• No results found

56 5.3 Conclusie velddeelvraag

Bijlage 4. Verbatims en coderingen interviews

4.1 Interview verbatim

Interviewer: Maaike van Rijn

Geïnterviewde: Adjunct directeur en groepsleerkracht Datum interview: 13 april 2015

Tijd: 13.00

28 minuten

Verbatim

Tekst interviewer (Maaike) Tekst geïnterviewde (adjunct directeur/ groepsleerkracht)

‘Nou over de anonimiteit heb ik je al gemaild geloof ik, dat het kan als je het prettig vindt dat ik ook niet opschrijf wat je functie is en je naam.’

‘Nee? Oke.’

‘Als jij denkt aan ouderbetrokkenheid, mag ik jij zeggen? Wat versta je daar dan onder? Waar denk je dan aan?’

‘Oh, dat maakt me niks uit.’ ‘Nee hoor.’

‘Ja hoor, natuurlijk.’

‘Eh, met betrekking tot school versta ik er echt onder dat je als school en ouder dingen samen doet. Dus dat je ook samen weet, het is belangrijk wat school doet maar het is ook belangrijk wat de ouders doen, dat je elkaar op de hoogte houdt. Dat ouders ook goed weten dat als zij bij dingen betrokken zijn op school dat dat positieve invloed heeft op de leerlingresultaten. Dat proberen we de ouders ook steeds uit te leggen.

84

‘Ja, oke. En ik heb inderdaad ook opgeschreven dat samenwerken onder ouderbetrokkenheid valt en je zei dus al dat het belangrijk is voor de school. Maar hoe belangrijk is het eigenlijk denk jij?’

‘Ja precies, want je zei natuurlijk dat onderzoek heb ik inderdaad ook in mijn literatuurstuk allemaal uitgeplozen natuurlijk en het komt inderdaad wel echt terug.’

‘Ja precies, dat het toch even weer duidelijk wordt gemaakt zegmaar.’

‘Oke. En voor jouzelf, hoe belangrijk is het samenwerken met de ouders?’

je dan vooral.’

‘Ja.’ ‘Ja zeker.’

‘Nou, er is uit onderzoek gebleken, bewezen dat de resultaten van kinderen omhoog gaan als de ouders laten zien dat ze betrokken zijn. Dat de kinderen weten, mijn moeder vindt het ook belangrijk wat ik doe op school. Dus, ja voor ons zijn de kinderen natuurlijk het allerbelangrijkste, dus als de kinderen er beter van worden dat ouders betrokken zijn, dan is de ouderbetrokkenheid natuurlijk ook heel belangrijk.’

‘Ja.’

‘We hebben ook elk jaar in januari een informatieavond voor ouders en daarin zijn verschillende workshops vaak waarin ouders kunnen inschrijven. Afgelopen jaar was de opzet iets anders maar die avond is er ook op gericht dat ouders zich beseffen dat zij er ook toe doen voor de schoolresultaten.’

‘Ja, ja. Dus elk jaar komen we daar weer uitgebreid op terug.’

‘Ja het maakt het werken in de klas een stuk prettiger. Want ik ben natuurlijk deels voor de klas en deels niet voor de klas. Voor de

85

‘Ja, precies. En jij begon over de ouderraad, hoe doen jullie dat zeg maar, hoe vragen jullie de ouders daarvoor of geven ze zichzelf daarvoor op?’

‘Ja precies het scheelt wel.’

klas is het een stuk handiger als je naar de bibliotheek moet dit geen vijf keer hoeft te vragen bijvoorbeeld want dat heb ik ook wel eens meegemaakt in het verleden. En de dingen lopen soepeler, de organisatie loopt soepeler. En die leerresultaten merk je natuurlijk per dag. Je merkt natuurlijk de grote lijnen. En in directietaken dan ook, om het organiseren van dingen is vooral

makkelijker. Die resultaten zie je aan het einde wel maar als een ouderraad (OR) betrokken is bij de school en ouders die iets te zeggen hebben die komen gewoon in plaats van dat ze op het plein gaan praten en er misschien een heel gek verhaal ontstaat.’

‘Ja in principe geven ze zichzelf daar voor op. Eén keer in de zoveel tijd als het weer nodig is dan zijn er nieuwe ouders nodig omdat er één bijvoorbeeld weggaat,

kinderen gaan van school af. Vaak is het zo dat de ouderraad de mensen ook wel zelf benadert. Belangrijk is dan ook wel dat je bijvoorbeeld Nederlands spreekt. Voor de medezeggenschapsraad (MR) is dat wel belangrijker dan voor de OR want bij de MR moeten ze ook allemaal stukken lezen. Dus dan moet je ook echt goed Nederlands kunnen. Voor de OR is dat minder belangrijk maar het werkt natuurlijk wel praktischer.’ ‘Dus soms is er voor de OR ook wel eens

86

‘Ja dan moet je eigenlijk echt al weten, inderdaad wat je zegt, zelf vragen of heb je er zelf wel ervaring mee of weet je dat die ouder wel..’

‘Ja precies. En op welke manier legt de school verantwoording af over de kwaliteit van het onderwijs, dus bijvoorbeeld over die resultaten. Hoe doen jullie dat?’

‘Ja oke. Om weer even terug te komen bij de ouderbetrokkenheid, op welke manier

worden ouders betrokken bij bijvoorbeeld een schoolreisje, een excursie of knutselen

een oproep in de nieuwsbrief met ; we hebben ouders nodig. Bij de MR proberen we wel vaak gericht mensen te vragen want mensen zeggen soms zelf wel van ja dat kan ik wel, maar die stukken lezen en het goed begrijpen in het Nederlands..’

‘Precies. Want er zijn ook minder ouders, er zijn geloof ik twee ouders nu in de MR dus dan is het makkelijker om gericht te zoeken, bij de OR zijn gewoon veel ouders en die komen allemaal helpen met feestdagen enzo dus dat is makkelijker.’

‘We hebben natuurlijk met de rapporten, de rapporten van de kinderen. We zetten ook altijd een stukje in de nieuwsbrief als de eindtoets gemaakt is, dat staat ook altijd in de schoolgids. En ouders kunnen dat ook altijd bekijken bij de website van de inspectie. Daar zetten we altijd een link naartoe van oke wil je het rapport lezen dan.. Maar goed dat is maar het

inspectierapport natuurlijk. De rapporten van de kinderen, daar gaan in principe de

87

op de groep, hoe worden ouders dan benaderd?’

‘Oke. Dus je moet er eigenlijk elke keer achteraan blijven gaan?’

‘Ja dat is dan wel een goede oplossing.’

‘Ja precies, voor hun inzet.’

‘Dus qua die manier, om het zo face to face of via het briefje te vragen is toch wel, het persoonlijk aan mensen vragen…’

‘Dat hangt er heel erg vanaf. Als het iets is dat puur in één klas gebeurt of twee klassen dan gaat de leerkracht zelf ouders

benaderen. Is het iets zoals de sportdag dan proberen we via de OR dat zij mensen aanspreken en dat de leerkrachten mensen aanspreken en dat ze zich kunnen opgeven via een strookje in de nieuwsbrief. Want dan heb je zoveel ouders nodig, maar dat is dan wel moeizaam. Want we hebben de

sportdag over twee weken op vrijdag, de Koningsspelen, maar we hebben nog lang niet genoeg ouders om te helpen.’

‘Ja, behoorlijk ja. Maar het is ook wel de dag dat je de meeste ouders nodig hebt hoor. Want bijvoorbeeld met de Sinterklaasviering dan heb je er maar een paar nodig en dan zijn het vaak de ouders uit de OR zelf die komen helpen. Hetzelfde is met een

schoolreisje, dat vinden alle ouders leuk, als je dan een oproepje in de nieuwsbrief zou plaatsen willen ze allemaal mee. Dus dan vragen we altijd de ouders mee die ook op de andere momenten helpen.’

‘Dat is dan een beetje een beloning zeg maar.’

88

‘Ja, dan ben ik ook benieuwd naar mijn enquête straks in groep zes, daar zullen waarschijnlijk minder ouders zijn dan in groep drie.’

‘Ja precies ja, inderdaad.’

‘Het scheelt ook tijd.’

‘En O heeft toen in het begin van het

onderzoek ook, dat we gingen kijken wat we nou precies wilden weten, vooral ook

benadrukt over de tien minuten gesprekken, de koffieochtenden en de ouderavonden, over de opkomst daarbij, wat vind jij daarvan van de opkomst bij de diverse activiteiten?’

‘Dat werkt het beste. Alleen is het zo dat je bij de onderbouw dat vaak makkelijker kan doen dan bij de bovenbouw want de bovenbouw kinderen gaan vaak zelf naar school.’

‘Ja en de ouders die daar zijn, zijn wellicht dezelfde ouders die je in de onderbouw al gesproken hebt. Want daarom komen ze op school om de onderbouwkinderen te

brengen.’

‘Dus in de bovenbouw zijn dat soort dingen altijd lastiger om te regelen. Ook als je bijvoorbeeld naar de bibliotheek moet lopen, want er zijn maar een paar ouders die hun kinderen komen brengen. Dan moet je gaan bellen, is niet zo erg maar het is toch een extra stapje. Als ze gewoon in de klas staan is het makkelijker.’

‘Nou bij de tien minuten gesprekken vind ik de opkomst altijd op zich wel goed. Het is beter dan een aantal jaren terug toen ik hier begon. Toen was de populatie ook nog anders, zaten er heel veel kinderen van het

89

‘En is het dan dat mensen echt afzeggen of niet komen?’

‘Een beetje makkelijk misschien.’

‘Nee dat is onhandig dan ben je er veel drukker mee en uiteindelijk misschien voor niets.’

asielzoekerscentrum hier op school. Dan zat je regelmatig te wachten, dan kwam er niemand op de tien minuten gesprekken. Maar de informatieavonden, die opkomst, vind ik toch nog wel droevig. Ik heb dit jaar vijftien kinderen in de klas en volgens mij waren er van acht kinderen ouders. En dat vind ik wel weinig. Kijk ik kan me nog voorstellen dat als een ander kind van jou vorig jaar in groep vijf zat, dat je denkt nou ik weet het wel. Maar toch veranderen er elke keer weer dingen en ja hoeveel

tijdsinvestering is het om een uurtje langs te komen. Ik snap het niet zo goed.’

‘Alle twee. Afzeggen is dan; ik kon geen oppas vinden.’

‘Ja, hoeveel moeite heb je gedaan? Hoe belangrijk vind je het dan? Of gewoon

inderdaad niet komen. Ja we proberen wel in briefjes vaak, dat ze een briefje moeten inleveren of ze wel of niet komen. Dus ook als ze niet komen wel een briefje inleveren. Anders heb je ook geen idee hoeveel stoelen je klaar moet zetten, hoeveel koffie je moet zetten.’

‘En bij de informatieavond is januari dan zit altijd wel de aula vol, maar als je dan

bedenkt hoeveel kinderen er op school zitten dan is het relatief toch weinig want van de hele aula die vol zit is dan het hele team

90

‘En, nou ja we hadden het er net al over, wat kunnen nog meer redenen zijn om dan niet te komen, voor ouders? Want je zei ja ze vinden het misschien niet de moeite waard omdat ze het al hebben gehad.’

‘Nee precies, zonde eigenlijk.’

‘Ja als ze erbij waren geweest hadden ze het geweten.’

aanwezig. Dus die zitten er ook nog tussen. Dus het kan beter.’

‘Nou soms denk ik dat ze zich ook niet beseffen wat er dan besproken wordt. Dat als ze het zich echt zouden beseffen, met name zo’n informatieavond in januari, daar wordt echt wel interessante informatie gegeven. Laatst ook over hoe belangrijk het is om te spelen met kinderen in plaats van alleen maar het kind op een tablet te laten, ik noem maar iets. En als ze dan van te voren geen idee hebben van wat er besproken wordt dan zie je misschien de noodzaak er ook niet zo van in om, ja waarom je er wel of niet heen moet gaan. En op zo’n

informatieavond van de klas denk ik dat ze gewoon denken; de school is de school en dat is elk jaar wel een beetje hetzelfde. Dus als ik eenmaal weet wat er op school gebeurt hoef ik niet elk jaar naar zo’n informatieavond.’

‘Ja want elk jaar zijn er weer dingen anders en dan krijg je achteraf vragen van; goh moeten ze een werkstuk maken of..’

‘Ja. Met name in groep acht. Ik vind in groep acht, dan zijn er ook altijd ouders niet en daar wordt toch besproken hoe gaat het adviestraject.’

91

‘Ja precies dat is natuurlijk wel belangrijk.’

‘Ja dat is wel lastig. En wordt er dan bijvoorbeeld extra gedaan om die opkomst te vergroten of te bevorderen?’

‘Ja, maar daar gaat natuurlijk heel veel tijd in zitten.’

‘Nee precies. En er is ook, O benoemde ook dat jullie misschien ouders willen gaan betrekken bij het ondersteuningsteam, hoe zie jij dat voor je, hoe ze dat vorm kunnen geven?’

‘En dan krijg je achteraf zoveel vragen. En je kan ook niet zeggen; ja ik ga die vragen niet beantwoorden want dat heb ik op de

informatieavond verteld.’

‘Nou we hebben dus destijds de briefjes al veranderd waarop je moet aangeven als je niet komt. En ouders persoonlijk aanspreken van te voren van ik heb nog geen briefje gehad en het is wel belangrijk. Maar dat is weer makkelijker in de onderbouw dan in de bovenbouw. Want ik heb ook wel hogere groepen gehad en ik ga niet de ouders van groep zeven allemaal bellen die het briefje nog niet hebben ingeleverd. Maar misschien moet dat wel.’

‘Daar gaat tijd in zitten ja. Terwijl je eigenlijk een beetje hoopt dat mensen het uit zichzelf belangrijk vinden. Maar dat is dus vaak, soms is dat niet.’

‘Ja.’

‘Nou dat durf ik niet te zeggen, dat staat nog zo aan het begin, kijk het is nu wel zo dat er een start is gemaakt dat als een kind

besproken wordt in het ondersteuningsteam om dan ouders erbij te vragen. En dat heeft zijn voor en zijn nadelen natuurlijk want

92

‘Nee dat is toch lastig. Ook met mensen met een taalbarrière of die niet goed Nederlands spreken.’

‘Ja inderdaad. Daar ga ik nog even op door, want toen ik vanmorgen de enquêtes

uitdeelde waren er een paar ouders die aangaven dat ze niet wisten of ze het

konden omdat de taal een probleem was. En O vertelde ook dat er verschillende

oudergroepen zijn, wat hoger opgeleid en wat lager, op welke manier wordt er rekening gehouden met de verschillende

oudergroepen?’

‘Nee precies dat is..’

ouders zijn helemaal op de hoogte dat is heel fijn. En aan de andere kant is het soms voor ouders heel emotioneel en kun je daardoor in zo’n gesprek veel minder

bespreken omdat het langer duurt dan jij van te voren had gedacht. En hoe dat verder zal gaan weet ik niet.’

‘Ja dat heb je dan ook, dat heb je bij alles bij ons.’

‘Ja.’ ‘Ja.’

‘Nou we proberen al bijvoorbeeld de nieuwsbrief, de zinsconstructie relatief makkelijk te houden, dat het wat makkelijker te lezen is. Maar verder is het wel zo, we schrijven de nieuwsbrief in het Nederlands en we gaan ervan uit dat ouders zelf de verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen als ze het zelf niet kunnen lezen dat iemand hen daarbij helpt. Ik denk; zij komen hier wonen dus zij zullen zich ook zelf moeten inzetten om geïnformeerd te raken. En bij dingen als inschrijven voor Digiduif daar doen we altijd een briefje bij van heeft u hulp nodig, dat briefje is in het Nederlands

93

‘Ja precies dan krijg je dat.’ ‘Nee inderdaad.’

‘Ja oke.’ ‘Ja precies.’

‘Ja precies dat is echt…’

‘Ja dat kan ik me goed voorstellen.’ ‘Ja precies.’

‘Ja, dat is voor de kinderen ook wel sneu.’

en in het Engels en dan kunnen ze bij mij komen voor hulp. Maar dat is dan in het Nederlands en in het Engels en ik weet we hebben nog allerlei andere talen maar ik ga niet in al die talen briefjes maken. We kunnen wel aan een collega vragen of ze hem in het Turks maakt, dat zou kunnen, maar waarom dan wel in het Turks en niet in het Marokkaans of Arabisch.’

‘Er is geen einde aan joh.’

‘Dus, nee we proberen wel bij ouders aan te geven als ze hulp nodig hebben dat ze langs kunnen komen, maar ze zijn wel zelf

verantwoordelijk voor het lezen van die informatie. Zoals ook die sportdag over twee weken dan moeten ze bijvoorbeeld niet naar school gebracht worden maar naar het voetbalveld. Dat heeft nu al drie keer in de nieuwsbrief gestaan en ongetwijfeld zijn er straks ouders die met hun kind op school komen. En dan vervolgens niet weten waar het is ook al wonen ze misschien al wel tien jaar hier.’

‘Sommige ouders verwachten echt dat alles voor hen geregeld wordt. Dat is best wel eens lastig. Ze zijn zelf verantwoordelijk om die nieuwsbrief te lezen. En dan moeten ze er alsnog zelf naar toe. Dan zijn de kinderen te laat bij de sportdag, die hebben geen sportkleren mee.’

‘Ja dat is soms voor de kinderen ook heel vervelend. Als er een studiedag is zijn er

94

‘Het staat dan wel echt overal in inderdaad. Oke. En ik weet niet of je dat weet, maar zijn er duidelijke verschillen te zien tussen de verschillende oudergroepen, qua

ouderbetrokkenheid of opkomst?’

‘Ja omdat die drempel iets lager is.’

‘Oke oke. En op welke manier krijgen jullie inzicht in de betrokkenheid in de thuissituatie

bijna altijd kinderen die toch op school komen en die dan vervolgens weer naar huis gestuurd moeten worden. Ja dat is lastig. Maar de ouders zijn dan wel zelf

verantwoordelijk om de nieuwsbrief te lezen. En meestal bij bijvoorbeeld studiedagen heeft het al in de schoolgids en de jaarkalender gestaan en is het in de nieuwsbrief herhaald.’

‘Nou ja, je zou kunnen zeggen dat de hoger opgeleide ouders sneller zullen begrijpen dat het belangrijk is, maar deze ouders zijn ook weer meer aan het werk. Dus ja, nee. Natuurlijk er zijn hele grote verschillen tussen ouders maar daar zie ik dan niet perse ook een groot verschil tussen in de ouderbetrokkenheid. Wat we wel nu zien is dat veel Nederlandse ouders helpen bij dingen, maar in mijn ogen komt dat ook vaak omdat zij sneller gevraagd worden door leerkrachten.’

‘Ja. En dat er ook best ouders zijn die iets minder goed Nederlands spreken die ook best willen helpen met een spelletjes-dag en dat ook best wel kunnen, maar die dan eerder worden overgeslagen bij het vragen. Denk ik dat dat ook wel aan de hand is.’

95

bij kinderen, is dat er?’

‘Ja in de betrokkenheid die ouders daar bieden.’

‘Nee moeilijk te meten natuurlijk.’

‘Nee precies. Ja en tien minuten is misschien ook weer kort om dan echt ergens…’

‘Ja dat zijn lastige dingen inderdaad.’ ‘Dan had ik nog opgeschreven, hoe kunnen ouders hun kind het beste een stimulerende