• No results found

3. Oude Arlésienne als fragment

3.2 Restauratie en nieuwe presentatie

Aangezien het grootste struikelblok voor zichtbaarheid van het vroege verhaal van Oude

Arlésienne de presentatie is, zou een passende presentatie het doel van een restauratie

moeten zijn. Om het de toeschouwer makkelijker te maken zich voor te stellen dat Vincent het schilderij oprolde en naar zijn broer stuurde, kan er wat gedaan worden aan het vaste en statische uiterlijk van het schilderij. Door het doek bijvoorbeeld van het spieraam af te nemen, wordt het doek weer een flexibel object dat eruit ziet als makkelijk vervoerbaar. Aangezien de bedoeking aangebracht is om het doek op te kunnen spannen, zou deze op dat moment ook verwijderd kunnen worden aangezien deze dan geen functie meer heeft.

Wat de grote lacunes langs de randen betreft: die vormen in de nieuwe situatie geen storende factor meer. Dit komt doordat de lacunes op dat moment gereduceerd zijn tot niets meer dan de rand van het schilderij waar de schildering gewoon ophoudt. Zo zijn ze voor het oog geen onderbreking meer van de schildering (Afb. 25). Hoe dit principe werkt, en vooral waarom het op het moment niet zo werkt terwijl de lacune ook aan de rand van het schilderij zit, verdient meer uitleg. Over het storende karakter van lacunes zijn meerdere publicaties geschreven. Cesare Brandi probeert dit in zijn Teoria del Restauro (1963) uiteen te zetten. Hij beschrijft dat het storende effect van een lacune niet voortkomt uit het feit dat er iets mist, maar dat er iets voor in de plaats komt dat niets met de afbeelding te maken heeft. Op deze manier zou het schilderij een achtergrond (ground) vormen voor de aanwezige lacunes (figures) die dan op de voorgrond komen te staan:

‘In a work of art, a lacuna is an interruption in the figurative fabric. Contrary to general belief, the most serious aspect of a lacuna for a work of art is not what is missing but what is put inappropriately in its place. The lacuna itself has a shape and colour with no relevance to the figurative aspect of the image represented. It invades the work of art like a foreign body. Despite its random shape, a lacuna is a

figure against a ground, and that ground is the painting itself.’94

Op het moment dat Oude Arlésienne bedoekt werd, is er een sterk zichtbaar gat ontstaan. Dit is gekomen doordat er een ‘tweede rand’ rond de schildering is ontstaan door het bedoekingsdoek die de schildering heeft ingekaderd. Met de neutrale retouche is

geprobeerd deze te ontstoren. Ook de grote gouden lijst zorgt voor een sterke inkadering van de afbeelding. Hierdoor houdt momenteel de afbeelding visueel gezien pas op waar de lijst begint en is er linksonder een daadwerkelijke onderbreking van de schildering. Zonder bedoekingsdoek zou de nu aanwezige figure, in de vorm van de neutrale retouche, er niet meer zijn. Er komt geen andere figure voor in de plaats als het werk vervolgens niet

opgespannen wordt. Zo wordt er geen tweede rand van het schilderij gecreëerd, maar houdt de afbeelding gewoon op waar de lacune begint en is er dus geen onderbreking van de schildering.

Men moet zich er van bewust zijn dat het een behoorlijk ingrijpende behandeling zou zijn om het bedoekingsdoek te verwijderen. Zo moet men zich afvragen welke

consequenties dit kan hebben voor de stabiliteit van het schilderij op de lange termijn. Over de werkelijk praktische uitvoering ervan zal verder onderzoek gedaan moeten worden. Wanneer het verwijderen van het bedoekingsdoek niet mogelijk blijkt te zijn om wat voor reden dan ook, kan men overwegen alleen de vullingen en retouches weg te halen en het doek los op het bedoekingsdoek te presenteren. In dat geval kan bijvoorbeeld het

bedoekingsdoek langs het oorspronkelijke doek afgesneden worden.95 Besluitvorming hierover ligt echter in handen van de uitvoerende restaurator en de betrokken partijen wanneer de restauratie daadwerkelijk uitgevoerd zal worden.

Zoals besproken in paragraaf 1.3, stelt Marijnissen in zijn restauratietheorie dat restauratoren ervoor moeten waken om een probleem té eenzijdig te belichten.96 Belangrijk is niet alleen wat een toegevoegde waarde kan zijn, maar ook welke waardes verloren kunnen gaan of minder zichtbaar zullen worden. Dit is ook belangrijk om te bedenken voor

Oude Arlésienne. Zo zal het verhaal over de waardering van Van Gogh op een moment in

de geschiedenis, dat verteld wordt door onder andere de ‘mooie’ inlijsting, niet meer verteld worden. Dit is echter niet voor altijd kwijt. De lijst kan bewaard worden en het

94 Brandi, C. 1963, 2005: 58

95 Stols-Witlox, M.J.N., mondelinge mededeling, 11-06-2015 96 Marijnissen, R.H., 1965: 378

doek zou opnieuw opgespannen kunnen worden wanneer men dit weer zou willen. Dat het doek opgespannen is geweest zou voor de toeschouwer zelfs nog te herleiden zijn uit de dan nog enkele aanwezige gaten veroorzaakt door de spijkertjes in het doek die gebruikt zijn om hem op het spieraam op te spannen. Het is ook niet zo dat de presentatie van Oude

Arlésienne als fragment bijvoorbeeld de esthetische en kunsthistorische kwaliteiten van het

schilderij teniet zouden doen: het verstoort niet de leesbaarheid van de schildering.

Door het verwijderen van de oude restauraties wordt echter nog een verhaal minder toegankelijk voor onderzoek: de restauratiegeschiedenis van Oude Arlésienne en van de collectie van het Van Gogh Museum in het algemeen. Het zou dus uiterst kwalijk zijn om oude restauraties en andere toevoegingen te verwijderen zonder ze eerst nog eens nader te bekijken. Zo kunnen de lijst, het spieraam en het bedoekingsdoek waardevolle informatie over de levensloop van het object bevatten. Appelbaum had een dergelijke kwestie ook al in haar publicatie opgemerkt en stelde dat de onderzoekswaarde van deze elementen behouden kan worden door ze simpelweg te bewaren.97 Wat echter minder goed los van de schildering onderzocht kan worden, is de retouche. Er kan wel een monster bewaard worden, maar eenmaal verwijderd van het schilderij kan er minder goed onderzoek worden gedaan naar het hoe en waarom ervan. In het geval van Oude Arlésienne kan de

verkleuring van het schilderij hier het grootste interessepunt voor onderzoek zijn. Door de paarse accenten in de blauwe mantel had het Van Gogh Museum het vermoeden dat de blauwe mantel voorheen in zijn geheel paarser is geweest. Bij de eerdere bespreking van verkleuringen in het schilderij, zie paragraaf 2.1.1, werd verteld dat de verkleuring van de mantel niet duidelijk vast te stellen was. Het is mogelijk dat de grote neutrale retouche hier verder in kan helpen. Misschien is de retouche zelf verkleurd of is deze later aangepast omdat hij door verkleuring van het schilderij begon af te steken. Laatstgenoemde was bijvoorbeeld ook het geval bij retouches in De Slaapkamer, die decennia later door dezelfde restaurator zijn aangepast omdat de verkleuring van de verflaag, en dus niet van de retouches, ervoor zorgde dat ze af begonnen te steken.98 Verder onderzoek zou mogelijk meer kunnen vertellen en dit zal in de volgende paragraaf dan ook uitgebreider besproken worden.

97 Appelbaum, 2007: 257-258

98 Van Gogh Museum, ‘Slaapkamergeheimen’, <http://slaapkamergeheimen.vangoghmuseum.nl/het-

Afb. 24 Oude Arlésienne in de huidige lijst. Te zien is dat de schildering sterk wordt ingekaderd

Afb. 25 Impressie van Oude Arlésienne wanneer ontdaan van bedoeking en geretoucheerde vullingen

(met vernis). Te zien is dat vooral de grote lacune geen onderbreking van de schildering meer vormt omdat het is gereduceerd tot slechts de rand van het schilderij. Er worden geen nieuwe elementen in de schildering geïntroduceerd door de lacunes. (Digitale reconstructie in Photoshop door J. de Groot met combinaties van een overzichtsfoto van het Van Gogh Museum en door J. de Groot gefotografeerde randen)