de personen en instellingen voor waar het kind direct mee in aanraking komt. Dit zijn het gezin, de school en de buurt.

Daarnaast komt een kind in aanraking met mensen of instellingen in het mesosysteem. Hierbij wordt gedacht aan buurtverenigingen, de kerk en verdere familie. Vervolgens is er het exosysteem. Hier staat de invloed van sociale groepen centraal, waar het kind niet direct mee in contact komt, het werk van ouders of de media zijn hier een voorbeeld van. Ten slotte is er het macrosysteem. Dit betrekt de economie en de politiek, zelfs op wereldniveau. De belangrijkste context voor de kinderlijke ontwikkeling zijn de directe interacties die voorkomen in het microsysteem (HJK, 2010).

Een kind is de brug tussen het gezins- en het schoolsysteem. Wanneer gewoontes, gedragingen, overtuigingen en normen en waarden van de systemen overeenkomen, zijn er meestal weinig problemen. Wanneer de omgangsculturen wel van elkaar verschillen, hoeft er geen probleem te zijn. Als ouders en school respectvol omgaan met de andere

(22)

22

Schoolontwikkeling en culturele achtergronden

Er zijn verschillende factoren op kind-, gezin- en schoolniveau die bijdragen aan het vormen van problemen of beperkingen voor kinderen in de schooltijd. Er wordt alleen dieper ingegaan op de gezinsfactoren omdat dit aansluit bij het onderwerp. Een gezinsgerelateerde factor is het opleidingsniveau van ouders. Veel niet-westerse migranten hebben lager

onderwijs of zelfs helemaal geen onderwijs gevolgd (Gijsberts & Herweijer, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Een laag opleidingsniveau kan

samenhangen met armoede en daarmee risico’s voor de ontwikkeling van een kind hebben (Gesthuizen, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Het

opleidingsniveau van ouders staat in verbinding met de opvoeding die zij hanteren. Bij laagopgeleide ouders komen vaker opvoedingsstijlen voor die het risico op een

problematische schoolloopbaan vergroten (Rijken & Harms, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Hoger opgeleide ouders zijn beter in staat om hun kinderen een stimulerende omgeving te bieden (Mutsaers, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Hogeropgeleiden besteden per dag meer tijd aan lezen en verhalen vertellen met hun kind dan laagopgeleiden. Eigenlijk lezen alle ouders hun jonge kinderen voor, maar hoogopgeleide ouders doen dit vrijwel dagelijks (Herweijer & Vogels, 2013). Uit de literatuur is bekend dat laagopgeleide ouders en ouders van niet-westerse herkomst weinig contact opnemen met de school en moeilijk op een actieve manier bij de school betrokken kunnen worden (Herweijer & Vogels, 2013).

Vooral lager opgeleide migrantenouders zouden zich minder vaak bezighouden met het actief stimuleren van de cognitieve ontwikkeling van hun kinderen (Pels, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Ook zouden laagopgeleide

migrantenouders niet of minder goed in staat zijn hun kinderen tijdens hun schoolloopbaan te ondersteunen en te helpen bij hun huiswerk (Herweijer; Pels et al.; Riemersma; Maslowski, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010).

Migrantenouders verschillen van autochtone ouders in de manier waarop zij het gedrag van hun kinderen reguleren, dit wordt ook wel controle genoemd.Ouders uit niet-westerse samenlevingen zijn vaak van mening dat het ontwikkelen van de schoolse intelligentie bij kinderen een taak is van de school. De ouders voelen zich dan ook vaak minder verantwoordelijk voor het actief stimuleren van de cognitieve ontwikkeling van hun kinderen (Eldering & Herweijer, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010; Bakker, Denessen, Dennissen, & Oolbekkink-Marchand, 2013).

Het komt voor dat er in gezinnen niet of nauwelijks Nederlands wordt gesproken. Dit kan een ongunstige werking hebben op de schoolprestaties van kinderen (Van der Ploeg, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010). Het kan voor de ouders

(23)

23

lastig zijn om met leerkrachten te communiceren. Het komt ook voor dat de boodschap van de leerkracht niet goed overkomt wanneer er met ouders wordt gesproken over het kind (Arslan, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010; Bakker, Denessen, Dennissen, & Oolbekkink-Marchand, 2013).

Samenvattend blijkt uit deze paragraaf dat samenwerking tussen ouders en school effect heeft op de leerling. Schoolprestaties en cognitieve ontwikkeling staan daarbij centraal. Betrokkenheid thuis levert de grootste bijdrage aan de ontwikkeling van het kind. De

culturele achtergrond van gezinnen kan invloed hebben op de schoolontwikkeling van het kind.

Deelvraag 3

‘Wat is er bekend over methodes die geschikt zijn om ouders van leerlingen te bereiken?’

In de vorige deelvragen zijn ouderbetrokkenheid, samenwerken en de effecten op

schoolontwikkeling van leerlingen besproken. In deze deelvraag worden vier verschillende methodes en aanpakken besproken die gebruikt worden om ouders te bereiken. De methodes ‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’, ‘Ouders en de school samen’, ‘Tien succesfactoren tussen ouders en school’ en ‘The Parent Teacher Association’ worden gebruikt om de ouderbetrokkenheid te bevorderen.

Methodiek ‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’

De methodiek ‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’ is een handreiking om scholen en leraren op weg te helpen naar een zo optimaal mogelijke samenwerking met ouders. Daarnaast zijn er volgens Cox, Galjaard, Heldoorn & De Vries (2012) tien criteria om te komen tot succesvolle ouderbetrokkenheid.

Criterium 1: De school heeft een heldere visie op ouderbetrokkenheid. Deze visie moet eenduidig zijn voor de school en de ouders. Het is hierbij van belang dat de school een helder standpunt inneemt ten aanzien van de samenwerking. Het gedrag van de

medewerkers van de school is hierbij erg belangrijk. Dit gedrag heeft invloed op het imago van de school. Een studiedag met ouders draagt bij aan het begin van de samenwerking (Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012).

Criterium 2: De school zelf, de leerlingen en de ouders zijn actief bij het schoolbeleid. Om dit te kunnen realiseren, moet de school de doelgroep kennen.

Hier zijn volgens Cox, Galjaard, Heldoorn & De Vries (2010) verschillende manieren voor. Er komen reguliere overlegorganen voor op alle scholen. De OR en de MR vallen hieronder. Er zijn ouder-/leerlingpanelgesprekken die ingezet kunnen worden om kleine groepen ouders te bereiken. De ouders of leerlingen kunnen input geven op belangrijke informatie. De

(24)

ouder-24

/leerlingenquête geeft de mening van ouders of leerlingen weer. De enquête draagt bij om de kwaliteit van de school te verbeteren. De kwaliteit van de samenwerking wordt hierdoor in kaart gebracht (Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012). Dan zijn er niet-ouders. Dit zijn ouders die een andere school hebben gekozen voor hun kind. Het is interessant om erachter te komen waarom ouders niet voor de school hebben gekozen. Oud-ouders en

oud-leerlingen zijn goede informanten, omdat zij vaak anders tegen een school aankijken als de leerling de school heeft verlaten. Er kan een onderzoek worden gedaan onder potentiële ouders/leerlingen. Dit kan nuttig zijn om erachter te komen of de school zal groeien of krimpen. Het beleid kan afgestemd worden op deze informatie (Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012).

Bij criterium 3 zijn leraren, leerlingen en ouders welkom op school. Het welkom voelen op school is één van de succesfactoren voor het vergroten van ouderbetrokkenheid. Een vriendelijke houding van de school en een goede, praktische organisatie draagt bij aan een welkom gevoel. Factoren die bijdragen om de school een uitnodigende plaats te maken zijn onder andere het ontwikkelen van persoonlijke relaties, het creëren van een

gezinsvriendelijke omgeving, ervoor zorgen dat ouders op vrijwillige basis kunnen

meehelpen, de school die alle gezinnen respecteert, geen economische belemmeringen voor deelname en een garantie voor toegankelijk onderwijs voor iedereen (Cox, Galjaard,

Heldoorn, & De Vries, 2012).

Bij criterium 4 zijn de school, leerlingen en ouders samen verantwoordelijk voor het onderwijs en de resultaten. Het is van belang dat ouders weten wat effectief gedrag is om hun kind te ondersteunen bij de ontwikkeling en schoolprestaties. Leraren kunnen ouders helpen door het geven van handvatten over het helpen met leren. Informeer ouders over de lesstof en het huiswerk en hoe zij hun kind kunnen helpen in de zomervakantie.

Criterium 5: Leraren, leerlingen en ouders zijn gelijkwaardig, om dit te garanderen kan er een school/ouderovereenkomst worden gebruikt. Tien minuten-gesprekken leiden tot discussies. Veel leerkrachten ervaren deze gesprekken als onprettig en stressvol. De gesprekken bieden alleen ruimte aan het zenden van een boodschap door de school en hebben te weinig ruimte voor het uiten van emoties van ouders. Een gespreksarrangement zou beter werken en het levert tijdwinst op. Voor allochtone ouders met een taalbarrière werkt dit beter, zij krijgen de kans om met meer tijd een gesprek te voeren (Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012).

Bij criterium 6 voelt iedereen zich verantwoordelijk voor elkaar en is daarop aanspreekbaar. Het is belangrijk dat negatieve of onprettige situaties worden voorkomen. De

(25)

25

Bij criterium 7 bouwen de school en ouders samen aan het leerlingdossier. Ouders worden uitgenodigd om informatie toe te voegen. Er wordt daarbij gecontroleerd of de informatie nog klopt. De begrippen vertrouwen, openheid en transparantie horen bij het leerlingdossier. Criterium 8: Openheid en duidelijkheid over klachten die gemeld worden. Wanneer er zorgvuldig wordt omgegaan met klachten van ouders of leerlingen zorgt dit voor een goede band. Het klachtenprotocol van de school moet up to date worden gehouden en alle

medewerkers moeten hiervan op de hoogte zijn (Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012). Criterium 9: De opkomst bij bijeenkomsten met leerlingen en/of ouders is meer dan 80 procent. Een hoge opkomst komt voort uit de voorafgaande criteria. Ook voor scholen die te maken hebben met laagopgeleide ouders en/of ouders met verschillende culturele

achtergronden is dit criterium haalbaar. Door middel van een kritische zelfanalyse kan een school duidelijkheid krijgen over het probleem dat speelt. Voor het realiseren van een hogere opkomst van ouders is het belangrijk om verwachtingen uit te spreken. Spreek ouders aan wanneer ze niet komen of zich niet op tijd afmelden. Het is van belang om uit te zoeken wat de reden is waarom ouders niet komen.

Ten slotte criterium 10: Wetten en regels worden door de school duidelijk gemaakt voor leerlingen en ouders. Deze worden door iedereen nageleefd. De school heeft als taak om ouders te wijzen op hun rechten en plichten (Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012; Verweij, 2013).

Het volgende programma is beknopt, maar sluit meer aan op de gemeenschap en de leeropbrengsten die ouderbetrokkenheid teweeg brengt.

‘Ouders en de school samen’

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) wil met het programma ‘Ouders en school samen’ de ouderbetrokkenheid meer op de kaart zetten. Het streven is om het educatief partnerschap tussen school en ouders te stimuleren. De twee hoofdthema’s van het programma zijn de school als gemeenschap en verhoging van de leeropbrengsten. De activiteiten van het programma zijn steeds gelinkt aan de twee hoofdthema’s en zijn zowel gericht op onder andere scholen en ouders (De Bruin, Van de Linden, Van de Vegt, & Van der Aa, 2012).

Dit programma sluit aan bij de volgende methodiek, het contact van ouders onderling en vooral ook het contact van de school met ouders als leidraad voor de

(26)

26

‘Tien succesfactoren voor betere samenwerking tussen ouders en school’ Om te beginnen is het zeer belangrijk dat school en ouders contact met elkaar

hebben. Er komen drie succesfactoren bij kijken, namelijk: de school zorgt ervoor dat ouders zich welkom voelen, de school maakt vroegtijdig kennis met alle ouders en de school heeft contact met een ouder en zo nodig ook met een andere begeleider van een kind (Lusse, zoals geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014). Wanneer school en ouders contact hebben, kunnen er voorwaarden worden geschept voor het samenwerken. Er zijn succesfactoren die aansluiten bij de samenwerking tussen school, ouders en leerlingen. De school nodigt de leerling standaard uit bij regulier, individueel contact met ouders, de school zorgt voor interactie, dialoog en uitwisseling van informatie met ouders, de school voedt het gesprek tussen ouders en kind thuis en de school besteedt aandacht aan wat er goed gaat (Oostdam & De Vries, 2014; NJI, z.j.). Het doel van de samenwerking leidt tot de succesfactoren voor het met school, ouders en leerlingen samenwerken aan een toekomstperspectief. De school neemt de schoolloopbaanontwikkeling van de leerling als leidraad voor het contact met ouders (Lusse, zoals geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014).

Er zijn verschillende contactvormen tussen ouders en school die te maken hebben met bovenstaande succesfactoren (Oostdam & De Vries, 2014).

De informatiekaart bestaat uit alle basale informatie die nodig is om ouders in contact te brengen met school. De naam en de bereikbaarheid van de leerkracht zijn verwerkt. De planning van bijvoorbeeld de voortgangsgesprekken worden hierop vermeld, maar ook toegang tot online informatie van de betreffende leerling is aanwezig (Oostdam & De Vries, 2014). Het kennismakingsgesprek helpt de leerkracht om een relatie aan te gaan met ouders. Het gesprek is bedoeld om een goede start te kunnen maken met de samenwerking over de schoolloopbaan van het kind. Er worden afspraken gemaakt over het contact dat ouders en leerkrachten met elkaar hebben, maar ook over begeleiding thuis en op school (Blom, 2011; Oostdam & De Vries, 2014). Het voortgangsgesprek komt overeen met het rapportgesprek, alleen is het breder en positief. Er is aandacht voor de ontwikkeling van het kind in de school- en thuissituatie, er wordt gesproken over goed gedrag en cijfers en vooral ook over talenten en interesses (Oostdam & De Vries, 2014; Smit & Driessen, 2002).

‘De Parent Teacher Association’

De Parent Teacher Association [PTA] is een Amerikaanse organisatie waarin ouders en leraren zijn verenigd. Samen willen zij komen tot optimaal schoolsucces van de leerlingen. De standaarden van de PTA zijn voor een groot deel ook toepasbaar op Nederlandse

(27)

27

Er zijn echter ook verschillen tussen Nederland en Amerika. In Amerika ligt het accent meer op de familie en het gezin in plaats van alleen op ouders. Daarnaast beslist de school in Nederland wat er uiteindelijk gebeurt als het bijvoorbeeld gaat om doubleren (De Vries, 2010). De standaarden van de PTA zijn een goed hulpmiddel om aan te geven wat de mate en effectiviteit van ouderbetrokkenheid is. Hier is een ‘Assessment Guide’ voor ontworpen. Het assessment ondersteunt de school bij de implementatie van de standaarden en bij het ontwikkelen van beleid. Het assessment bestaat uit vier niveaus: nog niet bereikt, beperkt niveau van ontwikkeling en invoering (de basis), functioneel niveau van ontwikkeling en invoering en functioneert op excellent niveau. Het doel van het instrument is dat leerlingen meer succes kunnen hebben in het onderwijs. Het instrument kan gebruikt worden als evaluatie-instrument om de huidige situatie te beoordelen, het kan dienen als leidraad bij de ontwikkeling van een schoolplan, het kan nascholingsbehoeften inzichtelijk maken en het instrument kan gebruikt worden om de kwaliteiten van ouders en leraren te onderzoeken (De Vries, 2010; De Vries, 2013; Parent Teacher Association [PTA], z.j.).

Samenvattend blijkt uit deze paragraaf dat er verschillende methodes, zoals een handreiking, stappenplan en zelfs een programma, bestaan om ouderbetrokkenheid te kunnen bevorderen.

De drie literatuurdeelvragen zijn beantwoord door middel van literatuuronderzoek. In paragraaf 2.2 is er per deelvraag een conclusie geschreven en zijn de implicaties voor het veldonderzoek toegevoegd.

(28)

28

2.2 Conclusie

Conclusie literatuurdeelvraag 1

Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat wanneer uit het gedrag van ouders blijkt dat zij zich (mede)verantwoordelijk voelen voor de schoolontwikkeling van hun kinderen, er sprake is van ouderbetrokkenheid (Cijvat & Voskens, zoals geciteerd in Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012; NJI, 2013). Daarbij is communicatie tussen school en ouders van belang. Beide partijen moeten elkaar op de hoogte houden van belangrijke gebeurtenissen die spelen (Epstein, Sanders, Simon, Clark Salinas, Rodriguez Jansorn, & Van Voorhis, 2002). Er moet rekening gehouden worden met de verschillende oudergroepen die er zijn binnen een school. Alle ouders moeten zich welkom en op hun gemak voelen, pas dan is er

ouderbetrokkenheid mogelijk (De Vries, 2010). Samenwerking tussen de school en ouders is van belang bij ouderbetrokkenheid. Het zorgt voor betere kwaliteit van het onderwijs.

Samenwerking is nodig bij verschillende activiteiten binnen en buiten de school (Oostdam & De Vries, 2014). Daarnaast moeten ouders betrokken worden bij het leerproces van het kind. De samenwerking kan een positief effect hebben op zowel de ouders als de school. Er ontstaat meer openheid en een positieve houding naar elkaar (Oostdam & De Vries, 2014).

Implicaties van deze conclusie voor velddeelvraag 1 en 2

Uit het literatuuronderzoek blijkt dat ouderbetrokkenheid heel belangrijk is voor basisscholen. In het veldonderzoek is onderzocht wat ouders en leerkrachten weten over

ouderbetrokkenheid, of ouders betrokken zijn bij de school en het kind, bijvoorbeeld of ouders meegaan met excursies of helpen bij activiteiten op school. Maar ook of ouders het kind ondersteunen in de thuissituatie, bijvoorbeeld bij het maken van huiswerk of praten over gebeurtenissen op school. Daarnaast is onderzocht of ouders zich inzetten om het contact met school voorspoedig te laten verlopen door bijvoorbeeld zelf interesse te tonen of vragen te stellen. De inzet die ouders tonen, wordt ook zichtbaar wanneer ouders aanwezig zijn bij afspraken of wanneer zij laten weten dat ze niet kunnen komen. De vragen ‘Welke

ervaringen hebben medewerkers van de school op het gebied van ouderbetrokkenheid’

(deelvraag 1) en ‘Welke ervaringen hebben ouders op het gebied van ouderbetrokkenheid’ (deelvraag 2) worden hiermee beantwoord.

Conclusie literatuurdeelvraag 2

Wanneer er gekeken wordt naar de ouderbetrokkenheid en de samenwerking tussen school en ouders, is er een positieve invloed te zien op de korte en lange termijn ten opzichte van de cognitieve ontwikkeling en prestaties van leerlingen (Driessen, Smit, & Sleegers, zoals

(29)

29

geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014). De betrokkenheid thuis levert de grootste bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen, het heeft onder andere een positief effect op het fonetisch bewustzijn en de sociale ontwikkeling (Oostdam & De Vries, 2014). Daarnaast leiden de verwachtingen van ouders en de contacten van school met ouders tot meer motivatie en zelfvertrouwen bij leerlingen (Fan & Williams, zoals geciteerd in Oostdam & De Vries, 2014). Het is belangrijk dat de ouder weet waar het kind mee bezig is op school en dat de leerkracht de verwachtingen van de ouder hierbij uitspreekt (Oostdam & De Vries, 2014). De

schoolontwikkeling van het kind kan ook beïnvloed worden door een culturele achtergrond. Laagopgeleide ouders en ouders van niet-westerse herkomst nemen weinig contact op met de school en kunnen moeilijk op een actieve manier bij de school betrokken worden

(Herweijer & Vogels, 2013). Laagopgeleide migrantenouders zouden niet of minder goed in staat zijn hun kinderen tijdens hun schoolloopbaan te ondersteunen (Herweijer; Pels et al.; Riemersma; Maslowski, zoals geciteerd in Van den Broek, Kleijnen, & Keuzenkamp, 2010).

Implicaties van deze conclusie voor velddeelvraag 3

De invloed van ouderbetrokkenheid op de schoolontwikkeling van leerlingen is groot. In het veldonderzoek is onderzocht op welke manier ouders betrokken zijn bij de school en dus bij de schoolontwikkeling van hun kind. Onder schoolontwikkeling vallen cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling. Er is gevraagd hoe vaak ouders aanwezig zijn bij gesprekken, bijeenkomsten en wat zij thuis doen om het kind te stimuleren en te helpen.

Aan de leerkrachten is gevraagd waarom zij vinden dat ouderbetrokkenheid bijdraagt aan de schoolontwikkeling en hoe zij dit overbrengen op ouders, hierbij wordt benoemd wat de schoolontwikkeling inhoudt, bijvoorbeeld het ondersteunen van het kind en een stimulerende omgeving bieden. ‘Wat is de mening van ouders en de medewerkers van de school over de

invloed van betrokkenheid op de schoolontwikkeling van hun kind’ (deelvraag 3) wordt

hiermee beantwoord.

Conclusie literatuurdeelvraag 3

Er zijn verschillende methodes geschikt om ouders van leerlingen te kunnen bereiken. Bij de methodiek ‘Ouderbetrokkenheid voor elkaar’ kan optimale samenwerking bereikt worden met ouders. Het is van belang dat de school een heldere visie heeft over de ouderbetrokkenheid en daarbij de samenwerking met ouders. Alle partijen moeten betrokken zijn bij het

schoolbeleid, iedereen moet zich welkom voelen op school. De school, ouders en leerlingen zijn dan ook samen verantwoordelijk voor het onderwijs en de resultaten. Daarnaast is iedereen gelijkwaardig en voelt zich verantwoordelijk voor elkaar. Het leerlingdossier moet voor iedereen inzichtelijk zijn. De opkomst van bijeenkomsten moet minimaal 80% zijn en ten

(30)

30

slotte is iedereen op de hoogte van de regels en wetten die gelden (Cox, Galjaard, Heldoorn, & De Vries, 2012). ‘Ouders en de school samen’ is gericht op de school als gemeenschap en de leeropbrengsten. Het ministerie voor OCW wil daarmee de ouderbetrokkenheid meer op de kaart zetten (De Bruin, Van de Linden, Van de Vegt, & Van der Aa, 2012).

Bij de ‘Tien succesfactoren voor betere samenwerking tussen ouders en school’ wordt eerst gekeken naar het contact met de ouders, voordat men voorwaarden schept over de

samenwerking. Vervolgens kunnen er verschillende afspraken worden gemaakt over het contact en de samenwerking, de leidraad hiervoor is de schoolloopbaanontwikkeling van de leerling. Er worden verschillende gespreksvormen benoemd (Oostdam & De Vries, 2014). Ten slotte is er PTA, een organisatie waar school en ouders verenigd zijn. Zij staan voor optimaal schoolsucces van leerlingen. De ‘assessment guide’ hoort hierbij en kan gebruikt worden als instrument bij de ontwikkeling van een plan (De Vries, 2010; De Vries, 2013; PTA, z.j.).

Implicaties van deze conclusie voor velddeelvraag 1 en 2

In het veldonderzoek is gevraagd naar de contacten tussen school en ouders, welke

manieren van communicatie er worden gebruikt. Digitale communicatie en de verschillende gespreksvormen worden bijvoorbeeld genoemd. Er is gevraagd wat ouders van een

kennismakingsgesprek zouden vinden. Maar er is ook gevraagd wat er verbeterd zou kunnen worden aan de communicatie. Er is aan ouders en medewerkers van de school gevraagd wat er al gedaan wordt om de ouderbetrokkenheid te bevorderen. Daarnaast is er gevraagd wat er volgens de school en ouders nodig is om de ouderbetrokkenheid te kunnen vergroten. Velddeelvraag 1: ‘Welke ervaringen hebben de medewerkers van de school op

het gebied van ouderbetrokkenheid’ en velddeelvraag 2: ‘Welke ervaringen hebben ouders op het gebied van ouderbetrokkenheid’ worden hierbij beantwoord. Daarnaast draagt deze

deelvraag bij aan het onderzoek omdat de methodes uit de literatuur gebruikt kunnen worden bij het maken van het beroepsproduct.

(31)

31

3. Methodologie

De onderzoeksmethoden die gebruikt zijn, zijn in dit hoofdstuk beschreven. Er is beschreven welk type onderzoek er is gebruikt, wat de populatie van het onderzoek is en welke

steekproef er is getrokken en daarnaast is de keuze van de meetinstrumenten onderbouwd. Daarna is de procedure van dataverzameling beschreven, met daarbij de ethische aspecten en de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek. Ten slotte is het analyseplan

beschreven.

3.1 Type onderzoek

Het type onderzoek dat gebruikt is, is de mixed methods methode omdat het zowel

kwalitatief als kwantitatief onderzoek betreft (Baarda, 2009). Bij dit onderzoek gaat het voor een groot deel om het krijgen van inzichten, de kwalitatieve survey, omdat er is uitgegaan van het stellen van open vragen. Er is een beperkt aantal eenheden gebruikt (Baarda, 2009). Twee leerkrachten, de intern begeleider en de directrice zijn geïnterviewd en drie

leerkrachten hebben een schriftelijke vragenlijst ingevuld. Daarnaast zijn enquêtes gebruikt om ouders van de leerlingen te benaderen, dit valt onder de kwantitatieve survey. Er komen in vergelijking met de kwalitatieve survey veel eenheden in de steekproef voor (Baarda, 2009).

3.2 Verantwoording populatie en steekproef

De populatie van het onderzoek omvat alle 22 medewerkers, vijftien leerkrachten (waaronder één adjunct-directeur, zij heeft een dubbele functie), drie onderwijsassistenten, één

leerkracht ondersteuner, twee intern begeleiders, de directrice van de school en de ouders van de 198 leerlingen. Afhankelijk van de gezinssamenstelling zijn dit ongeveer 380 ouders. Er is gekozen voor een selecte steekproef en een gemakssteekproef. In de kopjes ‘De medewerkers van de school’ en ‘Ouders van de leerlingen’ wordt deze keuze onderbouwd (Baarda, 2009).

De medewerkers van de school

Van de 22 medewerkers zijn er tien geselecteerd, omdat er voor de leerkrachten van de middenbouw, de intern begeleider van de middenbouw en de directrice is gekozen.

De eenheden bestaan uit tien medewerkers van de school, namelijk acht leerkrachten van de middenbouw, uit de groepen 3, 4, 5 en 6, de intern begeleider van de middenbouw en de directrice van de school.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de inter- views komt naar voren dat de meeste ouders contact zouden zoeken met school als zich problemen met hun kind voordoen, maar dat zij de school niet zien als een

Binnen Brede Scholen kunnen ouders daarvoor als bron gebruikt worden door bijvoorbeeld talenten bij ouders op te sporen en in te zetten voor het leren (binnen

Naar aanleiding van en als voorbereiding op de expertmeeting ‘De openbare school verbindt’ (20 april 2018 in Helmond) hebben de VOO in Nederland en KOOGO in Vlaanderen een

Gemiddelde waardering ouderbetrokkenheid op huidige en wenselijke situatie tijdens de drie metingen van de monitor bij de vensterscholen die niet hebben meegedaan aan ‘Samenwerken

Bij een pedagogische samenwer- king ligt de nadruk op samenwerking tussen ouders en school om te voorkomen dat school en thuis twee verschillende werelden worden waardoor jongeren

Wanneer aan ouders gevraagd wordt wanneer een leerplichtambtenaar betrokken zou moeten worden, antwoordt bijna driekwart (73%) dat de leerplichtambtenaar pas betrokken moet

van anderstalige ouders bij het onderwijs van hun kind: ouders die niet naar ouder- contacten komen, niet reageren op briefjes, nooit deelnemen aan activiteiten op school, kinderen

De cursist kan in een gesprekssituatie zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner (beschrijvend niveau).