• No results found

Een nieuwe rol voor Oude Arlésienne in het Van Gogh Museum Nu er voorgesteld is om Oude Arlésienne als fragment te presenteren en er over de meer

3. Oude Arlésienne als fragment

3.5 Een nieuwe rol voor Oude Arlésienne in het Van Gogh Museum Nu er voorgesteld is om Oude Arlésienne als fragment te presenteren en er over de meer

praktische uitvoering en presentatie is nagedacht, moet er gekeken worden naar de rol die het schilderij mogelijk kan aannemen in het Van Gogh Museum. Omdat de voorgestelde behandeling ingrijpend is, zou deze wel van wezenlijke waarde moeten zijn om hem uit te voeren. Hij zou bijvoorbeeld van minder toegevoegde waarde kunnen zijn wanneer er al meerdere schilderijen op zaal hangen die een dergelijk verhaal vertellen. Tegelijkertijd zal het schilderij ook in de collectie moeten passen zodat het geen onbegrepen element vormt waar bezoekers aan voorbij lopen.

Laatstgenoemde kan gebeuren wanneer toeschouwers onaangenaam verrast worden door de presentatie van het doek als fragment. Dat de rol van het museum zelf inderdaad van groot belang is, merkt ook Appelbaum in haar publicatie uit 2007 op.137 Het zijn niet alleen de mensen die het museum representeren die over dergelijke beslissingen gaan, het is ook de geschiedenis en het beleid van het museum zelf. De voorkeuren van individuen die beslissingen maken moeten volgens Appelbaum niet haaks staan op het beleid en de presentatie van het museum.138 Zo kan er voorkomen worden dat er besluiten worden gemaakt die voor de beslissende partij als logisch wordt ervaren, maar door het publiek onbegrepen wordt. Het grote verschil tussen de mogelijke nieuwe presentatie van Oude

Arlésienne en de huidige situatie, zou niet moeten leiden tot onbegrip van het publiek.

In het onderzoek van Faber uit 2010 wordt gesuggereerd dat bezoekers

onaangenaam verrast kunnen zijn door beschadigde kunstwerken wanneer deze niet aan hun verwachtingen in het museum voldoen.139 Wanneer verwachting en waarneming elkaar tegenspreken, zo stelt Faber, ‘ontstaat er een gevoel van psychisch ongemak’.140 Dit

psychisch ongemak kan ervoor zorgen dat de toeschouwer wegloopt van het schilderij of dat deze een oplossing gaat bedenken om dit ongemakkelijke gevoel weg te krijgen.

Volgens Faber zijn er grofweg drie verschillende denkwijzen die de toeschouwer onbewust toepast om onverwachte beschadigingen te verklaren:

1. De toeschouwer kan denken dat het schilderij vast niet belangrijk is. Door het schilderij op lagere waarde te schatten is het minder erg dat het beschadigd is. 2. De toeschouwer kan denken dat de beschadigingen een bepaalde betekenis hebben.

Door de beschadigingen op hogere waarde te schatten is het wederom minder erg dat het schilderij beschadigd is.

3. De toeschouwer kan de beschadigingen negeren en proberen te bedenken hoe het schilderij er uit ziet zonder de beschadigingen.141

Wat in de vorige paragraaf al duidelijk is geworden, is dat men in dit geval de toeschouwer richting de tweede optie wil sturen omdat de eventueel nieuwe rol van Oude Arlésienne meer historisch dan esthetisch is. Dit kan niet alleen afhangen van de

informatievoorziening bij het schilderij zelf, maar ook van de context waarin het schilderij hangt. Men kan zich voorstellen dat het een vreemd gezicht en onverwacht voor de

137 Appelbaum, 2007: 77 138 Appelbaum, 2007: 77 139 Faber, N., 2010 140 Faber, N., 2010: 47 141 Faber, N., 2010: 49

toeschouwer moet zijn wanneer een vrij gehavend schilderij tussen verder alleen meer piekfijn gerestaureerde schilderijen hangt.

Nu wil het geval dat het Van Gogh Museum vergelijkbare gevallen heeft waarbij schilderijen vrij onconventioneel worden gepresenteerd. Zo wordt IJsvogel aan de

waterkant (1887) momenteel als los doekje gepresenteerd (Afb. 35). Ook Vincent van Gogh zonnebloemen schilderend (1888) van Paul Gauguin (1848-1903) wordt zonder

spanraam in een vitrine gepresenteerd. Beide schilderijen worden op het moment zo tentoongesteld omdat ze te zwak zijn om op te spannen.142 Wanneer Oude Arlésienne als fragment gepresenteerd zal worden, zal deze presentatie waarschijnlijk minder vreemd overkomen door deze vergelijkbare gevallen. Bovendien zal het schilderij wel degelijk van een toegevoegde waarde kunnen zijn aangezien de twee andere doeken niet zo worden gepresenteerd met de intentie hetzelfde verhaal als Oude Arlésienne te vertellen. Oude

Arlésienne zou als fragment mogelijk een nieuw en levendig verhaal kunnen toevoegen aan

de presentatie van het Van Gogh Museum.

Daarbij past een dergelijk verhaal over hoe Van Gogh met zijn schilderijen omging, ook in het verhaal dat het Van Gogh Museum wil vertellen. Zo probeert het museum de bezoeker ook te informeren over zijn werkwijze en techniek door bijvoorbeeld het palet van Vincent van Gogh en ook de verschillende objecten die hij schilderde tentoon te stellen. Een dergelijk fragment, dat waarschijnlijk een studie is geweest, kan bijdragen aan het vertellen over de studiopraktijken van Vincent van Gogh en de manier waarop hij met zijn schilderijen omging.

Afb. 35 Presentatie van IJsvogel aan de waterkant (1887) in het Van Gogh

Museum. De schildering is

gepresenteerd in een vitrine als los doek. Daarnaast wordt de ijsvogel gepresenteerd die Van Gogh gebruikt heeft om na te schilderen. Een dergelijke manier van presenteren is dus niet geheel ongebruikelijk voor het Van Gogh Museum. (Foto: J. de Groot, 2015).

Conclusie

Het is gebleken dat men zich bij de omgang met lacunes bewust moet zijn van meerdere aspecten van een schilderij. Belangrijk zijn onder andere de voorkeur en vaardigheden van de restaurator, de waardes van het schilderij en de context waarin het komt te hangen. Er bestaat geen standaardprocedure om de mate en techniek van retoucheren te bepalen. Bij elk schilderij moet opnieuw nagedacht worden over de verschillende opties die er zijn. De overweging tussen deze verschillende opties kan daarbij niet gemaakt worden door één enkele persoon. Een kunstwerk kan namelijk niet alleen verschillende waardes hebben, de mate waarin deze waardes ‘waardevol’ zijn voor iemand kan ook per persoon verschillen. Een restaurator zal nooit alleen uit zijn of haar oogpunt moeten redeneren over eventuele opties, maar ook in overleg gaan met meerdere personen om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk over het hoofd wordt gezien.

Bij het onderzoek naar mogelijke opties voor Oude Arlésienne is gepoogd om rekening te houden met zoveel mogelijke aspecten van het schilderij. Zo is er nagedacht over ethische overwegingen vanuit de restauratiewereld, maar ook over de functie van het museum en over de manier waarop de meeste museumbezoekers naar de collectie kijken. Aangezien er momenteel vanuit de restauratie geen retoucheertechnieken aangedragen kunnen worden die ervoor zorgen dat de grote lacune geen ‘vreemd ding’ meer zal zijn en hij dus altijd de aandacht zal trekken, moet van deze aanwezigheid mogelijk een deugd gemaakt worden. Daarom is uiteindelijk voorgedragen dat het mogelijk van toegevoegde waarde kan zijn om een vroege levensfase van het schilderij uit te lichten, namelijk zijn bestaan als fragment. Aan de hand hiervan zullen de beschadigingen aan het doek waarschijnlijk beter begrepen worden door het publiek, waardoor ze waarschijnlijk ook minder zullen storen. Daarbovenop kan een nieuwe presentatie de lacunes ook visueel ontstoren. Door ze te reduceren tot de rand van het schilderij, onderbreken ze de schildering niet meer. Hierdoor zal het oog er mogelijk niet meer direct naar getrokken worden.

Daarbij is ook het belang benadrukt om niet vanuit een enkele oplossing te denken omdat anders het gevaar bestaat dat men waardevolle informatie verliest. Aangezien de voorgestelde optie voor Oude Arlésienne betekent dat oude restauraties van hun context ontdaan worden en dat de huidige manier van presenteren niet meer zichtbaar zal zijn, moet er over nagedacht worden of deze ook eventuele waardes kunnen bezitten die men zou willen behouden. Oude restauraties kunnen mogelijk meer vertellen over de

oorspronkelijke toestand van een schilderij en ze kunnen een zichtbare aanwijzing zijn voor culturele waardering van een werk. Bij nader onderzoek is gebleken dat de oude restauraties voor de gemiddelde museumbezoeker hoogstwaarschijnlijk niet van

toegevoegde waarde zullen zijn wat betreft aanwijzingen over de oorspronkelijke staat van het schilderij. Ook is het onwaarschijnlijk dat er een daling van de culturele waardering zal ontstaan door de presentatie van het doek als fragment. Bovendien zijn de verwijderde restauraties en inlijsting niet voor altijd verdwenen: monsters van de oude restauraties kunnen bewaard worden en dat geldt ook voor de lijst. Mocht men het doek weer in de huidige staat zou willen presenteren, kan men hier met een restauratie in de toekomst weer naar terugkeren door het doek opnieuw op te spannen en terug te plaatsen in de huidige lijst.

Tijdens vooral het onderzoek naar de oude restauraties is gebleken dat onderzoek naar restauratiegeschiedenis nog een ‘jong’ veld van onderzoek is. De

restauratiegeschiedenis van het Van Gogh Museum is globaal al in kaart gebracht, maar over Oude Arlésienne was weinig bekend. Bij het onderzoek naar de

aan de hand van oude documentaite. Om een meer specifieke datering van de restauraties te kunnen geven is er ook technisch onderzoek gedaan. Hier is echter gebleken dat er nog in een dusdanig weinige mate technisch onderzoek gedaan is naar bijvoorbeeld vullingen in de rest van de collectie, dat de resultaten van de hier uitgevoerde onderzoeken lastig te vergelijken zijn. Hierdoor waren ze moeilijk te interpreteren en bleek het lastig om er conclusies uit te trekken. Wanneer in de toekomst meer onderzoek gedaan is naar onder andere de restauratiegeschiedenis van de collectie, kunnen de resultaten van dit onderzoek beter geïnterpreteerd worden.

Literatuurlijst

Ackroyd, P., Keith, L., ‘The restoration and reconstruction of Lorenzo Monaco’s

Coronation of the Virgin’, in: Retouching and filling: preprints of the ABPR conference,

September 2000, Londen, 2000, p. 14-18

Althöfer, H., ‘Historical and ethical principles of restoration,’ ICOM The International

Council of Museums, 6th Triennial Meeting, Ottawa, 21-25 september, vol. II, 1981

Appelbaum, B., Conservation treatment methodology, Oxford, 2007

Bauer-Bolton, V., ‘Should missing areas of paintings be completed and what would be the best way to do so? (1914)’, in: Issues in the Conservation of Paintings, Los Angeles, 2004, P. 358-369

Brandi, C., Teoria del Restauro, 1963, Theory of restoration, Rome, 2005

Brandi, C. ‘The treatment of lacunae and gestalt psychology’, in: Twentieth International Congress of the History of Art, Princeton, The Aesthetic and Historical Aspects of the

Presentation of Damaged Pictures, 1963

Clarke, C.D., Pictures, their preservation and restoration, Maryland, 1959

Complesso monumentale del Vittoriano, Vincent van Gogh. Timeless Country – Modern

City. Milaan. 2010

Degels, L., Restaureren en verzamelen van schilderijen en houtsnijwerk, Amsterdam, 1978 Digney-Peer, S., Thomas, K., Perry, Roy., Townsend, J., Gritt, S., ‘The imitative

retouching of easel paintings’, in: The Conservation of Easel Paintings, Londen, 2012, P. 607-635

Eastaugh, N., Walsh, V., Pigment Compendium, Oxford, 2004 Ex, N., Zo goed als oud, Amsterdam, 1993

Faber, N., “’De mens’ terug in restauratie. Het belang van kennis over Visuele Perceptie en onderzoeksmethoden uit de Psychologie voor restauratoren”, ongepubliceerde

masterscriptie, Universiteit van Amsterdam, 2010

Fuster-López, L., ‘Filling’, in: The Conservation of Easel Paintings, Londen, 2012, P. 586- 606

Van der Goltz, M., Hill Stoner, J., ‘Considerations on removing or retaining overpainted additions and alterations’, in: The Conservation of Easel Paintings, Londen, 2012, P. 497- 499

Guislain-Witterman, R., ‘Enkele overwegingen bij het retoucheren van schilderijen’, in: Jan van Eyck akademie IIC Nederland, Het retoucheren in de restauratie van kunstwerken, symposium 11 en 12 december, 1980, p. 35-43

Hackney, S., Reifsnyder, J., Te Marvelde, M., Scharff, M., ‘Lining easel paintings’, in: The

Conservation of Easel Paintings, Routledge, 2012, P. 415-452

Hayward Gallery, Vincent van Gogh. Paintings and drawings from the collection of the

Vincent van Gogh Foundation, Amsterdam, 1969

Hendriks, E., ‘Treatment history of the collection’, in: Vincent van Gogh Paintings.

Volume 2. Antwerp & Paris 1885-1888. Van Gogh Museum. 2011, P. 28-36

Hendriks, E., ‘Van Gogh’s working practice: a technial study’, in: Van Gogh’s Studio

Practice, Amsterdam, 2013

Hulsker, J., The New Complete van Gogh. Paintings, Drawings, Sketches, Amsterdam, 1996

Hummelen, IJ., ‘Over materialen voor het stoppen van lacunes in schilderijen op doek,’ in: Jan van Eyck akademie IIC Nederland, Het retoucheren in de restauratie van kunstwerken, symposium 11 en 12 december, 1980, p. 73-77

Jansen, L., Luijten, H., Bakker, N., Vincent van Gogh. Painted with Words. The Letters to

Emile Bernard. New York. 2008

Jones, S., ‘Negotiating authentic objects and authentic selves: beyond the deconstruction of authenticity’, Journal of material culture, jrg. 15, nr. 2, juni (2010), p. 181-203

Van Loon, A., Noble, P., Burnstock, A., ‘Ageing and deterioration of traditional oil and tempera paints’, in: The Conservation of Easel Paintings, Londen, 2012, P. 214-241 Maisey, S., Smithen, P., Soler, A.V., Smith, T.J., Recovering from destruction: the

conservation, reintegration and perceptual analysis of a flood-damaged painting by John Martin, ICOM-CC, Lissabon, 2011

Marijnissen, R.H. Het beschadigde kunstwerk. Een onderzoek naar de mogelijkheden van een discipline inzake konservatie en restauratie’, doctoraal proefschrift Rijksuniversiteit Gent, 1965

McCully, M., Picasso in Parijs. 1900-1907. Amsterdam, 2011.

Philippot, P., ‘Over de behandeling van lacunes in schilder- en beeldhouwkunst’, in: Jan van Eyck akademie IIC Nederland, Het retoucheren in de restauratie van kunstwerken, symposium 11 en 12 december, 1980, p. 5-13

Pilz, K., ‘Technical examination report F0390’, 13-01-2014, conservation archives Ruhemann, H., The Cleaning of Paintings. Problems and Potentialities, Londen, 1968 Schinzel, H., ‘The principles and theory of retouching’, in: ICOM committee for

Sozzani, L., ‘Pushing the borders of retouching and reconstruction: can enough ever be be too much?’, in: Mixing and matching, approaches to retouching paintings, Londen, 2010, p. 125-141

Stoner, J.H., ‘Degrees of authenticity in the discourse between the original artist and the viewer’, in: Art, conservation and authenticitiets: material, concept, context, 2009, p. 13- 21

Van Tilborgh, L., ‘The history of the collection: exchanges, gifts, sales and the sacrosanct core’, in: Vincent van Gogh Paintings. Volume 2. Antwerp & Paris 1885-1888. Van Gogh Museum. 2011, P. 17-27

Van Uitert, E., Hoyle, M., The Rijksmuseum. Vincent van Gogh, Amsterdam, 1987 Walden, S., Gombrich, E.H., The Ravished Image. An Introduction to the Art of Picture

Restoration & its Risks, 1962, Londen, 2004

Van de Wetering, E., ‘De twijfelachtige betovering van het aura’, Kunst & Museum

journaal 1, nr. 2/3 (1989), p. 46-51

Van de Wetering, E., ‘Materiële authenticiteit en museale functie’, in: Centraal

Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap, Ethiek van de

conservering en restauratie, Amsterdam, 1993, p. 39-44

Van de Wetering, E., ‘Theoretical considerations with respect to the completion of works of art’, in: Problems of the completion of art objects, Second International Restorer

Seminar, Vezsprém, Hongarije, 15-27 juli 1979, vol. 1, p. 47-58

Wolbers, R.C., Buck, S.L., Olley, P., ‘Cross-section microscopy analysis and fluorescent staining’, in: The Conservation of Easel Paintings, Routledge, 2012, P. 326-335

Van der Wolk, J., Pickvance, R., Pey, E.B.F., Vincent van Gogh Tekeningen, Arnoldo Mondadori Arte, 1990

Bijlage I

Rapport analyses verfdwarsdoorsnedes en XRF Oude Arléssiene Muriël Geldof, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 23-12-2014

Rapport

Van Gogh, Portret van een oude Arlésienne (F390)