• No results found

Van Gogh, Portret van een oude Arlésienne (F390) Arles, februari

Samenvatting van de resultaten van de XRF-analyses

XRF-analyseplaatsen:

Mogelijke pigmenten (grond- en verflagen)

Wit Geel Oranje/Rood Groen Blauw

Zinkwit Loodwit Calcium carbonaat Chroomgeel Cadmiumgeel Gele oker • Organisch rood op Sn(/Ca?) • Eosine • Chroomoranje Schweinfurter groen Viridiaan Kobaltblauw Pruisisch blauw Discussie (XRF-analyses)

Tin werd geïdentificeerd op drie verschillende plaatsen: in het roodbruin van het hoofdbord van het bed, in het donkerblauw van de muts en in het donkere roodbruin van de ogen van de Arlésienne (analyseplaats 12, 17 en 22 respectievelijk). Waarschijnlijk is op deze plekken cochenille op een tin- en aluminiumhoudend substraat gebruikt zoals dat ook werd aangetoond in het monster genomen van de roodbruine verf van het hoofdbord (monster 1, zie ‘monsteranalyses’ hieronder). Dit type cochenille is zeer weinig lichtecht en het is dan ook de verwachting dat deze verf in de loop van de tijd sterk is verbleekt.

Broom werd op twee plaatsen aangetoond, namelijk in de lippen van de Arlésienne en in de

(ontkleurde) lichtroze toetsen in de achtergrond (analyseplaatsen 7 en 15). De aanwezigheid van dit element wijst op het gebruik van eosine, een pigment dat nog minder lichtecht is dan het hierboven genoemde cochenille. De analyses van het monster genomen van de roze toetsen in de achtergrond bevestigen de aanwezigheid van eosine (monster

2, zie ‘monsteranalyses’ hieronder).

Cadmiumgeel of -oranje gebruikte Van Gogh regelmatig in Parijs en is ook aangetroffen in drie andere schilderijen die Van Gogh kort nadat hij uit Parijs naar Arles was gekomen, nl. in februari en maart 1888, schilderde.143 In zijn latere schilderijen is dit pigment nog slechts één keer

gevonden144. Uit Van Goghs brieven is echter bekend dat hij cadmiumgeel of -oranje in deze periode niet bestelde. Het is daarom waarschijnlijk dat Van Gogh het cadmiumgeel gebruikt voor Portret van een oude Arlésiennemet zich meenam uit Parijs.

De elementsamenstelling van de retouches lijkt niet veel af te wijken van die van de originele verf. In het blauw van de retouche werd barium, waarschijnlijk van bariumsulfaat, en in de paarse retouche kwik, van vermiljoen, geïdentificeerd (analyseplaatsen 3 en 32 respectievelijk). Deze pigmenten komen niet voor in de originele blauwe verf van de jurk.

143 Dit zijn De Slagerswinkel (F389), Roze perzikbomen (Souvenir de Mauve) (F394) en Avenue of Plane trees near Arles station (F398).

144 Leone, B.; Burnstock, A.; Jones, C.; Hallebeek, P.; Boon, J.; Keune, K. The Deterioration of Cadmium Sulphide

Yellow

Artists’ Pigments. In Preprints of The 14th Triennial Meeting of ICOM International Committee for Conservation; 2005; Vol. 2, p. 803-813.

Samenvatting van de resultaten van de monsteranalyses Verfmonsterplaatsen: 2a/b Dwarsdoorsnede F390/1 F390/2 F390/3 Pigmenten in de verflagen

Wit Geel Oranje/Rood Groen Blauw Zwart

Zinkwit Loodwit Chroomgeel Gele oker? • Cochenille (Sn/Al/Ca/P) • Eosine (Al) • Loodmenie Schweinfurt groen Ultramarijn Kobaltblauw Pruisisch blauw Beenderzwart 1a/b 3

Discussie (monsteranalyses)

Voorlijming:

Het doek is voorgelijmd voordat de grondlagen werden aangebracht. De laag heeft een dikte van maximaal 50 µm en bevat wat calciumsulfaat of gips. Opvallend is dat tussen de voorlijming en de daarboven aangebrachte grondlaag een dun kaliumrijk laagje aanwezig is.

Grondlagen:

De grondering bevat loodwit, een klein beetje fijn bariumsulfaat en gele oker. Uit het beeld van teruggekaatste elektronen (BEI) blijkt dat de laag mogelijk in twee keer is opgezet. Van Gogh gebruikte doeken met hetzelfde type grondlaag voor een viertal Parijse werken: Wandelaars in park (F225) gedateerd op najaar 1886 en drie werken die hij schilderde in het voorjaar of de zomer van 1887 Gezicht vanuit Theo's appartement (F341, maart-april 1887), Voor een restaurant te Asnières (F321, mei-juni 1887) en Langs de Seine (F299, mei-juli 1887). Ook ligt de draaddichtheid van al deze doeken dicht bij elkaar. Het doek van Voor een restaurant te Asnières vertoont nog een overeenkomst met Portret van een oude Arlésienne; in de lijmlaag van dit werk werd namelijk – net als in Portret van een oude Arlésienne – ook de aanwezigheid van wat calciumsulfaat of gips aangetoond.

Verflagen:

Monster 1

De roodbruine verfstreek van het hoofdbord van het bed bestaat voornamelijk uit een organisch rood pigment op een tinhoudend substraat met mogelijk ook wat aluminium en/of calcium. De verf bevat zetmeelkorrels met een doorsnede van ca. 5 µm, waarschijnlijk rijstzetmeel. De voornaamste organisch rode kleurstof in de verf is vermoedelijk cochenille, hoewel dit niet kon worden

bevestigd met UPLC. De concentratie kleurstof was dermate laag dat identificatie met UPCL moeilijk was; alleen een zeer kleine hoeveelheid eosine – dat vanwege zijn sterke fluorescentie gemakkelijker in lage concentraties te detecteren is - werd geïdentificeerd.

Een verf van cochenille op een tinhoudend substraat met zetmeel gebruikte Van Gogh veelvuldig in Parijs vanaf begin 1887.145 In Arles en later lijkt Van Gogh dit type cochenille verf nauwelijks meer te hebben gebruikt.146 Tot nu toe werd deze verf alleen aangetoond in twee andere werken die Van Gogh niet lang na aankomst in Arles maakte: Gezicht op een charcuterie dat net als Portret van een oude Arlésienne van februari 1888 dateert en het recent ontdekte Zonsondergang bij Montmajour van juli 1888. Vermoedelijk werd dit type cochenille verf door Tanguy verkocht5 en nam Van Gogh de verf mee uit Parijs naar Arles.

Van deze cochenille verf is bekend dat hij weinig lichtecht is. Het monster is echter genomen van de verf onder het papieren plakband en was dus lange tijd afgeschermd van licht. Er is dan ook niet of nauwelijks ontkleuring van de rode verf waarneembaar in de dwarsdoorsnede.

Monster 2

145 M. van Bommel, M. Geldof and E. Hendriks, An investigation of organic red pigments used in paintings by Vincent

van Gogh (November 1885 to February 1888), in ArtMatters 3, Zwolle, 2005, p. 111-138

146 Muriel Geldof, Luc Megens and Johanna Salvant,Van Gogh’s palette in Arles, Saint-Rémy and Auvers-sur-Oise, in Van Gogh’s studio practice, 2013, p. 238-256.5 Ibid.

De perzik-roze verfstreek aan de bovenrand van het behang bestaat voornamelijk uit eosine op een aluminiumhoudend substraat gemengd met loodwit en wat zinkwit. Hoewel het monster is

genomen van onder het papieren plakband is toch duidelijk al enige ontkleuring van de rode laag zichtbaar in de dwarsdoorsnede- – dit in tegenstelling tot het monster genomen van het hoofdbord (#1); de bovenste circa 5 tot 10 micron van de laag is namelijk vrijwel wit. Deze kleurverandering heeft kennelijk al voor het aanbrengen van de tape plaatsgevonden en reflecteert de enorme lichtgevoeligheid van eosine.

Monster 3

De blauwe verf van jurk van de vrouw bestaat hoofdzakelijk uit een mengsel van ultramarijn, de witte pigmenten loodwit en zinkwit, en wat fijn rood pigment. Er is nauwelijks kobaltblauw aanwezig in de verf: slechts een enkel deeltje kon worden geïdentificeerd. Het nikkelgehalte van het kobaltblauw en de aan- of afwezigheid van fosfor – waarmee onderscheid tussen de

leveranciers Tanguy en Tasset et L’Hote zou kunnen worden gemaakt147 – kon daarom niet worden bepaald.

Het organisch rode pigment in de verf heeft een tinhoudend substraat en ook zijn weer zetmeelkorrels aanwezig; dezelfde verf als gebruikt voor het bed (#1) lijkt ook hier te zijn toegepast. Tevens is een enkel pigmentdeeltje eosine op en aluminium houdend substraat

geïdentificeerd, wat overeenkomt met het UPLC-analyseresultaat voor het monster genomen van het bed (#1). Het monster is genomen van onder het papieren plakband en er lijkt niet of nauwelijks verkleuring van de verf te zijn opgetreden. De verflaag is echter niet erg homogeen en de rode deeltjes zijn niet zo talrijk waardoor het moeilijk te bepalen is of er al dan niet ontkleuring van de verflaag heeft plaatsgevonden. Gezien het weinig lichtechte karakter van deze rode pigmenten is het waarschijnlijk dat elders in de jurk - waar de verf wel langdurig is blootgesteld aan licht - de verf van kleur is veranderd en nu meer blauw toont dan oorspronkelijk Van Goghs bedoeling was. De kleur van de grote retouches aan de onderkant van het schilderij zou in dat geval ook meer aansluiten bij de kleur van de verf waarmee Van Gogh de jurk schilderde.

Conclusie

Voor Portret van een oude Arlésienne gebruikte van Gogh voorgeprepareerd doek dat dezelfde kenmerken heeft als de doeken van een aantal Parijse werken; met name Voor een restaurant te Asnières (F321, mei-juni 1887) vertoont grote gelijkenis waar het de preparatielagen betreft. Dit suggereert dat Van Gogh het doek dat hij gebruikte voor Portret van een oude Arlésienne mogelijk met zich meebracht uit Parijs.

Ook het palet dat Van Gogh gebruikte voor Portret van een oude Arlésienne is zeer vergelijkbaar met het palet dat hij in zijn late Parijse werken toepaste. Waarschijnlijk nam hij ook (een aantal van) deze verven met zich mee uit Parijs. Voor zover nu bekend heeft Van Gogh cadmiumgeel en cochenille op een tinhoudend substraat met zetmeel in de loop van het jaar 1888 en daarna niet of nauwelijks meer toegepast.

Voor Portret van een oude Arlésienne gebruikte Van Gogh verven op basis van eosine en met tin gecomplexeerd cochenille. Beide pigmenten zijn zeer weinig lichtecht en hun aanwezigheid is dan ook de oorzaak van veel ernstige kleurveranderingen in het werk.

Bijlage II

Rapporten dradentellingen bedoekingsdoeken van Old Woman of Arles (1888, F390), Head

of a woman (1885, F70a), View of Arles with irises in the foreground (1888, F409), Great peacock moth (1889, F610), Reaper with sickle (1889, F687), Poppies and butterflies

(1890, F748), Roses and beetle (1890, F749), Wheatfield with crows (1890, F779)